Ford B-24H Liberator 42-7650
Plaats: Rutten
Locatie: Hopweg nabij kavel NK18
Maker: Ford Willow Run fabriek
materiaal: diverse materialen
Jaar: 1942
Beschrijving:
De United States Army Air Force (USAAF) voerde overdag bombardementen uit op Duitsland. Bij de luchtaanvallen in oktober 1943 incasseerde de 8th Air Force hoge verliezen. Maar liefst 176 bommenwerpers gingen verloren met het dieptepunt op 14 oktober, 'Black Thursday', toen 60 B-17 Flying Fortress niet op de thuisbasis terugkeerden. Bij de aanval op de Duitse havenplaatsen Bremen, Kiel en Flensburg, op 13 november 1943, introduceerde de Amerikaanse Luchtmacht daarom een nieuwe tactiek. Voor het eerst vlogen tijdens de gehele missie 45 P-38 Lightning en 345 P-47 Thunderbolt jachtvliegtuigen mee ter bescherming van de 272 bommenwerpers. Tot die tijd waren de toestellen het grootste deel van de trip op zichzelf aangewezen.
De 163 B-17 Flying Fortress en 109 B-24 Liberators waren in de ochtend van 13 november 1943 van hun bases in Engeland opgestegen maar als gevolg van het slechte weer keerde ruim 100 van hen kort na de start terug. Het wolkendek reikte die dag hoog. Op de gekozen vlieghoogte heersten temperaturen van wel 50 graden onder nul. Hardnekkige condensvorming verminderde het uitzicht. Mitrailleurs en bomluiken vroren vast en de windschermen werden bedekt met een dikke laag rijp. Uiteindelijk lukte het 143 bommenwerpers om zich te formeren richting Duitsland. De route naar de doelen voerde boven de Waddenzee langs. Tussen 11.20 uur en 11.45 uur vonden de bombardementen plaats. De bommenwerpers dropten hun bommen op goed geluk, draaiden linksom weg van Bremen, verlaagden hun koers en vlogen terug naar de thuisbasis. Het werd een dag met hoge verliescijfers. 3 B-17 en 13 B-24's bommenwerpers en 7 P-38 en 3 P-47 jachtvliegtuigen keerden niet terug. 21 Amerikanen kwamen om (KIA), 171 werden als vermist opgegeven (MIA) en 26 raakten gewond (WIA). Volgens Amerikaanse opgave werden aan Duitse zijde 30 toestellen neergeschoten.
De Ford B-24H-1-FO Liberator met serienummer 42-7650 en rompcode NB-J van 44BG/67BS was omstreeks 09.00 uur opgestegen van RAF Shipdham (Nordfolk, Engeland) met als doel de haven van Bremen. De B-24 was gloednieuw en voor het eerst in actieve dienst. De 26-jarige piloot 1st Lt. Leroy Meredith Hansen zat aan de stuurknuppel, zijn copiloot was de 27-jarige 2nd Lt. John Donald Hanson. Verder waren aan boord de 25-jarige navigator 2nd. Lt. Wilbur John Pecka, de 22-jarige bommenrichter 2nd. Lt. William Haydn Topping, de 22-jarige boordwerktuigkundige/boordschutter T/Sgt. Charles Galvin Spearman, de 29-jarige radiotelegrafist T/Sgt. Wilbert Charles Schatte, de 24-jarige rugkoepelschutter S/Sgt. Dan St. Henderson, de 22-jarige rechter zijluikschutter S/Sgt. James Walter Norton, de 22-jarige linker zijluikschutter S/Sgt. Joseph John Suzdak en de 22-jarige staartschutter S/Sgt. Boyd Bolton Baker. De ervaren crew van Hansen vloog zijn eerste gevechtsmissie in deze samenstelling. Bommenrichter 2nd. Lt. Topping verving Lt. Charles L. Rouser die in juli 1943 tijdens een missie met een andere crew krijgsgevangen was genomen.
Op de heenvlucht naar Bremen werd de formatie bommenwerpers door zo'n 50 Duitse jagers vanuit alle richtingen aangevallen. De viermotorige B-24 Liberator 42-7650 werd geraakt door een raket afgeschoten door een Messerschmitt Me 210. Motor 4, de rechter buitenmotor, begon te roken en de propeller moest in de vaanstand worden gezet. Omdat men op het rendez-vouspunt boven de Noordzee veel tijd had moeten besteden om een formatie van 40 Liberators te vormen die samen, geëscorteerd door lange afstands jagers, Bremen moesten bombarderen, wilde piloot Hansen niet terugkeren daar er al zoveel werk was verzet. In de formatie vervolgde het toestel op 3 motoren zijn weg. Nadat ze hun bommen boven het doel hadden afgeworpen werd het toestel getroffen door Flak, Duits luchtdoelgeschut. Motor 4 werd volledig vernield en motor 2, de linker binnenmotor, raakten beschadigd. Het zwaar gehavende vliegtuig passeerde de Nederlandse grens. Toen ze boven het IJsselmeer vlogen vielen nogeens twee motoren uit. Het toestel verloor hoogte. Op één motor konden ze onmogelijk de thuisbasis in Engeland bereiken. De piloot keerde het vliegtuig en vloog richting land. Door het verminderde motorvermogen was het toestel zover gezakt dat het niet meer mogelijk was om het vliegtuig per parachute te verlaten. De bemanning ging in de crashhouding zitten op de plaatsen die de meeste bescherming zouden bieden. 1st Lt. Leroy M. Hansen en 2nd Lt. John D. Hanson slaagden erin de machine om 12.30 uur aan de grond te zetten op 't Lemsterhop, het buitendijks gebied van de gemeente Lemsterland, tussen de Hopweg en de oude Zeedijk dat direct grenst aan de Noordoostpolder. De bemanning kon het zwaargehavende toestel vrijwel ongedeerd verlaten. De enige slachtoffers van deze noodlanding waren 3 koeien die een dodelijke klap van het vliegtuig kregen.
De bommenwerper was vlakbij een zogenaamde Flugwache (Fluwa) terecht gekomen, een observatiepost waar soldaten van de Luftwaffe geallieerde vliegtuigen in het oog hield, om hun route aan de Duitse luchtmacht door te geven, die de geallieerde toestellen probeerde te onderscheppen. Flugwache Kooisloot ofwel Luftwache Ei 6 was onderdeel van Stellung Eisbär, het radarstation bij Sondel dat op zijn beurt weer onderdeel was van de Kammhuberlinie die tijdens de Tweede Wereldoorlog het luchtruim boven West Europa moest bewaken. De Kammhuberlinie strekte zich uit van Denemarken tot in Noord-Frankrijk en was verdeeld in zes sectoren, waarvan Stellung Eisbär er een was. Ontkomen was onmogelijk, de bemanning van de bommenwerper werd binnen de kortste keren door 4 Duitse soldaten, die in de houten wachtpost gelegerd waren, gearresteerd. Het duurde echter nog uren voordat een vrachtauto de gevangenen kwam ophalen.
In een interview in 1973 vertelde radiotelegrafist Schatte dat de bemanning via Leeuwarden en Amsterdam naar krijgsgevangenkampen in Duitsland werden gebracht. 1st Lt. Leroy Meredith Hansen, 2nd Lt. John Donald Hanson, 2nd. Lt. Wilbur John Pecka en 2nd. Lt. William Haydn Topping hebben gevangen gezeten in Stalag Luft I in Barth, Noord Duitsland een krijgsgevangenenkamp voor Amerikaanse en Britse officieren. Het kamp werd op 1 mei 1945 door de tweede Russische legergroep van het Rode Leger bevrijd. Op 12 mei begon Operation Revival. Dit was de evacuatie van Stalag Luft I met Amerikaanse B-17 Vliegende Forten vanaf een vliegveld pal naast het kamp. In ruil voor de uitlevering van een krijgsgevangen Sovjetgeneraal, mochten de Amerikanen de Russische bezettingszone binnenvliegen. De Britse krijgsgevangenen werden rechtstreeks naar Engeland gevlogen; de Amerikanen gingen naar Le Havre en vandaar per schip naar huis. Op 15 mei waren de ruim 9000 krijgsgevangenen geëvacueerd. T/Sgt. Charles Galvin Spearman, T/Sgt. Wilbert Charles Schatte, S/Sgt. Dan St. Henderson, S/Sgt. James Walter Norton, S/Sgt. Joseph John Suzdak en de S/Sgt. Boyd Bolton Baker werden naar Stalag Luft XVII bij Krems, in de omgeving van Wenen, gebracht. Met 4000 lotgenoten verhuisde zij begin 1945 onder Russische druk naar een kamp bij Braunau am Inn, de geboorteplaats van Hitler, waar zij in juni werden bevrijd.
De Duitsers stelden een bewaking in bij de restanten van het vliegtuig. Op de boerderij van de familie van der Veen aan de Middenweg bij Bantega werden 4 Duitsers ingekwartierd. Zij betrokken een permanente wacht bij het vliegtuig tot het zou worden weggehaald. Nadat er al gauw na het landen van de Liberator enkele vrij hoge officieren een kijkje hadden genomen bleef de belangstelling van de Duitse leiding in Leeuwarden miniem. De 4 soldaten liepen 4 weken lang trouw de wacht tot na ruim een maand één van hen maar eens naar Leeuwarden ging om te vragen of ze nog wisten dat er bij Bantenga een wrak lag. Wat bleek, men was dat helemaal vergeten. Kort na het bezoek aan Leeuwarden kwam er een stel Vlaamse bergers met een vrachtauto, die met de sloop begonnen. In gedeelten werd het toestel naar het Zerlegebetrieb in Utrecht vervoerd. Daar werden sinds het voorjaar van 1941 in Nederland neergeschoten of verongelukte Duitse en geallieerde vliegtuigen ontmanteld en gesloopt. Na de sloop werden de nog bruikbare onderdelen herbruikt en de rest werd omgesmolten in de smeltovens in het Rurhgebied als grondstof voor de oorlogsindustrie. Op 9 januari 1944 waren de bergers klaar met het ontmantelen van de B-24 42-7650.
Op de foto's is te zien dat het toestel als staartcode een A in een witte cirkel had. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de in Engeland gestationeerde USAAF verdeeld in drie divisies. Ter herkenning had de eerste divisie een driehoek (triangle) op het verticale staartvlak, de tweede divisie een cirkel (circle) en de derde divisie een vierkant (square), soms in wit, soms in zwart. De ronde witte schijf gaf aan dat het toestel bij de 2nd Bomb Division hoorde. De A stond voor de Bomb Group (BG) waar het toestel was ingedeeld, in dit geval de 44th BG. De J onder de markering is de letter waar dit toestel via de radio bij opgeroepen werd (J for Johnny).