Leeuwen

Leeuwen
Leeuwen Leeuwen Leeuwen Leeuwen Leeuwen Leeuwen

Plaats: Emmeloord

Locatie: Meldestraat

Kunstenaar: Bart van Hove

Materiaal: Natuursteen

Jaar: 1890


Beschrijving:

Toen Bart van Hove aan het eind van de 19e eeuw de vier liggende mannetjes leeuwen maakte bestond kunst in de openbare ruimte grotendeels uit bouwbeeldhouwkunst. Bouwbeeldhouwkunst wil zeggen ornamenten die waren opgenomen in de architectuur of toegevoegd zijn aan bruggen en dergelijke. De leeuwen ontwierp Van Hove voor de syphon bij Zeeburg. De bouw voor de syphon, die ontworpen was door ir. J. Kluit, werd op 29 maart 1888 aanbesteed voor een bedrag van ƒ 569.000,-, ongeveer € 260.000,-. De syphon, of grondduiker, is tussen 1888 en 1891 in opdracht van Rijkswaterstaat aangelegd en was bedoeld om het stadswater van Amsterdam via het Lozingskanaal onder het Merwedekanaal door in het Buiten-IJ te brengen en fris water in de grachten binnen te laten. De syphon bestond uit twee gemetselde hoofden met elk drie sluisopeningen. In iedere sluisopening bevonden zich 3 ijzeren kokers van 38,50 m lang, 1,52 m breed en 2 m diep die op de bodem lagen van het Merwedekanaal, de voorloper van het Amsterdam-Rijnkanaal. De vier gebeeldhouwde leeuwen waren als decoratieve elementen op de syphonhoofden aangebracht. De per stel gespiegeld liggende leeuwen flankeerden het kanaal. De fotograaf Gustaaf Oosterhuis, die werkte onder de naam van zijn vader pionier in de fotografie Pieter Oosterhuis, heeft de bouw van de syphon in een serie foto's vastgelegd. Op de eerste foto van 23 oktober 1888 is de funderingsput te zien. De hieronder getoonde foto, genomen op 15 september 1891, is de laatste uit de serie en toont de voltooide syphon. 

Gezicht op het binnensyphonhoofd, genomen vanaf het buitenhoofd.  Bron: wikipedia

In het artikel 'Bart van Hove' van John F. Hulk in Elseviers geïllustreerd maandschrift 9 (januari-juni 1899) is op blz. 9 te lezen: "De vier uit Franschen bergsteen gehouwen leeuwen, welke, liggende op hunne granieten voetstukken, de groote sluis van het Merwedekanaal bij Zeeburg een monumentaal karakter verleenen, geven een impressie van krachtvolle getuigen van den kunstenaar en diens doorwrochten kennis der natuur".

De 19e eeuwse beeldhouwers ontwierpen een beeld maar voerden het niet zelf uit. Zij leerden aan de academies van Antwerpen en Parijs dat boetseren in klei het enige waardige middel tot uitdrukking van een kunstwerk was. Van Hove maakte een schets in klei. Om het werk te bewaren werd het afgegoten in gips. Eerst een holle vorm. Door de holte vervolgens weer met gips te vullen kwam het gipsmodel tot stand. Het uitvoeren van het beeld in natuursteen werd aan assistenten overgelaten. Een leerling bracht de exacte vorm van het gipsmodel, punt voor punt met passer en punteerapparaat over in steen en deed het grove hakwerk. Vervolgens werd het beeld door een figurist gedetailleerd. Het Amsterdam Museum heeft een gipsmodel van de liggende leeuw in de collectie. Het model, met de rechter poot over de linker geslagen, is 33,2 cm lang, 16,5 cm breed en 22 cm hoog. Het gipsmodel was aangeboden aan ir. Jean Marius Frédéric Wellan (1834 - 1912). Het museum heeft ook een houten kistdeksel in zijn bezit van 36,8 x 20,7 x 2,2 cm (lxbxd). Uit de tekst op het deksel blijkt dat het gipsmodel (Voorzichtig te behandelen) op 23 juni 1890 per Van Gend en Loos van Amsterdam naar de Schoolstraat 6 in Utrecht is verzonden. De geadresseerde is den Heer Hoofd Ingenieur van den Waterstaat J.M.F. Wellan, onder wiens leiding het Merwedekanaal is aangelegd.

Door de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 werd de verversing van het Amsterdamse grachtenwater beïnvloed. Doordat er geen getijdenwerking meer was werd het biologisch evenwicht verstoord. Er moest een nieuw gemaal komen. De syphon werd in 1942 bij de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal buiten werking gesteld en vervolgens ontmanteld. Eind jaren 1940 doken de kunstwerken van Bart van Hove ineens in Emmeloord op. Op 27 januari 1949 maakte Jaap Potuyt (1919-2015), die van 1947-1984 als fotograaf werkzaam was voor de Directie Wieringermeer en later de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, een foto van de beelden. Het bijschrift luidt: "Vier monumentale leeuwen, vervaardigd door Bart van Hoven [Hove, red], afkomstig van Zeeburg (Amsterdam-Rijnkanaal). De bestemming van de beelden moet nog bepaald worden". Journalist Hans Alma bracht in november 1949 een bezoek aan de Noordoostpolder en schreef voor de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant en 't Nieuws voor Kampen een reportage over Emmeloord onder de titel 'Een stad van jonge mensen'. De Zwolse kunstenaar Teun van der Veen (1902-1991) vergezelde hem en verzorgde de illustraties bij het journalistieke verslag waarin te lezen was: "Aan de Zuidrand van Emmeloord liggen vier leeuwen. Ze staren even mysterieus en niet-begrijpend als Egyptische sfinxen naar een ver verschiet. […] De Zeeburgersluizen in Amsterdam-Oost werden een paar jaar geleden uitgebreid en daarna waren de vier machtige, gebeeldhouwde dieren, ginds niet meer nodig. De Noordoostpolder-directie kwam dit aan de weet, nam de sluisversiering over en verrijkte er in haar gedachten polderhoofdstad Emmeloord mee. En zo staan de beesten thans op een onschuldige plaats te wachten op het ogenblik, dat zij zullen meehelpen het grote centrumplein, 'De Deel' sfeer en waardigheid te geven". Van der Veen tekende de vier leeuwen op het opslagterrein aan de Kade (tegenwoordig Zuiderkade) met op de achtergrond de Guido de Brès school met den Bijbel, die aan de Nagelerstraat stond.

Tekening van Teun van der Veen uit 1949. Bron: de Stentor 6 september 2008

Op 29 december 1949 stond in 't Nieuws voor Kampen: "Emmeloord heeft sinds kort zijn eigen dierenpark. In Amsterdam werd een viertal leeuwen aangekocht voor de verfraaiing van het dorp. […]". Bij foto's die Potuyt op 16 juni 1950 van de leeuwen in opslag maakte staat o.a. in het bijschrift: "Deze beelden zullen gebruikt worden bij de bouw van de brug over de stadsgracht". In 1952 bestond de Noordoostpolder 10 jaar. Het jubileum was voor het personeel van de Directie Wieringermeer de aanleiding om het 'Leeuwenmonument' te laten vervaardigen, teneinde op die wijze de afsluiting van de eerste periode van ingespannen noeste arbeid voor de toekomst te symboliseren. Het ontwerp voor het monument werd in november 1951 gemaakt door Theo Verlaan, die sinds 1945 als architect-stedenbouwkundige in dienst was van de Directie Wieringermeer afd. Noordoostpolderwerken. Het 'Leeuwenmonument' werd in de laatste week van juni 1952 op De Deel geplaatst. Vogens de krantenberichten uit die tijd getuigde het opstellen van de leeuwen in het centum van Emmeloord van de levendige belangstelling van de ambtenaren van de Directie Wieringermeer in de polder, aan welke ontwikkeling zij dagelijks mochten meewerken. Het monument bestond uit een rechthoekig plateau waar op iedere hoek een leeuw lag. 

Op 9 september 1942 viel de Noordoostpolder officieel droog. Door de toenmalige oorlogsomstandigheden was hier destijds weinig aandacht aan besteed. Bij het 10-jarig bestaan van de polder wilde de bevolking dit feit niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Op initiatief van de Poldercommissie voor Algemene Belangen werd de stichting 'Tien jaar Noordoostpolder' in het leven geroepen, die van 2 t/m 5 juli 1952 een groots opgezette herdenking organiseerde. Op De Deel werden allerlei activiteiten georganiseerd. De tentoonstelling 'Land uit Zee' was daar één van. Het Leeuwenmonument stond bij de brug over de stadsgracht, voor de ingang van het tentoonstellingsterrein die gevormd werd door spanten van een Schokbetonschuur. 

Het heeft lange tijd geduurd voordat het monument helemaal gereed was. Pas tijdens een korte plechtigheid op 2 mei 1953 kon het 'Leeuwenmonument' door het Ambtenaren Comité Tien jaar Noordoostpolder aan de Directie Wieringermeer worden overgedragen. Volgens Theo Verlaan, voorzitter van het comité, was het niet zo eenvoudig geweest om de leeuwen op De Deel te 'verankeren'. Eén van de moeilijkheden was om de blokken natuursteen gezaagd te krijgen. Sinds 4 oktober 1951 was het Zandsteenbesluit van kracht dat, vanwege de giftige stoffen die bij de verwerking vrijkomen, het bewerken en verwerken van zandsteen verbood. Landdrost dr. ir. Sikke Smeding nam met erkentelijkheid als hoofd van de Directie Wieringermeer het geschenk in ontvangst. In zijn dankwoord zei Smeding: "Deze leeuwen staan hier niet slechts om het nageslacht te doen gedenken wat de Directie voor de polder in de eerste tien jaar van zijn bestaan heeft gedaan, maar om de herinnering levendig te houden aan hetgeen de Directie èn het personeel voor de polder heeft gedaan. De Directie is een tijdelijk begrip, daarom zullen wij, zodra de mogelijkheid zich voordoet, dit monument overdragen aan het gemeentebestuur van de gemeente Emmeloord, dat van meer blijvende aard is, althans wanneer hiertegen van de kant van de aanbieders geen bezwaren bestaan". De heer Verlaan gaf te kennen dat die bezwaren inderdaad niet bestonden. Bron: De Noordoostpolder, 't Nieuws voor Kampen.

De sokkels van de leeuwen waren bekleed met Bentheimer zandsteen dat in 1948 bij een opgraving in het 17e-eeuwse scheepswrak NR43 werd aangetroffen. Op de sokkels was de herkomst van de materialen evenals de schenking van het monument aan de Directie Wieringermeer door haar personeel gememoreerd. In 't Nieuws voor Kampen van 5 mei 1953 was te lezen dat in de sokkel van de leeuw die het dichtst bij de 'Leeuwenbrug' stond onderstaande tekst gegraveerd was:

HET MONUMENT WERD DE DIRECTIE VAN DE 
NOORDOOSTPOLDER AANGEBODEN DOOR DE
GEZAMENLIJKE AMBTENAREN BIJ DE HER-
DENKING VAN HET 10-JARIGE BESTAAN 
VAN DE NOORDOOSTPOLDER
9 SEPTEMBER A.D. 1952

Op de sokkel van de naastgelegen leeuw stond linksboven:

DEZE 4 LEEUWEN ZIJN AF-
KOMSTIG VAN DE "SYPHON"
TE ZEEBURG BIJ AMSTER-
DAM DIE IN 1942 BUITEN
GEBRUIK WERD GESTELD
  
en rechtsonder:
 
DE STEEN VAN DE BEKLEDING WERD
GEVONDEN OP KAVEL R 43 IN EEN
SCHEEPSWRAK UIT DE 17E EEUW
 
Toentertijd bestonden er ook plannen om de twee leeuwen, die het dichtstbij het plantsoen lagen, door een muur te verbinden waarop dan eventueel de geschiedenis van Emmeloord met korte inscripties betreffende de belangrijkste gebeurtenissen gebeiteld zouden kunnen worden.
 

Ontwerptekening Leeuwenmonument d.d 21 november 1951

Bron: Gemeentearchief Noordoostpolder, NL-EoGANOP-bd-1, inventarisnummer 1006

Op 15 oktober 1953 schreef landdrost Smeding een brief aan de Poldercommissie voor Algemene Belangen met een voorstel om de schenking van het 'Leeuwenmonument' aan de plaatselijke gemeenschap te aanvaarden. Hij besloot de brief met: "Alvorens hiertoe te besluiten zal ik gaarne Uw oordeel vernemen". Het Driemaandelijksch bericht betreffende de Zuiderzeewerken, 4e kwartaal 1953, vermeldt onder de kop "Aanvaarding 'Leeuwenmonument': Het 'Leeuwenmonument' op De Deel te Emmeloord, hetwelk het personeel van de Directie bij gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de Noordoostpolder in 1952 heeft laten vervaardigen, is door de Directie in eigendom en beheer aangeboden aan het openbaar lichaam. In overeenstemming met het gevoelen van de Poldercommissie voor Algemene Belangen heeft de Landdrost deze schenking aanvaard met dank aan de Directie en de oorspronkelijke gevers".

In de notulen van de vergadering van de Poldercommissie voor Algemene Belangen gehouden op 25 november 1953 wordt vermeld dat de minister van Binnenlandse Zaken zijn goedkeuring heeft gehecht aan de aanvaarding door het openbaar lichaam van de schenking van het 'Leeuwenmonument' op De Deel te Emmeloord. Bron: Gemeentearchief Noordoostpolder, NL-EoGANOP-bd-1, inventarisnummer 1006

Leeuwenmonument. Bron: ansichtkaartenvandezeebodem.nl

In 'De Noordoostpolder' van 31 juli 1963 stond onder de kop "Leeuwen gaan verhuizenDe 4 stenen leeuwen van Emmeloord zullen naar een andere plaats moeten verhuizen. Uit verkeerstechnisch oogpunt staan ze op de hoek van de Korte Dreef / Deel op een volkomen verkeerde plaats. Iedere - om de hoek van het voetstuk glurende - weggebruiker zal dit beamen. Wethouder v.d. Voort deelde in de gemeenteraadsvergadering mee dat over de verplaatsing contact is opgenomen met de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. In 1952 werden deze leeuwen - die voordien, min of meer vergeten, jarenlang tussen het riet ergens bij de Zuiderkade stonden - op hun tegenwoordige plaats gezet. Zij waren een geschenk van de ambtenaren aan de Directie van de Wieringermeer".

Tijdens de jaarwisseling van 1963 - 1964 "roofden" 5 jongens uit Luttelgeest als nieuwjaarsgrap het hoogwaterkanon van de zeedijk bij Blankenham. In het 'Nieuwsblad van het Noorden' stond op 11 januari het volgende: "Niemand minder dan Henric de Crane, eens roofridder van Kuinre en Blankenham, zal 18 januari naar Luttelgeest gaan om daar het kanon terug te eisen, dat in de oudejaarsnacht van de Blankenhammer Zeedijk is weggehaald om op de Brink in Luttelgeest te prijken. In zijn gevolg zal zich het muziekkorps van Blankenham bevinden - de laatste dijkwachter die met dit kanon heeft geschoten en dit nog eens zal laten knallen - en tal van historische figuren. In Luttelgeest zal ook de muziek klaar staan en zo belooft het een hele gebeurtenis te worden, waarvoor door Henric de Crane ook het gemeentebestuur van Noordoostpolder zal worden uitgenodigd. Henric de Crane zal laten blijken een dergelijke grap best te kunnen waarderen. De lieden, die het kanon van bijna tweeduizend kilo geruisloos hebben weten weg te halen, hebben een knap staaltje geleverd". In de nacht van 17 op 18 januari werd als genoegdoening door onbekenden één van de vier leeuwen van De Deel naar de dijk bij Blankenham vervoerd. Daar was hij voor smederij Van Seijen in Kerkbuurt geplaatst met een bord om zijn nek met het opschrift: 'mond en klauwzeer, besmet terrein'. Tijdens de feestelijke overdracht vond Burgemeester F.M. van Panthaleon baron van Eck van Noordoostpolder dat Blankenham het kanon slecht bewaakt had. "Nu krijgen jullie één van onze vier leeuwen: die kan dan in het vervolg goed op het kanon passen". In Emmeloord vond men het echter niet gepast dat de burgemeester iets weggegeven had dat ambtenaren in 1952 aan de polderdirectie hadden geschonken. Na overleg tussen de beide gemeenten werd de leeuw op een vrachtwagen door gemeentewerken naar Emmeloord teruggebracht. Op 24 januari was in 'De Noordoostpolder' het volgende te lezen: "Wat nu met de Leeuwen? Alle vier de leeuwen, die bij de leeuwenbrug te Emmeloord, de wacht plachten te houden, zijn weer verenigd. Bij het feest in Luttelgeest had het gemeentebestuur in een onbewaakt ogenblik één van deze trouwe obstakels aan de gemeente Blankenham geschonken. Intergemeentelijk overleg heeft geleid tot repatriëring van het dier. Ergens in de garage van Publieke Werken wachten de vier leeuwen op een nieuwe bestemming in het stadsplan van Emmeloord, want bij het kruispunt Leeuwenbrug worden zij niet meer geduld. Woensdag is men ook begonnen met de afbraak van de sokkels. De ambtenaren van de Directie schonken destijds bij het tien-jarig bestaan van de polder deze dieren aan de polderbevolking en ook gegeven leeuwen mag men niet in de bek kijken. Prof. van Emden, stedenbouwkundig adviseur van de gemeente, zal de Leeuwen een plaats moeten geven in het stadsplan, dat momenteel toch bestudeerd wordt in verband met de plaats van het definitieve raadhuis".

Emmeloordse leeuw bewaakt hoogwaterkanon op de dijk bij Blankenham. Bron: luttelgeest.nl

Omdat de leeuwen het uitzicht van het van de Korte Dreef komende verkeer belemmerde werd het monument half januari 1964 afgebroken. Een tweetal suggesties van de toenmalige directeur Publieke Werken voor een andere opstelling van de beelden, werd niet tot uitvoering gebracht. De leeuwen werden op de werf van Publieke Werken geplaatst. In maart 1964 werd een suggestie gedaan twee leeuwen langs de toegangsweg naar museum Schokland te plaatsen. Besloten werd dit plan voorlopig niet uit te voeren. Er werden nog andere voorstellen gedaan zoals aan weerszijden van de brug over de gracht, rondom de watertoren, bij het (toentertijd) toekomstige raadhuis en bij het sportterein in Emmeloord. Geen van deze ideeën werd verwezenlijkt. Bron: Gemeentearchief Noordoostpolder, NL-EoGANOP-bd-1, inventarisnummer 1006

Als oudejaarsstunt werd in de oudejaarsnacht van 1964 op 1965 één van de leeuwen van de Gemeentewerf aan de Nijverheidsstraat meegenomen naar Kraggenburg. Na de sucsesvolle roverij kwam bij de gemeente het verzoek binnen voor een tweede leeuw. Sindsdien waken de leeuwen over Kraggenburg. De andere twee bleven achter in de opslag. Op 23 maart 1965 deed de Vereniging Dorpsbelang Tollebeek het verzoek om de overgebleven leeuwen aan de toegangswegen van Tollebeek te mogen plaatsen. Dit verzoek werd niet door de gemeente ingewilligd omdat er plannen waren voor eventuele plaatsing van de leeuwen bij het nieuwe politiebureau aan het Harmen Visserplein. Ook deze plannen vonden geen doorgang. Op de drempel van 1968-1969 bleek maar weer eens dat de leeuwen aantrekkelijke objecten waren om ter gelegenheid van de jaarwisseling te verplaatsen. Op oudejaarsavond werden de twee leeuwen door jongeren overgebracht van de werf van Publieke Werken naar het toegangspad van jeugdsoos De Klos, die als onderdeel van de stichting Clubhuiswerk gehuisvest was in het voormalige administratiecentrum van de Amro-bank aan de Meldestraat, dat begin 1968 door de gemeente voor ƒ 200.000,- was aangekocht. Nadat ze een aantal maanden het pad naar de jeugdsoos hadden geflankeerd werden de majestueuze leeuwen eind augustus 1969 door de gemeente aan weerszijden van het plantsoen aan de Meldestaat geplaatst waar ze tegenwoordig nog liggen. Bronnen: Gemeentearchief Noordoostpolder, NL-EoGANOP-bd-1, inventarisnummer 1006 en De Noordoostpolder januari en augustus 1969.

Op 6 augustus 2009 meldde de Stentor dat de leeuwen wellicht terug zouden komen op De Deel. Maar niet de originele leeuwen maar replica's kwamen op De Deel te staan. Op 26 januari 2010 werd de leeuw die op de hoek van de Meldestraat en de Duizendknoopstraat ligt van zijn plek getakeld om voor 'nageslacht' te zorgen. Van de leeuw werd een mal gemaakt die gebruikt is om 4 betonnen leeuwen te gieten voor het kunstwerk 'Lion Noir' dat in april 2010 bij de Poldertoren is geplaatst. Toenmalig burgemeester Willem ridder van Rappard vertelde destijds dat de gemeente aanvankelijk wel had overwogen om de originele leeuwen bij de Poldertoren te plaatsen. "Ze stonden bij de Meldestraat tussen het struikgewas. Toen een delegatie van de gemeente er naartoe ging om te kijken of ze herplaatst konden worden, kwamen er meteen omwonenden op af om te vragen wat wij met hun leeuwen moesten. Daarop hebben wij maar besloten om replica’s te laten maken voor bij de Poldertoren".

In 2015 is er een nieuw hoofdstuk aan de leeuwengeschiedenis toegevoegd. Sluiseiland Zeeburg maakte deel uit van het sluizenstelsel van Amsterdam. Het eiland, van 300 m lang en 50 m breed, was indertijd bedoeld als extra bescherming bij hoog water vanaf IJmuiden. Omdat Sluiseiland Zeeburg sinds de aanpassingen aan de zeesluis IJmuiden geen waterkerende functie meer had en het in de weg lag voor de steeds groter wordende schepen, startte Rijkswaterstaat in 2013 met het verwijderen van het eiland. Herman van Dijk, medewerker van Rijkswaterstaat, kwam er in die tijd bij toeval achter dat tot 1942 vier leeuwen bij de sluis hadden gelegen. Hij vroeg zich af waar de leeuwen van Zeeburg toch gebleven waren en of het mogelijk zou zijn deze leeuwen bij de grote renovatie van de ingang van het Amsterdam-Rijnkanaal terug te plaatsen. Via het artikel "Amsterdamse leeuwen in de Noordoostpolder" in het blad 'Schatten van de schappen' nr 3. 2007, kwam hij achter hun verblijfplaats. Voor de tweede maal gaf Rijkswaterstaat opdracht om leeuwen te vervaardigen. Met de mal van het kunstwerk 'Lion Noir' heeft de firma Nimis Beton uit Cruquius eind 2014 vier betonnen replica's gegegoten. Op 25 november 2015 werd het project sluiseiland Zeeburg afgerond. De plaatsing van de vier leeuwen op de historische plek ter hoogte van het voormalig sluiseiland markeerde de voltooing. Na 73 jaar afwezigheid liggen de monumentale leeuwen weer twee aan twee aan beide kanten van het Amsterdam-Rijnkanaal, boven de huidige syphon. Er is wel een verschil. Destijds lagen aan weerszijden van ieder syphonhoofd twee natuurstenen leeuwen die elkaars spiegelbeeld waren en ook de leeuwen die recht tegen over elkaar aan weerszijden van het kanaal lagen waren pendanten. De betonnen leeuwen die er tegenwoordig liggen zijn identiek aan elkaar, alle vier hebben de rechter voorpoot over de linker geslagen. Bedroeg de afstand tussen de leeuwenkoppels vroeger zo'n 50 m, tegenwoordig worden ze door 100 m water van elkaar gescheiden. Lees voor meer informatie dit artikel uit IJopener december 2015. 

 

Met dank aan Evelien Vermeeren-de Jonge, gemeentearchivaris bij de gemeente Noordoostpolder, voor het toezenden van de archiefstukken.

Kunstenaar

Bartholomeus Johannes Wilhelmus Maria (Bart) van Hove is geboren op 17 maart 1850 in Den Haag. Zijn vader Johannes Hubertus van Hove en grootvader Bartholomeus Johannes van Hove, waren kunstschilder. Zijn vader wilde dat hij een opleiding bij de marine volgde. Tijdens deze opleiding volgde hij avondlessen tekenen en boetseren aan de Akademie van beeldende kunsten in Den Haag onder leiding van beeldhouwer A.E. Lacomblé. Nadat van Hove op een tentoonstelling met een door hem gemaakte buste van zijn grootvader in de prijzen viel, kreeg hij van zijn vader toestemming om zijn roeping te volgen.

Van 1870 tot 1874 studeerde Bart van Hove in Antwerpen aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten. Vervolgens studeerde hij dankzij een Koninklijke Subsidie voor de Schilderkunst van Z.K.H. Prins Hendrik tot 1878 aan de “Ecole des Beaux-Arts” in Parijs o.l.v. P.J. Cavelier. Het contact met de koninklijke familie dateert al uit zijn studietijd. Zo maakt hij rond 1870 een portret van prinses Amalia, de vrouw van Prins Hendrik, en een portretbuste van de prins na diens overlijden in 1879. Na zijn studie in Parijs maakte Van Hove een studiereis naar Italië. In 1882 vestigde Bart van Hove zich als kunstenaar in Amsterdam en maakte in opdracht van architect J. Cuypers de timpaaninvullingen van de vensters van het Rijksmuseum en later nog enkele beelden. In 1885 werd hij leraar op de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam. Van 1889 tot 1890 was hij daar directeur. Hij onderwees in de traditie van de Belgisch-Franse academische opvattingen, gebaseerd op regels en normen uit de Renaissance. Van 1900 tot zijn dood was van Hove hoogleraar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Van Hove was de laatste vertegenwoordiger van de door Frankrijk geïnspireerde academische beeldhouwkunst in de 19e eeuw. Op 9 februari 1914 stierf Bart van Hove vrij plotseling aan de gevolgen van suikerziekten, op 63-jarige leeftijd in zijn woonplaats Amsterdam.

Bart van Hove maakte vooral portretbustes en standbeelden. Ook maakte hij beelden voor de gevel van het Rijksmuseum en het Centraalstation, een beeldengroepen aan de Sint Nicolaaskerk, het Sint Bernardusgesticht en het Barlaeus-gymnasium in Amsterdam. De beeldengroepen van de op 20 februari 1890 afgebrande Stadsschouwburg waren eveneens van de hand van Van Hove. Twee van de geredde beelden, 'Muziek' en 'Vreugde en Komedie', stonden van 1950 tot 1987 in de tuin van het Beatrixoord, een herstellingsoord aan het Oosterpark. Uiteindelijk belandden ze op de gemeentewerf waar ze door het stadsdeel teruggevonden werden. In overleg met de directeur van de stadsschouwburg werd 'Komedie' in 1994 gerestaureerd en teruggeplaatst op het dak van de huidige stadsschouwburg. 'Muziek en Vreugde' werd in 1996 gerestaureerd en achter het voormalige stadsdeelkantoor aan de Linnaeusstraat geplaatst. Bron: Kunstwacht Amsterdam

Bart van Hove heeft de legpenning ontworpen die vervaardigd is ter gelegenheid van de inhuldiging van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina op 6 september 1898. Daarnaast maakte hij veel monumenten waaronder dat van Mgr. F. Hamer in Nijmegen, het standbeeld van Willem Lodewijk van Nassau-Dietz (1906) in Leeuwarden, het monument van Jan van Schaffelaar in Barneveld. In Zwolle is de rijk geornamenteerde wapensteen (1898) boven de hoofdingang van de voormalige Statenzaal van het Gouvernementshuis van de provincie Overijssel met een voorstelling van het rijkswapen geflankeerd door twee vervaarlijke leeuwen van de hand van Van Hove 

Bart van Hove ontwierp ook een monument ter nagedachtenis aan dr. Gerardus Frederik Westerman (1807 - 1890) de eerste directeur van de Amsterdamse dierentuin Artis die samen met J.W.H. Werlemann en J.J. Wijsmuller deze eerste dierentuin van Nederland stichtte. Het gedenkteken verbeeldt de lijfspreuk van de dierentuin 'Natura Artis Magistra', Latijn voor 'De natuur is de leermeesteres van de kunst'. Het monument is een zuil van 7 m hoogte. Aan de voorzijde van de zuil, aan de voet, staat een vrouw, die met de rechterhand wijst op een liggende leeuw. De beelden zijn de belichaming van de gedachte 'Natura Artis Magistra.'. De kritiek op het monument was niet mis zoals blijkt uit het citaat uit het architectuur- en bouwtijdschrift van architectuurgenootschap Architectura en Amiciatia, 'De Opmerker': "De voornaamste fout, waaraan dit werk zijn fiasco heeft te danken, is het totaal gemis aan goede architectuur. Blinkt het vrouwefiguur al niet door bijzondere schoonheid uit, de leeuw mist totaal alle aantrekkelijkheid en gelijkt nog meer op een oudenman, dan zoals Hildebrand zegt dat een leeuw er in een beestenspel uitziet. Hoe is het mogelijk, vlak voor de galerij der wilde dieren, waar men een prachtige leeuw in natura kan bewonderen, zulk een parodie op dit edele dier te plaatsen. Arme kunst, die zulk een natuur tot leermeester heeft". De liggende leeuw op het Westerman monument vertoont grote gelijkenis met de leeuwen die Van Hove in 1890 ontwierp voor de syphon van Zeeburg die in Elseviers geillustreerd maandschrtift beschreven werden als "een impressie van krachtvolle getuigen van den kunstenaar en diens doorwrochten kennis der natuur". Het gedenkteken voor G. F. Westerman, dat op 21 augustus 1891 onthuld werd, is in 2002 als rijksmonument in het Monumentenregister opgenomen.