Katschip NC82

Katschip NC82
Katschip NC82 Katschip NC82 Katschip NC82 Katschip NC82 Katschip NC82

Plaats: Espel

Locatie: Noordermiddenweg, kavel NC82

Maker:

materiaal: eikenhout en grenen

Jaar: begin 18e eeuw


Beschrijving:

Bij werkzaamheden op kavel NC82 werd de vondst van hout gemeld bij de Afdeling Oudheidkundig Bodemonderzoek van de Directie Wieringermeer. "Veel houtwerk, waarschijnlijk van een groot schip of het gebinte van een woning, op kavel C 82", zo luidde op 23 april 1948 de melding van landbouwkundig opzichter P.K. Holthuis. Bij de archeologen bestond het vermoeden dat het om een groot schip ging en even werd overwogen om het wrak in 1949 op te graven, maar dat gebeurde niet. In 1956 werd de grond door de Dienst Domeinen in pacht gegeven. De eerste pachter, de heer D.J. Blok, kreeg een pachtovereenkomst waarin de volgende clausule was opgenomen; ”art. 15, de pachter zal het zich op het gepachte bevindende scheepswrak geheel in tact laten en gedogen, dat ten aanzien van dit wrak opgravingswerkzaamheden op het gepachte zullen worden verricht”.

Regelmatig stuitte pachter Blok op hout. Het duurde echter tot september 1975 voordat met hem werd afgesproken om in 1976 na de uienoogst het vele hout op te graven. De opgraving begon op 26 augustus van dat jaar. Het onderzoek werd uitgevoerd door een groep archeologen van het Scheeparcheologisch Museum voor de IJsselmeerpolders in Ketelhaven. De delen van het niet complete en slecht geconserveerde wrak lagen verspreid op de kavel en bestonden uit het vlak, de bakboordzijde, een deel van de stuurboordzijde en een stuk van de boegsectie met stevengedeelte van het voorschip. Het scheepshout lag op de meeste plaatsen niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld. Aan de hand van de vorm werd tijdens de opgraving duidelijk dat het om een katschip of houthaalder ging, een schip dat voornamelijk op Noorwegen voer om hout te halen. Het vlak van het wrak was redelijk in tact evenals de linker zijwand die onder een hoek van dertig graden ten opzichte van het vlak lag. Het schip was ongeveer 30 meter lang en 7 meter breed. Het onderwaterschip was voorzien van een dubbeling, een dubbele laag planken waardoor de houten scheepshuid beter bestand is tegen de slijtage door het zeewater en beestjes die het schip aantasten, zoals paalworm. Vaak werd voor de dubbeling een goedkope houtsoort gebruikt. In dit geval was de binnenste huid van eikenhout en de buitenhuid van grenen. 

Een katschip is een driemaster, een hoekig schip met een vrijwel vlakke bodem en was zeer geschikt voor routes door ondiepe wateren. Het schip had een steil gaande ronde boeg, waarvan de vorm aan een kattenkop deed denken. Een katschip was door zijn grote laadvermogen erg geschikt voor de houthandel. Op het dek was geen hut, wel een vooronder. Op het achterschip bevond zich een kajuit onder de overloop. Het schip had een stokanker dat tegen de boeg werd opgetrokken en daarna vastgesnoerd met een rustlijn. Deze manier van bergen heette katten. 

De boegsectie was het best bewaard gebleven en is op advies van de Commissie Historische Scheepswrakken geborgen en overgebracht naar het Museum voor Scheepsarcheologie te Ketelhaven. Het stuk is aan de lucht gedroogd in de stalen kooi waarin het is geborgen. In Ketelhaven bestonden geen plannen om de boegsectie te exposeren omdat de daarvoor benodigde ruimte ontbrak. Het scheepsfragment werd in januari 1986 overgebracht naar Rotterdam om door een medewerker van museum 'Prins Hendrik' gerestaureerd te worden. Vervolgens werd het door de RIJP in langdurig bruikleen aan het museum afgestaan. Tegenwoordig is de boeg van het katschip te zien op de tentoonstelling Vergane Schepen in museum Batavia Land in Lelystad. 

In het wrak zijn tijdens het onderzoek een paar hoogst merkwaardige vondsten gedaan, onder andere zijn twee draaibassen met bijbehorende kruitschep en kogels aangetroffen in het achterschip. Dergelijke kanonnetjes werden vaak gebruikt voor waarschuwingssignalen en waren aan weerszijden van het schip bevestigd. Voor schepen die naar de Oostzee voeren was het niet ongewoon om dergelijke bewapening aan boord te hebben. Een andere interessante vondst was een vrij gave octant, een instrument dat gebruikt werd voor de bepaling van de scheepspositie. Verder zijn twee kaartpassers, een dieptelood, een grote tinnen schaal en voorwerpen van huishoudelijke aard gevonden. Het schip is tussen 1700 en 1750. gebouwd. Op grond van de datering van het gevonden aardewerk neemt men aan dat het katschip waarschijnlijk aan het eind van de 18e eeuw is vergaan. 

Zie ook: het Geheugen van Nederland. Kijk hier voor meer informatie over de octant.