Kogge NM107

Kogge NM107

Plaats: Emmeloord

Locatie: Marknesserweg 13

Maker:

materiaal: eikenhout

Jaar: 15e eeuw


Beschrijving:

In Noordoostpolder zijn zo'n 180 scheepswrakken opgegraven. Het eerste interessante scheepswrak dat in de bodem van de Noordoostpolder gevonden is, was van een middeleeuwse kogge. Arbeiders die bezig waren met het graven van greppels voor het drainagestelsel vonden het wrak tijdens de Tweede Wereldoorlog in februari 1944 ten zuiden van Kuinre en ten oosten van Blokzijl op kavel NM107. Pieter Jan Remees Modderman, als archeoloog verbonden aan het toenmalige Biologisch-Archeologisch Instituut in Groningen, tegenwoordig de Rijksuniversiteit, kreeg van de regering in ballingschap opdracht het wrak op te graven. Het oudheidkundig bodemonderzoek werd volgens de kwadrantenmethode verricht, wat zeggen wil dat zowel verticale als horizontale gleuven gegraven werden.

Het Nationale Dagblad van Vrijdag 25 Sprokkelmaand (Febr.) 1944 en vele andere kranten meldden onder de kop: "Wrak blootgelegd in den Noordoostpolder" en de subtitel "Vrachtschip uit 14e of 15e eeuw" het volgende: "ZWOLLE, 24 Febr. — Veertien dagen geleden stootte een groep arbeiders van den Noordoostpolder bij het graven van greppels in de buurt van het kamp Zwolschevaart op een wrak. De assistent van het Biologisch Archeologisch Instituut der Rijksuniversiteit te Groningen, de heer Modderman, die met het oudheidkundig bodemonderzoek belast is in den Noordoostpolder, werd gewaarschuwd en kwam de vondst in oogenschouw nemen. Onder zijn leiding werd het wrak blootgelegd. Het bleek het overblijfsel te zijn van een in de 14e of 15e eeuw gezonken vrachtschip hetgeen de heer Modderman concludeerde uit de maten van de baksteenen, die de vracht vormden en het aardewerk, dat in het achterschip gevonden werd. Het wrak had een lengte van ongeveer 13 Meter. De grootste breedte bedroeg bijna 5 Meter. In het achterschip vond men nog enkele gebruiksvoorwerpen, als een tang, een bijl en een mes benevens een aardewerken drinkbeker en een drinkkruik, waaruit het voor den heer Modderman mogelijk was den leeftijd van het wrak te schatten. Ook werden nog twee ijzeren kookpotten te voorschijn gebracht. Volgens den heer Modderman was dit het oudste wrak dat tot nog toe in den Noordoostpolder gevonden is".

In Driemaandelijksche mededeeling betreffende de werkzaamheden voor de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee, 1e en 2e kwartaal 1944 schreef Modderman: "In de verslagperiode is veel aandacht besteed aan een vroeg Xde eeuwsche scheepsvondst op M107. Het met baksteenen (28 x 13 x 6,5) geladen schip (lang13,30 m) kon door verschillende gebruiksvoorwerpen (kannetje, kruik, 2 bronzen driepootige potjes, koperen pan enz.) gedateerd worden. Uit de bestudering van het bodemkundig profiel bleek, dat het schip eenigen tijd vóór het einde van de zg. Sloeftijd gezonken moet zijn, waarmee deze facies naar boven toe gedateerd is. Het schip zal naderhand geconserveerd en gereconstrueerd een plaats vinden in het Zuiderzeemuseum".

Later bleek het te gaan om het allereerste wrak van een kogge dat ooit archeologisch onderzocht was. De NM107 had een scherp voor- en achterschip, typerend voor de schepen die voor 1600 gebouwd zijn. De kogge had een lengte van 15,70 m, was ongeveer 4,50 m breed en met een laadvermogen van 20 ton (20.000 kg) ofwel 10 'last' en behoorde tot de categorie kleine koggen. Deze schepen waren bestemd voor lokaal transport op de Zuiderzee en hadden hun thuishaven daar of in de steden langs de rivieren die in de Zuiderzee uitmonden. De kogge was geladen met kloostermoppen van 28 x 13 x 6,5 cm groot. De 5000 bakstenen, die ongeveer 4 kilo per stuk wogen, lagen midscheeps. Daarnaast werd in het schip een laagje schelpen aangetroffen die niet in de Zuiderzee thuis hoorden. De vindplaats van de kogge, in combinatie met de lading suggereert dat met het schip handel over langere afstand werd gevoerd. In het achterschip werden enkele gebruiksvoorwerpen gevonden, zoals een ijzeren bijl, een ijzeren vuurtang, een steengoed kruik, twee bronzen Spaanse potten, een roodkoperen pan en een fragment van het bovenleer van een schoen.

Het houten koggeschip is rond 1450 gezonken. Uit bestudering van het bodemprofiel kon worden vastgesteld dat de verstoringen die het schip in de bodem teweeg had gebracht eindigde in de sloefafzetting (Almere-afzetting), Dit betekende dat de Zuiderzee ten tijde van de ondergang nog niet zout was. In de Noordoostpolder valt het einde van de afzetting van de sloef, sediment afgezet in zoet tot brak milieu, in het begin van de 17e eeuw. Daarnaast is de datering van de ondergang aan de hand van de gevonden gebruiksvoorwerpen vastgesteld.

Bron: Rijksdienst voor het Cultureelerfgoed

Omdat in 1944 geen lijnolie verkrijgbaar was om het hout te kunnen conserveren is het schip ingepakt en naast de vindplaats op een dieper niveau, onder de grondwaterspiegel, herbegraven. Van 11 tot 23 augustus 2008 is het vaartuig voor een tweede keer onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de kieren tussen de huidplanken waterdicht gemaakt waren door er mos tussen te stoppen. Verder blijkt uit dendrochronologisch onderzoek dat het scheepshout omstreeks 1339 in het noordelijk kustgebied van Nederland was gekapt. Omdat het Cisterciënzer klooster Aduard destijds een belangrijke steenproducent was, is het niet onwaarschijnlijk dat de kogge in de omgeving van Groningen werd gebouwd. Voor de bouw van koggeschepen werd alleen eikenhout gebruikt. De verschillende vormen die voor onderdelen van de kogge benodigd waren, werden zoveel mogelijk uit de natuur gehaald. Krom gegroeide (zij-)takken van bomen konden bijvoorbeeld uitstekend dienst doen als stevenhaken. Ook andere vormen werden uit de boom zelf gehaald. De kielplank is afkomstig uit de stam, want deze moest lang en stevig zijn. De kielplank van de kogge van Modderman was 13,40 m lang, 40 cm breed veertig en 15 cm dik. Dit betekent dat de lengte van een koggeschip behalve door de wensen van de opdrachtgever, ook werd bepaald door de lengte van de stam van een eik. Op basis van de vondsten in de IJsselmeerpolders in de jaren 1970 en 1980 kwam Reinder Reinders, hoofd van de afdeling Scheepsarcheologie van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) in Ketelhaven, tot de conclusie dat de kogge als schip niet heeft bestaan. Volgens Reinders gaat het om een bouwtraditie van koggeachtige schepen. Bron: De kogge en de vroegere Zuiderzee, Henk Pruntel. 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het wrak, dat bekend staat als het zogenaamde 'Moddermanschip', zo goed ingepakt dat het schip in een dusdanige conditie verkeerde dat het in situ bewaard kan blijven.

Bekijk voor meer informatie: het Geheugen van Nederlandcanonnoordoostpolder en De verdwenen kogge van Modderman