IJsloperschuur
Plaats: Schokland
Locatie: Middelbuurt
Maker:
materiaal: hout
Jaar: 19e eeuw
Beschrijving:
Op Middelbuurt staat een authentieke IJsloperschuur. Deze houten schuur staat sinds 2002 op de lijst van rijksmonumenten en is één van de oudste gebouwen op Schokland. In de schuur stond de ijsloper van Schokland, ook wel ijsvlet genoemd. De ijsvlet was een speciaal vervaardigde open platte boot, voorzien van glij-ijzers. Als in de winter de Zuiderzee dichtgevroren was, waren Schokland en Urk onbereikbaar en werd de ijsvlet gebruikt als de stoomboten door de ijsgang niet langer konden varen. De ijsvlet was met een sprietzeil uitgerust, een vierhoekig zeil, dat om de mast gerold kon worden en een zijzwaard dat naar keuze over bak- of stuurboord gehangen kon worden, verder waren er ook nog roeiriemen. Tijdens de lange strenge winters, onderhielden vrijwilligers met de vlet, deels lopend, deels roeiend of zeilend, de verbinding met de vaste wal. Met touwen, de zogenoemde trekzelen, konden de lopers het schip omhoog en vooruit op het ijs trekken. Op deze manier verzorgde zij post- en voedseltransporten over de bevroren Zuiderzee naar Kampen. Ook zieken en overledenen werden met de ijsvlet vervoerd. Het waren vaak levensgevaarlijke tochten. Wanneer men bij een wak was aangekomen, werd de ijsvlet te water gelaten en voer men verder. Er waren pikhaken aan boord om de vlet over het ijs te duwen. IJszagen en ijsbijlen werden gebruikt om het ijs te breken. Daarnaast werden een sein, lantaarns en stakellichten als verlichting meegenomen. Ook als er onverwachts een schip in het ijs vastraakten trok de ijsvlet er op uit om het schip en/of de opvarenden te redden.
Op Schokland heerste in de 19e eeuw armoede. Tijdens de overstromingsramp van 3 en 4 februari 1825 hadden veel Schokker vissers hun schepen verloren en moesten zich diep in de schulden steken om nieuw vaar- en vistuig te kopen. Daarnaast leverde de visserij vrijwel niets meer op. Als aanvulling op het inkomen werden door het Gouvernement van Overijssel in 1838 twee calicotweverijen op Schokland gevestigd, één op Emmeloord en één op Middelbuurt, waar de IJsloperschuur oftewel de ‘landsloods' in gereedheid werd gebracht. Hierin was weinig ruimte, maar door het bouwen van een verdieping konden er meer weefgetouwen geplaatst worden. Enkele jaren later werd de weverij verhuisd naar een andere locatie. De burgemeester, de predikant en de pastoor vormden de Commissie voor de weverijen en moesten geregeld verslag uitbrengen aan de gouverneur. Er was een bepaling dat zodra de kinderen die werkzaam waren in de weverijen de leeftijd van 16 jaar bereikt hadden hen een verder verblijf op de weverij ontzegd werd. Maar deze bepaling werd door de commissie niet nageleefd. In 1846 werkten 12 jongens en 29 meisjes tussen de 8 en 20 jaar in de weverijen, in 1852 bedroeg het aantal 52. De calicotweverijen droegen niet bij aan de bestrijding van de armoede. In 1857 hebben ze voor een groot gedeelte van het jaar stilgestaan. Op 1 juli 1859 werd Schokland vanwege het overstromingsgevaar en de aanhoudende armoede ontruimd.
Na de ontruiming ging de havenmeester van Emmeloord wekelijks met de rijksbotter naar Kampen om inkopen te doen. Als 's winters de Zuiderzee bevroren was werd deze tocht met de ijsvlet gemaakt. Samen met een op Middelbuurt wonende arbeider ging de havenmeester naar Ramspol waar de vlet werd achter gelaten. Vervolgens ging men te voet of met de schaats naar Kampen.
Op Urk staat het kunstwerk de IJsvlet van Piet Brouwer