Praam NE163

Praam NE163

Plaats: Schokland

Locatie: Schokkerringweg

Maker:

materiaal: eikenhout

Jaar: 19e eeuw


Beschrijving:

In de zomer van 1947 werd aan de Schokkerringweg op kavel NE163, tegen de paalwering vlak onder de westkust van Schokland, een scheepswrak opgegraven. In het 'Driemaandelijksch bericht betreffende de Zuiderzeewerken' 3e - 4e kwartaal 1947 is te lezen: "Voorbereidingen werden getroffen voor het ontgraven van een 18,60 m lange, geheel houten praam op E. 163, waar de definitieve methodische opgraving moet wachten op gunstiger grondwaterstand". In het bericht 1e - 2e kwartaal van 1948 stond vervolgens: "Een eerder door onbevoegden leeggegraven scheepswrak aan de westzijde van Schokland op E 163, een geheel houten schip van het type van een praam, werd getekend, daar dit type thans niet meer voorkomt. Behalve enkele aardewerk resten werd in dit wrak nog een aantal scheepswerktuigen gevonden, alsook een mes met een fraai gesneden houten heft."

Tijdens de opgraving kwam een tamelijk scherp gebouwde praam tevoorschijn. Het was een houten zeilschip met één mast, een platte bodem zonder kiel, rechtopgaande zijden en steile voor- en achterstevens. Het schip was 19 m lang en 3,80 m breed en karveel gebouwd, wat wil zeggen dat de verschillende planken van de boorden een gladde wand vormden. Het schip voerde een bezaantuig met giek en gaffel en had zwaarden om het zijwaarts afdrijven, de drift, te beperken. Door de volle, vrij brede en hoekige vorm hadden de pramen weinig diepgang maar een groot laadvermogen. Het waren goede zeilers en ze waren zeewaardig genoeg voor reizen over de Zuiderzee. 

De lading bestond uit kleine harde rode bakstenen, zogenaamde klinkers, die werden gebruikt voor de bestrating. Behalve de lading zijn een groot aantal voorwerpen van de scheepsinventaris aangetroffen, waaronder een trapje voor de roef, een steengoed zalfpotje, een grote aardewerken voorraadpot, een groene glazen fles, een kurkentrekker en koppen om uit te drinken. Daarnaast waren er verschillende gereedschappen om aan boord onderhoud te kunnen plegen zoals een pektonnetje en teerpot, een zestal vijlen in verschillende maten, een booromslag, beitels, een aantal kromme messen en een splitspen en marlpriem, die gebruikt werden bij het splitsen van touwwerk. Ook werden in het wrak enkele persoonlijke eigendommen van de opvarenden gevonden: een paar schaatsen met leren banden, twee kinderschoenen en een mes met besneden heft, met de initialen MV en het  jaartal 1843. Hieruit kan worden afgeleid dat het schip in of na 1843 is vergaan.

Bronnen: Opgravingsdocumentatie scheepswrak NE163 en Werk aan boord van turfschepen in de periode 1750-1850

Kijk hier voor aanvullende informatie.