Boogbruggen stadsgracht

Boogbruggen stadsgracht
Boogbruggen stadsgracht Boogbruggen stadsgracht Boogbruggen stadsgracht Boogbruggen stadsgracht Boogbruggen stadsgracht Boogbruggen stadsgracht

Plaats: Emmeloord

Locatie: Korte en Lange Dreef

Maker: Directie Wieringermeer

materiaal: baksteen, beton

Jaar: 1952 - 1959


Beschrijving:

Het eerste stedenbouwkundig ontwerp voor Emmeloord dateert uit 1941 en is gemaakt door het architectenbureau Granpré Molière, Verhagen en Kok. Het Oudhollandse stadje, compleet met grachtjes en boogbruggetjes, was het ideaalbeeld van deze archtiecten. Omdat er vanwege de oorlogsomstandigheden weinig bouwactiviteiten waren had de bouwkundige afdeling veel tijd beschikbaar voor studie. Van 1942 tot 1948 was architect-stedenbouwkundige ir. J.C. (Cees) Pouderoyen, leerling van Granpré Molière, werkzaam bij de bouwkundige afdeling van de Directie Wieringermeer. Hij werd belast met de verdere planvorming van Emmeloord. In een schetsontwerp in het voorjaar van 1943 introduceerde Pouderoyen een grachtenstelsel, waarmee het langgerekte centrum duidelijk van de omliggende woonwijken gescheiden werd. In het najaar van 1943 zijn de grachten om economische en functionele redenen deels uit het ontwerp verdwenen. Niet minder dan 50 variantplannen zijn er voor Emmeloord gemaakt. In 1947 werd de Planologische Commissie van de Directie Wieringermeer in het leven geroepen die samengesteld werd uit leden van de Dienst der Zuiderzeewerken, de Directie Wieringermeer, het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de rijksdienst voor het Nationaal Plan, Staatsbosbeheer en enkele sociografen. In de commissie hadden ook M.J. Granpré Molière en P. Verhagen als stedenbouwkundig adviseurs zitting. In september 1948 ging de Planologische Commissie akkoord met het definitieve ontwerp voor Emmeloord. Uiteindelijk kreeg Emmeloord alleen de gracht in de singel langs de Korte en Lange Dreef. Op de plaatsen waar eerder grachten waren ingetekend, kwamen nu brede groenstroken, zoals aan de Espelerlaan.

Als volgeling van Granpré Molière hield Pouderoyen vast aan de traditionele stedenbouw van de Nederlandse polderstad. De stadsgracht was een belangrijk stedenbouwkundig element omdat een Nederlandse stad zonder water in het stadscentrum nu eenmaal ondenkbaar was. De stadsgracht, die evenwijdig loopt aan de oost-westas, werd in 1948 gegraven. Het uitkomende zand werd gebruikt voor de aanleg van wegen en dergelijke. In december was de gracht zover gereed dat men het water erin kon laten lopen. Om afbrokkelen van de oevers tegen te gaan is in september 1951 een soort vlechtmat als beschoeiing aangebracht. De gracht met groene taluds, bomen en zorgvuldig ontworpen bruggen verwijst naar de grachten en singels in de Hollandse watersteden, maar oogt niet als een echte stadsgracht omdat de waterspiegel te laag ligt. Over de stadsgracht liggen op enige afstand van elkaar vier gemetselde boog- of welfbruggen met daarop aansluitende aflopende, met rode baksteen beklede, vleugelmuren. Het metselwerk is uitgevoerd in kruisverband, een metselverband waarbij de koppenlaag en strekkenlaag elkaar afwisselen. De koppenlaag ligt precies boven de eronder liggende koppenlaag. De strekkenlaag ligt echter niet recht boven elkaar, maar verspringt steeds een halve steen. Bij een boogbrug ligt het vaste wegdek op één of meer bogen. In de bouwkunde wordt een boog veel toegepast, omdat het van nature een sterke constructie vormt. In het verleden was een boogconstructie vaak de enige manier om grote ruimten te overspannen. Het belangrijkste onderdeel van een boogbrug is het gewelf dat bij deze bruggen uit een betonnen duiker bestaat. Het betreft een tongewelf, een gewelf waarvan de dwarsdoorsnede vrijwel een halve cirkel is. Vanwege de duiker wordt dit soort brug ook wel aangeduid als duikerbrug. 

De bouw van de Leeuwenbrug werd in november 1951 door de Dienst der Zuiderzeewerken te 's Gravenhage aanbesteed. De laagste inschrijver was de firma S. Jong & J. de Vries uit Kollum en Kollerwolde voor de som van ƒ 83.988,-. De brug heeft een met metselwerk beklede frontmuur met twee bogen. De leeuwenbrug vormt de verbinding tussen de Korte Dreef en de Nagelerstraat en dankt zijn naam aan de vier stenen leeuwen die van 1952 tot 1964 op De Deel aan het begin van het Lindenplantsoen op het kruispunt van de noord-zuidas en de oost-westas lagen. De Leeuwenbrug is in de eerste helft van 1952 gebouwd. Er werd hard gewerkt zodat de brug op 26 juni voor het publiek open gesteld kon worden, vlak voor de feestelijkheden rond het 10-jarig bestaan van de Noordoostpolder. Het beton voor de onderbouw van de brug is in het werk gestort, wat wil zeggen dat het beton op de bouwplaats werd gestort. Voor het centrum van Emmeloord vond Pouderoyen zijn inspiratie bij de oude Europese steden. Een omsloten plein met een vrijgehouden midden, een fontein en een standbeeld op de hoek. De indeling van De Deel ontleende Pouderoyen rechtstreeks aan het San Marcoplein in Venetië. In het schetsplan van 31 mei 1944 wordt het plein aan de zuidzijde begrensd door de singel en het Domeinkantoor, waarvan de aangebouwde klassieke overdekte zuilengalerij, de loggia, de gracht overkluist. In een later plan kreeg het Domeinkantoor een andere plaats waardoor de loggia nooit gebouwd is. Bronnen: 15 stappen rond de Poldertoren; Ruimtelijke opbouw van de Noordoostpolder. In het oostelijk trottoir was wel een plattegrond van de loggia aangebracht (zie foto 3). Toen de Nagelerweg in 2018 opnieuw werd ingedeeld moest de plattegrond wijken voor een fietspad. De Geuzen- en Spaansebrug, met één boog, herinneren aan de Slag op de Zuiderzee, een uitvloeisel van de Geuzenopstand. Op 11 oktober 1573 werd de Spaanse vloot door de Watergeuzen, onderleiding van Admiraal Cornelis Dirkz. (1542 - 1583), burgemeester van Hoorn, verslagen. De Spaans bevelhebber, Maximiliaan van Hénin-Liétard Graaf van Bossu (1542 - 1587), werd samen met zijn mannen gevangen gezet in het voormalig weeshuis van Hoorn. In 1576 kwam Bossu weer vrij en koos de zijde van Oranje. De Geuzenbrug, die de Lange Dreef met het Cornelis Dirkzplein verbindt, is als tweede vaste brug aangelegd. De bouw startte in november 1956. De brug kwam in mei 1957 gereed. In oktober 1955 meldde de Poldercommissie voor Algemene Belangen in zijn vergadering dat er voorlopig nog geen definitieve brug zou komen over de stadsgracht bij de Gereformeerde Kerk, daar het ministerie dit nog niet nodig oordeelde. In dezelfde maand werd een houten noodbrug voor voetgangers aangelegd. In 1958 kreeg men groen licht en kon de Spaansebrug als 3e vaste brug over de stadsgracht worden gebouwd. De bouw startte in augustus 1958. De brug vormt de verbinding tussen de Lange Dreef en de Bossulaan. In maart 1959 startte de bouw van de vierde en laatste brug over de stadsgracht, die in oktober 1959 in gebruik kon worden genomen. De Pioniersbrug is een betonnen duikerbrug met één boog. De frontmuren zijn bekleed met metselwerk. De brug dankt zijn naam aan de polderpioniers die in het oudste deel van Emmeloord in het arbeiderskamp woonden. De brug verbindt de Korte-Dreef met de Kampwal waar in de begintijd Kamp Emmeloord II stond waar alleen ambtenaren woonden. Met het gereedkomen van de Pioniersbrug kon de in 1951 aangelegde dam, die tot dan voor de verbinding zorgde met het zuidelijk deel van Emmeloord, afgegraven worden. 

De namen van de bruggen over de stadsgracht zijn pas in de 2e helft van 1957 door de Directie Wieringermeer toegekend.