Mustang P-51B-5-NA 43-7006

Mustang P-51B-5-NA 43-7006
Mustang P-51B-5-NA 43-7006

Plaats: Kraggenburg

Locatie: Zwartemeerweg 44, kavel NT111

Maker: North American Aviation (NAA)

materiaal: diverse materialen

Jaar: 1943


Beschrijving:

In de herfst van 1943 had de USAAF boven Europa zoveel verliezen geleden dat er een noodtoestand intrad en de rol van de bommenwerpers praktisch was uitgespeeld. Vandaar dat november 1943 de eerste escortejager ter beschikking kwam, de P-47 Thunderbolt, en later kwam daar de P-38 Lightning nog bij. Dat betekende inderdaad een verbetering, maar deze jagers hadden niet voldoende vliegbereik voor een escorte heen en terug. Dit werd pas gerealiseerd met de P-51 Mustang, nadat dit langeafstandsjachtvliegtuig van een Britse Rolls Royce Merlin motor was voorzien. Na in januari en februari 1944 zware verliezen te hebben geleden, tengevolge van 'kinderziekten', werd de Mustang de werkelijk ideale escortejager.

Op 22 januari 1944 werd de 363th Fighter Group van de 9th USAAF uitgerust met de North American P-51B Mustang en was sinds 14 april 1944 gestationeerd op RAF Staplehurst, Kent, Engeland. De 363th FG bestond uit 3 operationele squadrons; 380 FS (A9), 381 FS (B3) en 382 FS (C3). De motor in de P-51B Mustang was de vloeistof gekoelde Rolls-Royce Merlin motor. De koel- en olieradiators bevonden zich in de bekleding van de buikinlaat onder de romp. Bij grondaanvallen was de Mustang in het nadeel ten opzichte van vliegtuigen met een luchtgekoelde motor. Door één goed geplaatste kogel of toevalstreffer kon het toestel buiten gevecht gesteld worden. Een klein gat in een koelleiding was voldoende om alle koelvloeistof weg te laten lekken. Doordat de motor dan snel warmliep, werden de piloten gedwongen een noodlanding of parachutesprong te maken. 
 
Op 23 april 1944 steeg de Amerikaanse piloot 2nd Lt. James E. Barlow met zijn Mustang P-51B-5-NA met serienummer 43-7007 en rompcode A9+H van 363FG/380FS op voor een Fighter Sweep ofwel een rhubarb missie, een offensieve missie door gevechtsvliegtuigen met als doel vijandelijke vliegtuigen of gronddoelen te vernietigen. Bij Oosterwolde werd het toestel beschoten door Flak, Duits afweergeschut. De Flugzeugabwehrkanone (Flak) maakte deel uit van een netwerk van peilstations waarmee de Duitsers het luchtruim boven heel Nederland bewaakten tegen de geallieerde vliegtuigen. De Mustang raakte zo zwaar beschadigd dat de koelvloeistof weg liep. Barlow moest het toestel verlaten. 1st Lt. Morton A. Kammerlohr verklaarde later: "Ik leidde White Flight van Hassock Squadron op een rhubarb missie naar de regio Bremen-Oldenburg. Onderweg naar huis, toen we het vliegveld van Oosterwolde passeerden, hoorde ik luitenant Barlow zeggen: 'Kammy, dit is Jamey: ik denk dat ik geraakt ben. Ik ga 270 graden vliegen'. Ik antwoordde: 'Ik zal proberen je te pakken te krijgen zodra ik uit deze puinhoop ben'. Ik hoorde verder niets en ging alleen naar huis". Bron: www.teunispats.nl (vertaald naar Nederlands). 

Om 18.30 uur stortte de Mustang ten zuidzuidwest van Vollenhove op kavel NT111 in de Noordoostpolder neer, niet ver van kamp Zwartewater, gelegen tussen Ramspol en Kadoelen. Wanneer een gesprongen vlieger veilig de grond bereikt had moest hij, volgens zijn instructies, zijn parachute verstoppen en vervolgens proberen zo snel mogelijk weg te komen van de plek waar hij was geland. Barlow werd opgepikt door een polderwerker uit kamp Zwartemeer die hem meenam naar kampbeheerder Hendrikus Theodorus van Wijngaarden (1901-1983). Toen het donker was geworden werd hij door Van Wijngaarden naar Dirk Kuiper (1914-2008), het hoofd van Districtskantoor 2 te Ramspol, gebracht. Hij was de enige in de buurt die over een telefoon beschikte. In overleg met zijn buurman, dokter Arie Koos Iwema (1916-2002), nam hij contact op met het ziekenhuis in Vollenhove en meldde dat zij met een ernstig zieke patiënt zaten die opgenomen moest worden. In Vollenhove begreep men onmiddelijk wat Kuiper bedoelde. Nog diezelfde nacht werd Barlow met een ziekenauto opgehaald en naar het ziekenhuis vervoerd. In Vollenhove heeft Barlow een week ondergedoken gezeten bij notaris mr. J.J.J. van Kluyve (1904 - 1969). Door Van Kluyve werd Barlow per boot naar Zwolle gebracht waar hij architect Herman J. Meijerink (1927-1986) ontmoette, die als provinciale vertegenwoordiger van Vrij Nederland onder de schuilnamen Zwolse man en Van den Hevel het blad in de provincie Overijssel verspreidde en contacten had met de Ordedienst (OD). In Zwolle werd hij op de pilotenlijn gezet. Vanuit Zwolle reisde Barlow met een koerier met de trein via Utrecht naar Amsterdam, waar hij verbleef bij R. de Jong in de Marowijnestraat. Vandaar belandde hij in Sprang Capelle.
 
Op 12 mei werd James Barlow verraden en in Zundert, vlakbij de Belgische grens, door de Duitsers gearresteerd en overgebracht naar Stalag Luft III bij Sagan. De naam Stalag Luft was een Duitse afkorting voor 'Mannschaftsstamm- und Straflager, ook wel 'Stammlager Luft'. De Luftwaffe had zijn eigen kampen, met een toevoeging Luft achter de naam voor krijgsgevangen genomen geallieerde vliegtuigbemanningsleden. Stalag Luft III had 6 afdelingen, 3 voor Amerikanen en 3 voor RAF vliegeniers. De krijgsgevangenen sliepen met 15 man op een kamer in stapelbedden van 5 hoog. De omstandigheden waren relatief goed. Het kamp werd beheerd door troepen van de Luftwaffe die respect hadden voor hun geallieerde collega-piloten, de Geneefse regels werden zoveel mogelijk gerespecteerd. Als krijgsgevangenen hadden de gevangenen volgens de Geneefse conventies recht op extra rantsoenen vanuit het Rode Kruis. Die waren hard nodig ook, want het dieet was mager. Toen de Russische troepen Sagan naderden moesten de meer dan 10.000 gevangenen het kamp op 28 januari 1945 verlaten. Na een mars van 55 km kwamen ze op 2 februari aan in Stalag Luft VII bij Moosburg, dat op 29 april 1945 bevrijd werd door Combat Command A van de 14th Amored Division. Na enkele dagen werden de ex-krijgsgevangen Amerikanen in een vrachtwagen naar een voormalige Luftwaffe-basis in Regensburg gebracht. Met een Amerikaans C-47 transportvliegtuig werden ze naar het Belgische Luik gebracht en vandaar met een troepentrein naar Camp Lucky Strike in Le Havre, een verzamelpunt en rehabilitatiecentrum voor voormalige Amerikaanse krijgsgevangenen. In Le Havre werden ze ingescheept voor de terugreis naar Amerika. 
 
Op in100fotos.nl kun je onder de kop "Vollenhove, 23 april 1944" lezen: "Op de avond van 23 april 1944 kreeg Dirk Kuiper van het Districtskantoor te Ramspol van de kampbeheerder van Zwartemeer de mededeling: “Ik heb een yank!” De Amerikaanse piloot had met zijn parachute nog net zijn brandende P-51 Mustang kunnen verlaten. Kuiper belde de ziekenbarak in Vollenhove op met de mededeling dat hij een zieke had die onmiddellijk opgenomen moest worden. De Amerikaan werd niet lang daarna met een ambulance opgehaald en overgebracht naar de difteriebarak, een plek die door de Duitsers werd gemeden. De Amerikaanse piloot was James E. Barlow. Via Zwolle, Amsterdam en Sprang-Capelle kwam hij drie weken later aan bij de Belgische grens, maar hier werd hij door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Op 30 april 1945 [sic] werd hij in het Beierse Moosbrug bevrijd door het Amerikaanse leger".
 
Zie ook: NOP in oorlogstijd en Canon de Noordoostpolder Paal 20