Messerschmitt Bf 110C-4, 2273
Plaats: Noordoostpolder
Locatie: 5 km ten ZZO van Lemmer
Maker: Messerschmitt
materiaal: diverse materialen
Jaar:
Beschrijving:
Het acute oorlogsgevaar dwong het Ministerie van Defensie in 1937 op zoek te gaan naar nieuwe vlieglocaties die zo ver mogelijk verwijderd lagen van de zuid- of oostgrens. Bij Bergen aan Zee werd een militair vliegveld aangelegd dat op 17 juli 1939 in gebruik werd genomen. Op 10 mei 1940 bombardeerden de Duitsers vliegveld Bergen. Na de capitulatie van Nederland werd de schade door de Luftwaffe (Duitse luchtmacht) hersteld. De aanvliegroute werd met lichten gemarkeerd en het vliegveld werd voorzien van een cordon bunkers voor het luchtafweer. De luchtoorlog die gedurende de eerste jaren in de nachtelijke uren boven West-Friesland en het IJsselmeer werd uitgevochten, werd voor een deel gevoed vanaf vliegveld Bergen. Ter ondersteuning daarvan werd een grondradarstation bij Medemblik gebouwd, Hering genaamd.
De Nachtjagers die regelmatig gebruik maakten van vliegveld Bergen zijn onderdeel van 4./NJG1 dat sinds 1 oktober 1940 Fliegerhorst Leeuwarden als thuisbasis had. Van een permanente stationering was geen sprake, Bergen fungeerde als satelliet voor Leeuwarden. In november 1940 arriveeerden de eerste vier Messerscmitts Bf110, onder commando van de in het Oostenrijkse Salzburg geboren Oblt. Prinz Egmont zur Lippe-Weißenfeld. Hij bleef commandant van het vliegveld tot 1 augustus 1941. Op 11 juni 1941 werd het commando Bergen versterkt met de 29-jarige Lt. Rudolf Schönert (Schoenert), een gewezen testpiloot van de Wezer Flugseugbau in Bremen. Hier werden hem de fijne kneepjes van het vak bijgebracht door de 22-jarige Oblt. Egmont Prinz zur Lippe-Weißenfeld.
Op 30 juni 1941 maakten Zur Lippe-Weißenfeld en Schönert een trainingsvlucht boven Noord-Nederland. Oblt. Egmont Prinz zur Lippe-Weißenfeld vloog in zijn Messerschmitt Bf 110C-4 met werknummer 2273 en rompcode G9+CM ('Cäsar-Marie'). Zijn tweede man was radio-telegrafist Uffz. Josef Renette. Lt. Rudolf Schönert en radio-telegrafist Fw. Hans (Hannes) Richter vlogen in de Bf 110C-7 met werknummer 2075 en rompcode G9+JM. Na de start klommen beide toestellen naar 6000 m hoogte. Tijdens de, vanuit 'Funkmeßstellung Hering' bij Medemblik door Lt. Jauk geleide, onderscheppingsoefening kwamen de toestellen te dicht bij elkaar. Met de staart van zijn machine raakte Zur Lippe-Weißenfeld de rechter propeller van de andere jager. Het staartstuk, compleet met hoogte- en zijroeren, brak af. Het toestel stortte naar beneden. De bemanning sprong uit het onbestuurbare toestel en landde hangend aan de parachute in het IJsselmeer. De onbemande Messerschmitt kwam om 18.55 uur op 5 km ten zuid-zuidoosten van Lemmer neer, in de Noordoostpolder waar destijds nog een flinke laag water stond. De Noordoostpolder viel pas op 9 september 1942 officieel droog. De Bf 110C-7 van Schönert raakte licht beschadigd en kon naar Bergen aan Zee terugkeren. Maar voor Schönert naar de thuisbasis terug vloog maakte hij tot twee keer toe een lage pass over. Hij zag dat Oblt. Zur Lippe-Weißenfeld in plaats van de gemakkelijk te verwijderen vlieger-bontlaarzen zijn elegante rijlaarzen aan had, die hij slechts met behulp van een laarzenknecht kon uittrekken en bovendien geen zwemvest droeg. Ook Uffz. Renette heeft geen zwemvest. Op slechts enkele meters boven de deinende golven van het IJsselmeer vliegend, wierp Schönert een zwemvest en een reddingsboot uit waarmee Zur Lippe-Weißenfeld en Renette zich in veiligheid konden brengen. Even later werden ze opgepikt door een zich in de nabijheid bevindend marinevaartuig. Nadat Schönert veilig op vliegveld Bergen geland was en de motoren had afgezet zag hij dat alle drie de bladspitsen van de rechterpropeller omgebogen waren Bron: Wespennest Leeuwarden deel 1. Vijf dagen voor deze vliegtuigcrash vloog Uffz. Heinz Vinke vanaf vliegveld Bergen in de Bf 110C-7 2075 waarin Hans Richter op 30 juni vloog. Vanwege een motorstoring moest hij een noodlanding maken bij De Cocksdorp op Texel. Vinke liep een gebroken ruggengraat op tijdens de buiklanding en bracht 7 maanden door in het ziekenhuis. Radio-telegrafist Uffz. Gerhard Schlein kwam om het leven omdat zijn parachute niet opende.
De carrière van Egmont Prinz zur Lippe-Weißenfeld bij de Luftwaffe begon bij de II. Gruppe van het Zerstörergeschwader 76 (II./ZG 76). Het Zerstörergeschwader werd van het strijdtoneel teruggetrokken en omgevormd tot nachtjager afdeling Nachtjagdgeschwader 1 (NJG1). De Engelsen waren in die tijd begonnen met nachtbombardementen op Duitse industriegebieden en de nachtjagers moesten deze bombardementen zo veel mogelijk tegenhouden. Op 4 augustus 1940 werd Zur Lippe-Weißenfeld overgeplaatst naar NJG 1. De eenheid had hun thuisbasis op Flughafen Gütersloh, in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, waar ze trainden in het nachtjacht vliegen. Zijn eerste standplaats was Leeuwarden. Vanaf 20 oktober 1940 ging hij een eenheid leiden vanaf Schiphol en later vanaf Bergen. Op 15 november 1941 werd Zur Lippe-Weißenfeld bevorderd tot Oberleutnant en benoemd tot Staffelkapitän van 5./NJG2. Op 2 augustus 1943 volgde een promotie tot Majoor en op 20 februari 1944 werd hij overgeplaatst naar NJG5. Op 12 maart 1944 kwam Egmont Prinz zur Lippe-Weißenfeld samen met zijn bemanning, radio-telegrafist Ofw. Josef Renette en boordschutter Uffz. Kurt Röber, om toen zij tijdens een routinevlucht in hun Bf 110G-4 met werknummer 720010 en code C9+CD neerstortten in de Belgische Ardenne. De 25-jarige Zur Lippe-Weißenfeld was toen Kommandeur van NJG5 en had tijdens de oorlog maar liefst 51 toestellen van de geallieerden neergehaald. Hij is begraven op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn, blok TH, rij 1, graf 1.