Armstrong Whitworth Whitley Mk V P4946

Armstrong Whitworth Whitley Mk V P4946
Armstrong Whitworth Whitley Mk V P4946

Plaats: Urk

Locatie: onbekend

Maker: Armstrong Whitworth Ltd.

materiaal: diverse materialen

Jaar: 1940


Beschrijving:

Het No. 10 Squadron RAF werd als eerste uitgerust met de Whitley Mk V bommenwerpers. De A.W.38 Whitley Mk V met serienummer P4946 was gebouwd door Armstrong Whitworth Ltd. en werd op 20 april 1940 aan het No.10 squadron geleverd dat gestationeerd was op RAF Dishforth. Op de romp stond de radiocode ZA-P. De letter ZA voor het roundel was de squadroncode, een markering die gebruikt werd om het No. 10 Squadron visueel te markeren. De letter P achter het roundel werd gebruikt om het toestel te identificeren en diende als roepnaam. Op 8 juli 1940 verhuisde het squadron naar RAF Leeming in het graafschap Yorkshire. De Whitley was bewapend met één 7,7 mm mitrailleur in de neus en vier in de staartkoepel, voor die tijd de sterkste verdediging naar achteren. Twee Rolls Royce Merlin motoren van 1145 pk konden de machine een snelheid geven van 357 km per uur. Het vliegbereik met 3 ton (3000 kg) bommen in het bommenruim en onder de vleugels bedroeg 2654 kilometer,

In de nacht van 8 op 9 mei 1941 voerden 359 RAF bommenwerpers een vergeldingsaanval voor de bombardementen op Groot Britannië uit op de Duitse havensteden Hamburg, Bremen, Bremerhaven, Kiel en Emden, maar ook op de hoofdstad Berlijn en de havens van Rotterdam en Vlissingen. Op de avond van 8 mei 1941 steeg de Whitley P4946 om 22.15 uur op van RAF Leeming voor een nachtvlucht naar Bremen. Voor de vlucht had de bemanning hun 'briefing' gekregen over de route naar het doel, de weersverwachting en alle omstandigheden en procedures die het slagen van de missie konden beïnvloeden. Het bombardement was gericht op strategische doelen zoals de scheepswerven, de olieraffinaderij, de staalfabriek en de Focke Wulf vliegtuigfabriek. De 5-koppige bemanning bestond uit de 25-jarige piloot P/O George Richard Guest, de 28-jarige 2e piloot Sgt. Cecil Alexander Strickland, de 24-jarige waarnemer Sgt. Marmion Charles Newlyn, de 26-jarige radiotelegrafist Sgt. William Gardner en de 19-jarige staartschutter Sgt. Ronald Richard Hanson. Zij waren dik aangekleed. Over hun grijsblauwe wollen uniform droegen zij hun vliegersjack en broek van schapenvacht, aan hun voeten hadden zij vliegerslaarzen die eveneens met schapenvacht gevoerd waren. De heenreis naar Bremen verliep zonder problemen. Om 01.59 uur werden de bommen boven het doel afgeworpen.

Ofw. Paul Gildner van 4./NJG1 was samen met zijn radiotelegrafist Rudi Muller opgestegen vanaf vliegveld Leeuwarden. Hij vloog in een Messerschmitt Bf 110, een tweemotorige jager die in eerste instantie bedoeld was als dagjager. Echter de Bf 110 was te zwaar en minder wendbaar dan de enkelmotorige jagers. Daarom werd het toestel als nachtjager ingezet. Gildner kreeg voor deze nacht een sector toegewezen met codenaam Löwe, een radarstation bij Trimunt in het zuidwesten van de provincie Groningen. Ofw. Paul Gildner cirkelde die nacht in zijn Messerschmitt in een soort wachtpatroon rond radarstation Löwe, tot er een vijandig toestel door de radar gedetecteerd werd. Een radarpost bestond uit een stelsel van radarantennes en radiomasten. Met behulp van een speciale radarantenne, een zogenaamde 'Freya' antenne-installatie werd langs elektronische weg een signaal van een bepaalde golflengte (frequentie) de ether ingezonden. Zolang dit signaal onderweg geen metalen obstakels tegenkwam gebeurde er niets. Maar trof het signaal onderweg één of meer vliegtuigen dan werd het teruggekaatst en via de ontvanger op het radarpost weer opgevangen. Was de Freya een prima radar om een binnenkomend vliegtuig op te pikken, voor de hoogte bepaling was een tweede radar antenne nodig, een zogeheten 'Wurzburg-Riese' een schotelantenne met een doorsnede van 7,43 m. Via berekeningen kon dan precies worden nagegaan hoeveel vijandelijke vliegtuigen er waren, hoe hoog ze vlogen, wat hun snelheid was en in welke richting ze vlogen. De vijandelijke vliegtuigen werden als rode punten op een radarscherm in de controlekamer van het radarstation weergegeven. Op hetzelfde scherm verschenen de Duitse toestellen als groene punten. Bron: De regio tijdens de Tweede Wereldoorlog, W.H. de Vries. De Jägerleitoffizier (gevechtsleidingsofficier) van radarstation Löwe praatte Ofw. Gildner in zijn nachtjager naar zijn prooi toe, tot die het toestel waarnam. Met codewoorden wisselde zij over de radio gegevens uit. Als radiotelegrafist Muller de boodschap begrepen had antwoordde hij bijvoorbeeld met 'Victor'. Met 'Otto-otto' meldde Muller dat ze het doel in zicht hadden. Na 'Pauke, Pauke', 'ik val aan', onderschepte Ofw. Gildner de Whitley Mk V en nam het toestel onder vuur. Volgens de 'Abschlussliste' van II./NJG1 zou het toestel om 02.47 uur in het IJsselmeer ('Quadrat 53273 i. Zuidersee') zijn gestort. Bron: Wespennest Leeuwarden deel I, blz. 125. De Whitley raakte dusdanig beschadigd dat hij niet terug kon vliegen naar de thuisbasis. P/O Guest maakte bij Urk een noodlanding op het water in de 'Noordoostpolder'. Omdat de ringdijk destijds nog niet gesloten was, stond daar nog ca. 4 m water.

De bemanningsleden werden krijgsgevangen genomen door de Duitsers. Sgt. William Gardner en Sgt. Ronald Richard Hanson kwamen terecht in Stalag 357 in Thorn in het door Duitsland bezette Polen, op ongeveer 300 km ten noordwesten van Warschau. In september 1944 werd Stalag 357 verplaatst van Thorn naar de locatie van de voormalige Stalag XI-D, net ten oosten van de stad Fallingbostel in Nedersaksen in het noordwesten van Duitsland. Op 16 april 1945 werd Stalag 357 door Britse troepen van B Squadron 11th Hussars en de Reconnaissance Troop of the 8th Hussars bevrijd. P/O George Richard Guest was tijdens de noodlanding gewond geraakt en werd overgebracht naar een ziekenhuis en daarna gevangen gezet is Stalag Luft I bij Barth in Noord-Duitsland. Op 1 mei 1945 werd Stalag Luft I door de Russen bevrijdt. George Richard Guest overleed op 26 mei 1945 op 29-jarige leeftijd in het ziekenhuis op RAF basis Weeton bij Blackpool aan een lymfadenoom, een abnormaal vergrote lymfeklier. Hij werd begraven op Rose Hill Cemetery sector B, grave 411 in Doncaster. 

De neergeschoten Whitley was de 10e bevestigde overwinning van de in totaal 48 claims van Luftwaffe ace Paul Gildner. Een maand eerder had Gildner de Wellington R1440 bij Harderwijk neergeschoten, zijn 9e bevestigde claim. Op 24 februari 1943 komt Gildner op 29-jarige leeftijd in de buurt van vliegbasis Gilze-Rijen om het leven bij een mislukte landing als gevolg van het uitvallen en in brand vliegen van de motor van zijn machine. Hij ligt begraven in blok M, rij 4, graf 8 op de Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn.

Op historischmarknesse.nl staat een artikel over de Whitley Mk V P4968 die in de nacht van 19 op 20 augustus 1940 op kavel NO 68/67 in Marknesse is neergestort. In dit artikel wordt in twijfel getrokken of de Whitley Mk V P4946 wel bij Urk is neergestort. In het desbetreffende artikel staat: "De crash nabij Urk viel al snel af omdat dit vliegtuig in werkelijk bij het eiland Helgoland in Denemarken was neergestort". Maar hier is mogelijk sprake van een verwisseling. Er is inderdaad een Whitley bij Helgoland neergestort, maar dat was exact een jaar eerder op 8/9 mei 1940 op praktisch hetzelfde tijdstip. In het boek Luftwaffe Night Fighter Combat Claims, 1939-1945 van Simon W. Parry, John Foreman en Johannes Matthews wordt op blz. 10 gemeld dat Ofw. Fritz Föster van IV./JG2 op 8/9 mei 1940 op 20 km ten noorden van Helgoland om 02.50 uur een Whitley heeft neergeschoten. In hetzelfde boek staat op blz. 20 dat Ofw. Paul Gildner van 4./NJG1 op 8/9 mei 1941 ten oosten van Enkhuizen om 02.47 uur een Whitley heeft neergehaald. Ook op rafcommands.com staat: "Took off 2215 8 May 1941 from Leeming. Signalled operation successfuly completed at 0159 9 May 1941 but subsequently ditched off the Dutch coast".