Vrachtschip NO28
Plaats: Ens
Locatie: Vliegtuigweg 15
Maker:
materiaal: eikenhout
Jaar: 16e eeuw
Beschrijving:
In 1949 werd bij het ploegen melding gedaan van scheepshout op kavel NO28. In de beginjaren van de polder werden zoveel wrakken ontdekt, soms wel tien of meer per jaar, dat de archeologen het werk niet aankonden. Als gevolg daarvan werd uitermate selectief te werk gegaan. Oude en complete schepen werden na ontdekking geselecteerd voor verder onderzoek. Het wrak op kavel NO28 werd in 1955 verkend en opgegraven. In Driemaandelijks bericht betreffende Zuiderzeewerken 3e en 4e kwartaal 1955 stond: "Het wrak op kavel 0 28 werd systematisch opgegraven. Daarbij kwam een achterschip van een vroeg type, overnaads gebouwd vaartuig, midscheeps door midden gebroken, aan het licht. Er bevond zich in het middenschip een raamwerk van latten, op het over het zaathout aangebrachte rondhout vastgespijkerd. Waarschijnlijk is het schip in de XVde eeuw gebouwd en in de XVIde eeuw vergaan. Het wrak is na te zijn getekend in zijn geheel naar de conserveringswerkplaats overgebracht. Ook het roer is gevonden. Wellicht betreft het hier een type kogge of hulk".
In het Overijsselsch dagblad van 23 februari 1956 stond: "[…] Ten noorden van de noordpunt van Schokland werd een scheepswrak opgegraven op kavel O 28, daterend uit de 15de tot de 16de eeuw. De bouw doet denken aan een kogge. De overblijfselen bestaan uit het achterschip met roer. Ten westen van Schokland, kavel J 137, werd eveneens een vroeg scheepswrak aan een onderzoek onderworpen. Het schip vertoont veel overeenkomst met O 28, maar is zwaarder van bouw […]".
Het bleek te gaan om een overnaads gebouwd schip uit de Late-Middeleeuwen. Twee constructiekenmerken van het scheepswrak sprongen onmiddellijk in het oog: ten eerste de overnaadse huid en ten tweede de klinknagels waarmee de overnaadse gangen aan elkaar zijn verbonden. Deze manier van bouwen lijkt op die van Vikingschepen, vandaar dat deze bouwwijze als de Noordse traditie bekend staat. Andere aanwijzingen voor een noordelijke herkomst zijn het gebruik van in elkaar gedraaide strengen haar als breeuwsel voor het waterdicht maken van de planknaden, het gebruik van houten pennen met een bolle kop, die iets boven de huid uitsteken, om de spanten aan de huid vast te zetten en de manier waarop de stevens aan de kielbalk verbonden zijn. Het jaarringonderzoek wijst uit dat het hout afkomstig is uit het Baltische gebied of Polen en tussen 1530 en 1541 gekapt is. De combinatie van constructiekenmerken en het gebruikte scheepshout lijkt er op te wijzen dat de herkomst van het schip in het Scandinavisch/Baltisch gebied moet worden gezocht. Het vrachtschip NO28 heeft verschillende kenmerken die ook teruggevonden zijn in andere overnaadse scheepswrakken in de Noordoostpolder zoals de NB36 en de NJ137 (zie concentratie scheepswrakken Schokland). Bron: Scheepswrak aan het Wrakkenpad. Waardestellend onderzoek van scheepswrak B 36 gemeente Noordoostpolder.
Kijk op MaSS voor meer informatie.