Carillons
Carillons in Flevoland
Al eeuwenlang is een eigen stadscarillon statussymbool van belangrijke steden. Het carillon, ook wel beiaard of klokkenspel genaamd, is onlosmakelijk verbonden met de Lage Landen. Al vanaf het begin van de 16e eeuw spelen beiaardiers op gestemde klokkenreeksen. De klank van de allereerste carillons was allerminst perfect. Pas in de 17e eeuw wisten twee Amsterdamse klokkengieters, François en Pieter Hemony, de eerste zuivere carillons te vervaardigen. Als de Hemony’s overlijden raakt de kunst van het gieten en zuiver stemmen van klankrijke beiaardklokken in verval. Het duurt tot de 20e eeuw voordat de beiaardkunst opnieuw tot bloei komt.
In alle gemeente van Flevoland, met uitzondering van Urk, zijn op gezette tijden de klanken van een carillon te horen. Het oudste carillon van de provincie bevindt zich in Emmeloord (1959). In 1979 werd een beiaard gegoten voor Almere Haven, in 1980 gevolgd door de provincie hoofdstad Lelystad. Almere Stad en Almere Buiten kregen in 1985 een carillon, Zeewolde in 1986 en Dronten in 1989. Geen van de carillons is hetzelfde. Ze verschillen in timbre, gewicht, klokkenaantal, klavier, uitklinktijd, ophanging, verbinding, enz. Ook de torens die ze huisvesten zijn bepalend voor de klankvorming.
Een carillon is het grootste en zwaarste muziekinstrument ter wereld. Het bestaat uit een reeks chromatisch (steeds een halve toon verspringend) gestemde bronzen klokken, die in rijen in een toren zijn opgesteld. Het klokkenspel wordt met een zogenoemd stokkenklavier, bestaande uit een manuaal en een pedaal, door de beiaardier bespeeld. Het klokkenklavier is gegroepeerd als de toetsen van een piano of orgel. De houten stokken worden met de handen bespeeld en de pedalen met de voeten. Vanwege het zware gewicht van de klepels is het niet mogelijk de toetsen met de vingers in te duwen. Het manuaal moet met de vuisten bespeeld worden, daarom staan de toetsen verder uit elkaar dan bij een piano of orgel. Zowel de toetsen van manuaal als pedaal scharnieren achteraan het klavier. De toetsen gaan ongeveer 5 à 6 cm diep om het verschil tussen de zachtste en de luidste toon te kunnen controleren. De toetsen van het klavier zijn door stalen kabels verbonden met de klepels van de respectievelijke klokken. Vanaf de speeltafel lopen kabels naar boven, naar de klokken. De klepel hangt aan de binnenkant van de klok en wordt door het aanslaan van een toets onderaan tegen de klokwand getrokken. De klok zelf beweegt niet. De diameter en het profiel van de klok bepalen de toonhoogte en de klank. Hoe groter de klok, hoe lager de toon die hij voortbrengt. De grootste klokken worden met de voeten bespeeld. De beiaardier kan de klokken fluisterend zacht laten klinken, of juist overweldigend hard. Dat maakt een carillon zo boeiend om te beluisteren. Naast het handmatig bespelen van de klokken kunnen zij ook tot klinken worden gebracht door een automaat of computer. Een belangrijk verschil tussen het handmatig bespelen van de klokken en de automaat is het feit dat een automaat geen verschil in hard en zacht kan maken.
In een grote hoge toren hangt bij voorkeur een instrument dat is samengesteld uit zware, laag klinkende klokken. In een kleine toren hangt vaak juist een licht spel. Beide beiaardtypes hebben hun beperkingen en kwaliteiten. Een zware beiaard leent zich voor de uitvoering van romantische Vlaamse muziek, terwijl een lichter instrument weer beter geschikt is voor barokmuziek. Het bespelen van een carillon, de zogenaamde beiaardcultuur, is in augustus 2019 toegevoegd aan de lijst van immaterieel erfgoed.
Klik op een plaatje om naar de beschrijving te gaan.