Ambtsketen Urk

Ambtsketen Urk

Plaats: Urk

Locatie: Gemeentehuis

Maker: Kempen en Begeer NV

materiaal: zilver

Jaar: ca.1945


Beschrijving:

Van 1660 tot 1792 had Amsterdam de heerlijkheid Urk in leen. Na de Franse tijd (1795-1813) werd Urk een zelfstandige gemeente. De functie van burgemeester werd in het begin van de 19e eeuw uitgevoerd door twee, drie of zelfs vier personen. In de jaren 1824-1825 kwamen er nieuwe regeringsreglementen voor de inrichting van het lokaal bestuur. Het college van burgemeesteren werd vervangen door één burgemeester en twee wethouders die uit de raad benoemd werden door de Koning. De bestuursperiodes werden gesteld op 6 jaar, te rekenen vanaf januari 1825. Om de twee jaar moest één van de wethouders aftreden en als derde in de rij, dus na de 6 jaar, zou de burgemeester aftreden. Herbenoeming was mogelijk. De grondwet van 1848 bepaalde met betrekking tot gemeentebesturen, dat aan het hoofd van iedere gemeente een raad zou staan, die door de ingezetenen werd gekozen. De burgemeester werd, buiten de leden van de raad, benoemd door de Koning. De gemeentewet van 1851 heeft de grondslag gelegd voor het moderne lokale bestuur. De wet werd gemaakt door de Nederlandse staatsman Johan Rudolph Thorbecke, in die tijd minister van Binnenlandsche Zaken onder Koning Willem III. In de gemeentewet van 1851 werd vastgelegd dat het bestuur bestaat uit de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en uit de burgemeester in zijn hoedanigheid als handhaver van de openbare orde. Op voordracht van Thorbecke werd de ambtsketen ingevoerd. Hij vond dat burgemeesters een duidelijk herkenningsteken moesten dragen. Op 16 november 1852 werd bij Koninklijk Besluit het dragen van de ambtsketen door de burgemeester geregeld.

"Besluit van 16 november 1852, houdende bepalingen omtrent de door den Burgemeester te dragen onderscheidingsteekenen
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van den 20sten October 1852 N°. 191, 2de Afd.;
Overwegende, dat, volgens art. 76 der gemeentewet, de door den burgemeester te dragen onderscheidingsteekenen door Ons moeten worden bepaald, en dat het noodzakelijk is, voor te schrijven, bij welke gelegenheden die teekenen gedragen zullen moeten worden;
Den Raad van State gehoord (advies van den 5den dezer, N°. 4);
Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van 14 November 1852 N°. 21, 2de Afd;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1:
De onderscheidingsteekenen, door den burgemeester te dragen, bestaan in een zilveren penning, hebbende eene middellijn van veertig strepen en vertoonende aan de eene zijde het wapen des Rijks, aan de andere dat der gemeente, of, zoo de gemeente geen wapen heeft, den naam der gemeente; de penning hangende op de borst, hetzij aan eene zilveren keten, hetzij aan een oranje zijden lint; de keten of het lint op beide schouders aan den rok of het opperkleed vastgehecht.
Artikel 2
De burgemeester draagt de onderscheidingsteekenen, wanneer hij:
voorzit in de vergadering van den Raad;
ingeval van brand, of van oproerige beweging, van zamenscholing of andere stoornis der openbare orde zich in het openbaar vertoont;
uit krachte van de artikelen 172 tot en met 175 van de Gemeentewet, of van eenige andere wet persoonlijk in het openbaar bevelen geeft;
bij plegtige gelegenheden namens de gemeente opkomt.
Artikel 3
Bij ontstentenis van den burgemeester worden de teekenen, in de bij het vorig artikel omschreven gevallen, gedragen door dengeen, die hem vervangt.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking met den 1sten Januarij van het volgende jaar.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat aan den Raad van State in afschrift medegedeeld en in het Staatsblad geplaatst zal worden.
's Gravenhage, den 16den November 1852
WILLEM.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
THORBECKE.
Uitgegeven den twintigsten November 1852.
De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings,
A. G. A. VAN RAPPARD."
Bron: wetten.overheid.nl

Toen in 1852 alle gemeenten daadwerkelijk een keten moesten laten vervaardigen, bleek al snel dat verreweg de meeste gemeenten in zee wilden gaan met de Utrechtse stempelsnijders D. van der Kellen en J.P. Menger van 's Rijks Munt. Deze firma had een landelijke campagne gevoerd en wist zelfs een aantal commissarissen van de Koning zover te krijgen dat ze voor hen gingen bemiddelen bij de gemeenten. De gemeente Urk schafte voor ƒ 10,- een zilveren ambtspenning aan met aan de ene zijde het gestempelde Rijkswapen en aan de keerzijde het ingesneden wapen van de gemeente. Ten tijden van de invoering van de ambtsketen droegen de meeste burgemeesters de penning aan een oranje zijden lint omdat voor een ketting plus ambtspenning het bedrag van ƒ 25,- betaald moest worden. De ambtspenning van Urk heeft een middellijn van veertig strepen ofwel 40 mm. Op de ene zijde staat het door Koning Willem I bij Koninklijk Besluit van 26 november 1819 toegekende gemeentewapen van Urk dat als volgt wordt omschreven: "Van lazuur, beladen met een schelvisch in zijne natuurlijke kleur". Aan de andere zijde het Rijkswapen van het Koninkrijk der Nederlanden. Volgens voorschrift draagt de burgemeester, of diens vervanger, de ambtsketen met het gemeentewapen zichtbaar als hij de gemeente vertegenwoordigt. Als hij uit hoofde van de koning een handeling verricht, bijvoorbeeld bij het uitreiken van koninklijke onderscheidingen, wordt de keten met het Rijkswapen zichtbaar gedragen. 

De in Ridderkerk geboren Arie Gravestein (1868-1951) was aanvankelijk onderwijzer op Urk. In 1909 werd hij benoemd tot burgemeester van Urk. Tijdens het bezoek van koningin Wilhelmia aan Urk, op 21 juni 1921, droeg burgemeester Gravestein zijn ambtspenning aan een oranje zijden lint. Op 16 maart 1922 werd burgemeester Gravestein ter gelegenheid van zijn 12,5-jarig ambtsjubileum in de raadsvergadering gehuldigd. Bij die gelegenheid kreeg hij door het oudste raadslid van Urk, de heer Keuter, een zilveren ambtsketen omgehangen bestaande uit schakels van eikenbladen. In de raadsvergadering van 18 juli 1938 deelde Arie Gravestein mede dat hij per 15 september ontslag zou aanvragen als burgemeester van Urk omdat hij met pensioen ging. Op 14 september droeg de heer Gravestein voor het laatst de ambtsketen toen de bevolking van Urk tijdens een plechtigheid afscheid nam van zijn burgervader. 

Op 1 november 1938 werd Gertruides (Gert) Keijzer (1901-1961) benoemd tot burgemeester van de gemeente Urk. Nadat Urk zijn nieuwe burgemeester feestelijk had ingehaald hing wethouder en loco-burgemeester M. Kramer de heer Keijzer de ambtsketen om. Per 1 september 1941 werden alle gemeenteraden door de Duitse bezetter opgeheven, de burgemeesters bleven in hun ambt. In 1944 werd burgemeester Keijzer door de Duitsers vervangen door de NSBer Jan Willem Landman en vastgezet in kamp Amersfoort. Na de oorlog keerde Keijzer terug naar Urk en hervatte zijn functie. Tijdens de herdenkingsoptocht op de eerste koninginnendag na de oorlog (31 augustus 1945) droeg burgemeester Gert Keijzer de huidige zilveren ambtsketen die geleverd was door Van Kempen en Begeer NV uit Voorschoten. Dit atelier beschikte over negen seriemodellen die aangeduid werden met de hoofdletters B-K. De burgemeestersketen van Urk heeft schakels van standaardmodel C. 

De ambtsketen van Urk is achtereenvolgend gedragen door onderstaande burgemeesters:

1852 - 1862      Klaas P. Kramer (10-3-1862 gearresteerd vanwege valsheid ingeschrifte) 
1862 - 1866      Bastiaan van Putten († 13-3-1866)
1866 - 1898      Hendrik Kagei († 3 oktober 1898)
1898 - 1909      jhr. Anthon Hendrik Peter Karel van Suchtelen van Haare (werd burgemeester van Sloten)
1909 - 1938      Arie Gravestein (ging met pensioen)
1938 - 1944      Gert Keijzer (vervangen)
1944 - 1945      Jan Willem Landman (NSB burgemeester)
1945 - 1956      Gert Keijzer (nam ontslag wegens malfersatie)
1956 - 1957      Leendert A. Verburg (waarnemend tevens burg. IJsselmuiden)
1957 - 1962      Jan Schipper († 7 november 1962) 
1962 - 1963      Leendert A. Verburg (waarnemend tevens burg. IJsselmuiden)
1963 - 1973      Klaas Bossenbroek (werd burgemeester van Genemuiden)
1973 - 1974      Leendert A. Verburg (waarnemend tevens burg. IJsselmuiden)
1974 - 1989      Andries Buijs (ging met pensioen)
1989 - 1999      Sijko Veninga (ging met vervroegd pensioen)
1999 - 2005      Dick Schutte ((nam ontslag na schending ambtsgeheim)
2005 - 2006      Johan de Groot (waarnemend) 
2006 - 2012      Jaap Kroon (ging met pensioen)
2012 - 2019      Pieter van Maaren (werd burgemeester van Zaltbommel) 
2019 - 2020      Ineke Steinmetz-Bakker (waarnemend) 
2020 - 2024      Cees van den Bos (werd burgemeester van Goes) 
2024 - heden    Jan Westmaas (waarnemend)
 
Bronnen: Ambtsketens van de Hoeksche Waard; Delpher krantenarchief; Urcker Kronieken, geliefd en verguisd.