Gevelreliëf voormalig Postkantoor
Plaats: Emmeloord
Locatie: Julianastraat 41
Kunstenaar: A. Komter / Berend Hendriks
Materiaal: baksteen / beton en mozaïeksteentje
Jaar: 1952 / 1954
Beschrijving:
Op 11 april 1952 heeft de Directie Wieringermeer afd. Noordoostpolderwerken namens het hoofdbestuur van de P.T.T. het bouwen van een post- en telegraafkantoor gegund aan fa. P. Frölich en Zn aannemers te Harlingen voor ƒ 378.626,-. Het postkantoor, officieel Rijkstelefoonkantoor, met aangebouwde telefooncentrale kwam tot stand naar een ontwerp van architect Auke Komter. De gevels van het postkantoor zijn opgetrokken uit rode baksteen. Het gebouw is opgebouwd uit een aan de buitenkant zichtbare betonconstructie. Deze verdeelt de voorgevel in drie verticale vlakken. De heldere symmetrie van de voorgevel is typerend voor de vormgeving van de wederopbouwperiode in Nederland. Omdat de gevel geen dragende functie heeft, was het mogelijk om het midden van de inspringende gevel te voorzien van siermetselwerk in koppenverband. Vooral in de eerste jaren na de oorlog werd baksteenreliëf toegepast als accentuering van de belangrijkste façade of de ingangspartij van een gebouw. De verbondenheid van kunst met architectuur was kenmerkend voor de wederopbouwperiode.
Wilde je in de begin jaren bellen, dan moest je eerst contact opnemen met het Rijkstelefoonkantoor. Voor de introductie van de automatische telefooncentrale liepen alle gesprekken via telefonisten. De oproeper gaf aan de telefonist de naam en telefoonnummer door van de persoon die hij/zij wenste te spreken. De telefonist bracht de gewenste verbinding tot stand. Met de ingebruikname van de telefooncentrale op 13 juli 1954 werd de Noordoostpolder aangesloten op het automatische telefoonnet. Dat moest voor iedereen zichtbaar zijn. De wettelijke percentageregeling beeldende kunst bood hiervoor de ruimte. De PTT besloot al in 1938 om 1,5 tot 2 % van de bouwsom aan kunst te besteden. In 1945 werd de Dienst Esthetische Vormgeving (DEV) van het staatsbedrijf der PTT opgericht die verantwoordelijk was voor alle representatieve uitingen van de PTT. Binnen de DEV werd door de PTT een speciale functionaris voor zaken betreffende beeldende kunst in en aan gebouwen aangesteld. Tijdens de officiële opening van het postkantoor op 2 december 1953 werd bekend dat Berend Hendriks van de DEV de opdracht had gekregen om een gevelreliëf te maken dat op de voorgevel, boven de hoofdingang, geplaatst zou worden. Hendriks was lid van de Vereniging van beoefenaars van de Monumentale Kunsten (VbMK) die opdrachtgevers en kunstenaars met elkaar in contact bracht. Ook kunstenaar en postzegelontwerper Chris de Moor, die van 1951 tot 1964 ethisch adviseur was bij de PTT, was lid van de VbMK. Wellicht dat dit van invloed is geweest op het verkrijgen van deze opdracht.
Het gevelreliëf heeft een figuratieve voorstelling en is samengesteld uit negen betonnen onderdelen. Het betonreliëf is een naoorlogse kunsttechniek die voor het eerst in 1950 door de Zwitsers-Franse architect Le Corbusier is toegepast. Hendriks combineerde het betonreliëf met mozaïek. Het beton werd gestort in een gipsen mal, met daarin de voorstelling in spiegelbeed. Na het uitharden werd de mal verwijderd en vond het inleggen van het mozaïek plaats. Dat kan steentje voor steentje met de hand of het kan in spiegelbeeld met Arabisch gom op papier geplakt worden, waarna het in de mortel gedrukt wordt. Met blauwe, rode, roze, witte en zwarte mozaïeksteentjes zijn een vrouwenfiguur en duiven vormgegeven. De overige delen hebben een gladde toplaag. Nadat het reliëf afgewerkt was zijn de elementen voor het siermetselwerk bevestigd. Het betonreliëf is een goed voorbeeld van kunst uit de wederopbouw, een belangerijke periode uit de Nederlandse cultuurgeschiedenis. Het waren niet alleen jaren van schaarste en herstel, maar ook een periode van optimisme, vernieuwing en groeiende welvaart. Het kunstwerk is vooral bedoeld om de functie van het gebouw te benadrukken. De vrouw, die ontspannen zit te telefoneren, verwijst naar de voor die tijd hypermoderne telefooncentrale, de vliegende postduiven naar het postkantoor. Het reliëf is plat, de suggestie van ruimte heeft de kunstenaar verkregen door overlapping toe te passen. Het kunstwerk ademt de sfeer uit van optimisme, gedrevenheid en vooruitgang, die de naoorlogse jaren kenmerkt. Omdat het gevelreliëf later is toegevoegd vormt het, in tegenstelling tot de baksteendecoratie, geen constructieve en architectonische eenheid met het gebouw.
Eveneens typerend voor de wederopbouwperiode is de toepassing van kunst in het interieur die aansluit bij de functie van het gebouw. Boven de ingang bevindt zich een kunstwerk van de beeldhouwer Fred Carasso (1899-1969) uit Amsterdam. Hij heeft enkele naaktfiguren afgebeeld. Allereerst een vrouw in liggende houding die postduiven loslaat. Iets hoger nog een vrouw die eveneens duiven loslaat. Dan een ster als symbool van alle windstreken waarheen de post verzonden wordt. Nog iets meer naar boven is een atletisch figuur afgebeeld. Hij beeldt de snelheid uit waarmee de verzending van de post geschiedt terwijl daarboven de zon wordt uitgebeeld. Berend Hendriks maakte op de achterwand een schildering. De hoofdkleur is blauw, variërend van blauw-grijs tot blauw-groen. Een symbolische uitbeelding van de taak van de post in heden en verleden. Aan de linkerzijde van de wand staat een afbeelding van schepen onder water. De netten daarbij drukken uit wat de zee genomen heeft en wat er na de drooglegging weer aan het licht is gekomen. Iets meer naar het midden zijn drie generaties afgebeeld. Een grootmoeder met op haar schoot een kleinkind. Haar dochter staat met een brief in haar hand. Aan de andere kant staat haar man verlangend uit te kijken naar bericht van zijn vrouw. De man is een symbool van de tegenwoordige tijd, hij bevindt zich midden in het nieuwe land, waar Nemahospanten zichtbaar zijn, geconstrueerde houten spanten zoals die bijvoorbeeld gebruikt zijn bij de bouw van het postkantoor. Een ploeg en andere landbouwwerktuigen completeren het beeld van toentertijd. Bij een verbouwing in 2007-2009 is een verlaagd plafond aangebracht waardoor de kunstwerken aan het oog zijn onttrokken.
Interieur postkantoor met op de achterwand de schildering van Berend Hendriks. Bron: Collectie Nederland.
In de nacht van 10 op 11 juni 2005 werd het gevelreliëf bedekt met een roetlaag. De luifel boven de ingang stond rond middernacht in brand. De brandweer had de brand snel geblust. Binnen het postkantoor bleef de schade beperkt tot een beetje waterschade. Het gebouw heeft geen monumentenstatus. Daarmee zijn de kunstelementen kwetsbaar. Deze kunstwerken zijn deel van het erfgoed van de Noordoostpolder, een belangrijk en tastbaar stukje geschiedenis. Als het gebouw gesloopt wordt, verdwijnen daarmee ook de monumentale wederopbouwkunstwerken.
Bron ansichtkaart: ansichtkaartenvandezeebodem.nl. Met dank aan Jan de Jong voor de toestemming de kaart te mogen gebruiken.
Kunstenaars
Auke Komter werd op 16 mei 1904 in Leeuwarden geboren als zoon van de koopman Egbert Komter en Aafje van der Mey. Vader Komter was vennoot in het bedrijf B.J. Kuipers & Co dat bestond uit een bierpakhuis en bierhandel en hij wilde dat zijn zoon de zaak uiteindelijk over zou nemen. Vandaar dat Auke van 1921 - 1923 naar de Hogere Handelsschool in Deventer ging. Op 18-jarige leeftijd besloot Auke Komter vervolgens architect te worden. Hij leert het vak van architect in de praktijk en begint zijn opleiding bij het architectenbureau van Doeke Meintema (1877-1935) in Leeuwarden. Vervolgens werkte hij twee jaar bij Jan Duiker (1890-1935), een vertegnwoordiger van het Nieuwe Bouwen. Het werken met nieuwe constructietechnieken zoals het gebruik van een skeletconstructie van gewapend beton maakt Auke Komter zich in de periode bij Duiker eigen. Op het bureau van Albert Boeken (1891-1951) in Amsterdam vervolgde hij tussen 1928 en 1930 zijn opleiding. Boeken kende de Frans/Zwitserse architect Le Corbusier (1887-1965), bij wie Komter zijn opleiding afrond, persoonlijk. Vanaf 1931 was Auke Komter zelfstandig architect en meubelontwerper.
Van 1946 - 1956 was Komter voorzitter van het genootschap Architectura et Amicitia, dat zichzelf ten doel stelde een podium te bieden aan begaafde jonge architecten en het architectonische leven in het land te stimuleren. Daarnaast was hij van 1950 - 1959 voorzitter van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Na de Tweede Wereldoorlog ontwierp Komter een aantal herdenkingsmonumenten voor de gevallenen van de oorlog. Zo ontwierp hij samen met Gerard Holt in 1945 de Eerebegraafplaats in de duinen in Overveen. Verder deed hij mee aan de prijsvraag voor het Monument voor de gevallenen in Eindhoven en ontwierp hij samen met Ad van der Steur het tijdelijke monument op de Dam, de voorloper van het Nationale Monument van architect Jacobus Johannes Pieter Oud en beeldhouwer John Rädecker. Eind jaren 1930 tot in de jaren 1950 werd Komter sterk geïnspireerd door het werk van de Delftse School en werd zijn werk traditioneel in verschijningsvorm. Door het gebruik van sietmetselwerk en muurschilderingen zijn deze ontwerpen wel uitbundiger dan het werk van leden van de Delftse School. Auke Komter gebruikt daarnaast ook een zeer moderne en functionele plattegrondindeling.
Auke Komter werkte in projecten vaak samen met verschillende beeldend kunstenaars. Zo werkte hij regelmatig samen met de veelzijdig kunstenaar Berend Hendriks. De eerste keer was in 1952 toen Hendriks een wandschildering in het door Komter ontworpen postkantoor in Emmeloord aanbracht. In 1954 maakte Hendriks voor het café‐restaurant de Rotonde in Zandvoort een muurschildering. In 1955 vervaardigde Hendriks een gevelreliëf voor het postkantoor in Emmeloord. In 1958 verfraaide Hendriks het huis van de familie van der Meyden met een mozaïek bestaande uit een kleurrijke afbeelding (naar ontwerp van Komter) van een bouwvakker die het huis aan het metselen was. In dezelfde periode (1957‐1961) werkte Hendriks ook mee aan het Christelijk Lyceum Almelo.
Auke Kompter overleed op 24 oktober 1982 in Amsterdam.
Berend Hendriks is op 9 juli 1918 in Apeldoorn geboren. Hendriks was zoon van een boomkweker en moest net als zijn vader boomkweker worden. Hij volgde de tuinbouwschool in Boskoop, maar koos uiteindelijk voor een loopbaan in de beeldende kunst. Hij volgde een opleiding aan de Rijksnormaalschool voor tekenleraar in Amsterdam. Aanvankelijk werkte hij als schilder, maar nadat hij onder invloed kwam van het constructivisme legde hij zich toe op monumentaal werk. Tijdens de oorlogsjaren werd hij opgeleid tot monumentaal kunstenaar aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar hij les kreeg van proffessor Heinrich Campendonk, de grondlegger van een in ons land nieuwe monumentale traditie. De afdeling monumentale kunst richtte zich in die periode op de inbreng van kunst in gebouwen. Na zijn opleiding ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig kunstenaar. Hendriks behoorde tot de figuratief werkende Realisten die traditionele decoratieve toevoegingen maakten. Later werd zijn werk abstracter en expressionistischer. Na de oorlog zag Hendriks het als een taak van de monumentaal werkende kunstenaar om uitdrukking te geven aan de idealen van het samengaan van architectuur met de dienstbaarheid aan de samenleving. In de periode 1949 – 1965 voerde hij meer dan honderd monumentale opdrachten uit in verschillende technieken. Zijn specialiteiten waren: glas-in-lood, glas-in-beton, glasappliqué, glas- en baksteenmozaieken, wandschilderingen, mozaïeken, sgraffito’s, linoleumintarsia’s, wandkleden en sculpturen in beton en metaal. In de jaren vijftig was Hendriks één van de weinige kunstenaars, misschien wel de enige, die zich bezighield met glas in betonramen. Glas-in-loodramen, glas-in-betonramen en glasappliqué ramen maakten de helft van het monumentale werk uit. In de bloeitijd had Hendriks in zijn eigen atelier vijf medewerkers in dienst die hielpen de werken uit te voeren. Bij veel bouwopdrachten o.a. van het architectenbureau Nielsen, Spruit en Van der Wielen, werd hij als kunstenaar betrokken.
Begin jaren zestig begon Berend Hendriks teleurgesteld te raken over de resultaten van de samenwerking tussen beeldend kunstenaars en architecten. Bij het tienjarige bestaan van de Vereniging van Beoefenaars der Monumentale Kunsten in 1962 constateerde hij: "Tien jaren na de oprichting doet het vele dat tot stand is gekomen, en ook wat niet bereikt is, ons beseffen dat van het aanvankelijke idealisme van het begin niet veel is overgebleven. De idealen van vorige generaties zijn niet meer de onze". De tijdgeest veranderde, de ontkerkelijking zette zich in en de wederopbouw was geleidelijk aan voltooid. Hendriks hief zijn atelier voor monumentale kunst op en verbond zich van 1965 tot 1983 als docent monumentale vormgeving aan de kunstacademie in Arnhem. Samen met collega docent Peter Struycken ontwikkelde hij een nieuwe visie op kunst voor de openbare ruimte. Hun omgevingsvormgeving werd een nieuw specialisme, dat landelijk ingang vond. Hendriks en Struycken beoogden een functionele samenhang tussen kunsttoepassing en gebouw of omgeving. Kunst moest niet alleen verfraaien, maar vooral een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de plek. Daarbij moest rekening gehouden worden met de functie van de ruimte en de belevingswereld van de gebruiker. Tijdens zijn docentschap vond Hendriks hernieuwde inspiratie als kunstenaar, waarbij hij veelvuldig terugviel op oud testamentische thema’s. Vooral het gevecht van Jacob met de engel intrigeerde hem. Het is een regelmatig weerkerend thema in zijn werk. Het werk van Hendriks groeide in de loop der jaren naar een meer abstracte vormgeving toe. Hij ontwierp niet langer herkenbare religieuze figuren, maar richtte zijn aandacht op de pure verhoudingen tussen vorm en kleur. Zowel in zijn monumentale werken als in series autonome werken onderzocht hij de werking die kleurpatronen, geometrische vormen, ritmes en bewegingen op elkaar hebben.
In de Noordoostpolder heeft Berend Hendriks ramen ontworpen voor de Nederlands Hervomde kerk in Ens (1952), voor het Protestants Kerkcentrum in Kraggenburg (1954), voor de Hervormde kerken in Luttelgeest, Creil (1956/57) en Nagele (1959/60) en wandschilderingen in- en een reliëf aan het voormalige postkantoor met aangebouwde telefooncentrale in Emmeloord (1952-1954). In Ens is ook een baksteenmozaïek van zijn hand (1952). In Almere staat het autonome kunstwerk 'De Kus' uit 1984.
Hendriks overleed op 79-jarige leeftijd op 6 augustus 1997 in Arnhem.