Prehistorische vindplaats Urk-E4

Prehistorische vindplaats Urk-E4

Plaats: Urk

Locatie: Noordgat 1, kavel NE4

Maker: Swifterbantmens

materiaal:

Jaar: mesolithicum, neolitihcum


Beschrijving:

Zo'n 150.000 jaar geleden, tijdens de voorlaatste ijstijd (Saalien), was het zo koud dat de gletsjers in Scandinavië uitgroeiden tot een gigantische kap van landijs. Vanuit het noordoosten schoof deze ijskap over de noordelijke helft van 'Nederland'. Toen het weer warmer werd trok het ijs zich terug. Door het smelten van het ijs vormde zich in het gebied van de huidige Noordoostpolder, brede rivieren die het smeltwater afvoerde naar de Noordzee. Tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) was het hier guur en koud, er heerste een toendraklimaat. De huidige Noordoostpolder was een kale vlakte, er was weinig begroeiing en er liepen grote zoogdieren zoals mammoeten rond. Aan het eind van het Weichselien, zo'n 10.000 jaar geleden, werd het warmer. In de zomer vielen de rivierbeddingen grotendeels droog. Het zand dat aan de oppervlakte lag, kon door de wind worden opgenomen en verplaatst. Direct naast de bedding was, door het verbeteren van het klimaat, al voldoende begroeiing om het zand vast te houden. Zo ontstonden relatief hoge rivierduinen.

In het zuiden van de Noordoostpolder bevinden zich langs de geulen van de oude loop van de IJssel en de Oer-Vecht min of meer oost-west georiënteerde, deels parallelle rivierduinreeksen. De grootste en hoogste duinen liggen langs de loop van de IJssel. De rivierduinen langs de Oer-Vecht zijn over het algemeen kleiner en lager geweest, meestal rond 4 m onder NAP. In dit gebied woonden zo'n 6000 jaar geleden al mensen die zich op deze rivierduinen vestigden.

In de buurt van Swifterbant zijn menselijke resten en voorwerpen uit die tijd in de bodem aangetroffen. Sinds de ontdekking wordt deze cultuur aangeduid met de naam ‘Swifterbantcultuur’, vernoemd naar de vindplaats. De Swifterbantmensen waren jager-verzamelaars die een nomadische bestaan hadden. Vanuit basiskampen trokken zij het omringende gebied in om op wilde dieren te jagen en om vis te vangen met visweren. Daarnaast verzamelden ze vruchten, noten, planten, knollen en zaden. Ze maakten kleding van huiden, gereedschappen van vuursteen, bot en gewei en puntbodemige potten van klei. Voor jagers en verzamelaars is dit heel ongebruikelijk omdat aardewerk hoort bij de leefwijze van agrarische samenlevingen waar mensen zich op vaste plaatsen hadden gevestigd. De Swifterbantmensen leefden op de overgang van de middensteentijd (Mesolithicum) naar de nieuwe steentijd (Neolithicum), de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw en veeteelt.

De Swifterbantmensen deden op kleine schaal aan landbouw. Bij het bouwrijp maken van industrieterrein Zwolsehoek werd één van de oudste akkers in noordwest Europa opgegraven. De akker op kavel NE4, die gezien de diepteligging gedateerd is op vóór 3200 v. Chr., ligt op een vrij klein rivierduin in het stroomgebied van de Oer-Vecht, de voorloper van de Overijsselse Vecht. Het betreft hier waarschijnlijk de resten van een basiskamp. Tijdens een archeologische opgraving in 1997 zijn verschillende haardkuilen, vuurstenen werktuigen, aardewerk, paalresten en eergetouwkrassen aangetroffen. Met een eergetouw bewerkten de Swifterbantmensen hun akker. De houten punt van de eenvoudige ploeg zorgde ervoor dat de grond werd opengescheurd. In de haardkuilen zijn verkoolde resten van met name wilde planten aangetroffen maar ook cultuurgewassen als Emmer, Eenkoorn en Gerst. Op een hoger gelegen deel van het duin werd een grafveld ontdekt. In totaal zijn er zeven kuilen/graven gevonden met menselijk skeletmateriaal van minimaal 9 volwassenen, mannen en vrouwen, en een kind van 9 - 14 jaar. Ook zijn er barnstenen kralen gevonden, die waarschijnlijk afkomstig zijn van een snoer om het hoofd.

Het rivierduin bij Urk is van ca. 5500 tot 3300 v. Chr. bewoond geweest, gedurende het Mesolithicum en Neolithicum. Tot de mesolithische bewoningsfase kunnen de vondsten van enkele vuurstenen werktuigen worden gerekend en een aantal diepe haardkuilen. Tot de neolithische bewoningsfase moet het grootste deel van de vondsten van het vuursteen, het aardewerk en het natuursteen worden gerekend.

Bekijk hier 'Museumschatten: rivierduin van 6.000 jaar oud'.

Bronnen: Beleidsnota archeologie Urk en De opgraving van de mesolithische en neolithische vindplaats Urk-E4 (Domineesweg, gemeente Urk) Peeters, 2001