Tjalk NM20

Tjalk NM20

Plaats: Bant

Locatie: Burchtweg 12

Maker:

materiaal: eikenhout

Jaar: 19e eeuw


Beschrijving:

De ontzilting van de bodem van de Noordoostpolder werd bevorderd door het water af te voeren via een stelsel van greppels, sloten en kanalen. In de Tweede Wereldoorlog is het graven van greppels met de hand gedaan. Tussen 1946 en 1955 werden de greppels vervangen door drainagebuizen. De terracotta drainagebuizen werden met een buizenlegmachine in de uitgegraven geulen gelegd. In 1946 werd op kavel NM20 bij het uitvoeren van drainagewerkzaamheden een scheepswrak aangetroffen dat in juni van dat jaar onder leiding van Gerrit van der Heide is opgegraven. Het bleek te gaan om een tjalk-achtig vrachtschip van 19 meter lang en 4,5 meter breed dat (ooit) geladen was met boekweit. Het type van dit scheepje was archeologisch zeer interessant: het was vóór en achter scherp gebouwd en zogenaamd gepiekt. Aan de bakboordzijde was de balkwegering, die het boveneinde van het boord vormde, nog aanwezig en ook de beide stevens werden teruggevonden. De stevens waren hoog, het schip had een laag vrijboord en daarom een sterke zeeg. Het zaalhout, een versterking in de bodem (vlak) waarop de mast heeft gestaan, werd in het midden van het voorschip aangetroffen. Aan weerszijden van de mast vond men pompgaten in de buikdenning, de vlakke vloer van het laadruim van het  schip, de laadvloer. In het voorschip trof men een fragment van een ijzeren kanon aan, dat als verzwaring of ballast gediend moet hebben.

In Driemaandelijks bericht betreffende de Zuiderzeewerken 1946 is te lezen: "De gunstige resultaten van de opgraving van het vischersscheepje op O. 99, hetwelk volgens de kwadrantenmethode werd opgegraven, hebben de wenschelijkheid, ja de noodzakelijkeid alle verdere scheepsopgravingen op deze wijze uitte voeren, onderstreept. Thans is bij de opgraving van de scheepsvondsten M. 20 en R. 13, beide bij drainagewerken gevonden, déze methode dan ook toegepast. De eerste opgraving, in M. 20, heeft een duidelijk beeld gegeven van het geheele verspoelingsverloop. Het schip is na het zinken in het zoute water, door een laag Zuiderzeeklei-afzettingen heen gezakt tot op, gedeeltelijk zelfs in de zeer harde oerzandlaag, die ter plaatse op ongeveer 1 m onder het tegenwoordige maaiveld ligt. De uitgebreide collectie gebruiksvoorwerpen, die uit het schip te voorschijn gekomen is en een vrij volledige scheepsinventaris vertegenwoordigt, maakt een tamelijk nauwkeurige dateering mogelijk en wel tusschen 1815 en 1825. Het schip, dat vermoedelijk tot een van de typen van het oude, houten tjalkschip behoort, is nauwkeurig in teekening gebracht. Zoodoende is een reconstructie mogelijk en kan aan de hand der teekeningen een verkleind model vervaardigd worden". Onder de vondsten, die in het wrak gevonden werden, bevonden zich een stel kaarsenhouders (standblakers), een olielamp (een snotneus) en een medaillon met inscriptie PVOWDI (Prins Van Oranje Willem De Iste). 

Bij het verwijderen van het scheepswrak, werd onder het schip op het diluviale zand een fragment van een bewerkt vuurstenen mesje gevonden. Na de vondst van een stenen hamerbijl in de omgeving van Urk was dit de tweede steentijdvondst in de Noordoostpolder.