Haven en havenlichten

Haven en havenlichten
Haven en havenlichten Haven en havenlichten Haven en havenlichten Haven en havenlichten Haven en havenlichten Haven en havenlichten Haven en havenlichten Haven en havenlichten

Plaats: Schokland

Locatie: Vluchthavenpad

Maker: Flevolandschap

materiaal:

Jaar: 2004 en 2007


Beschrijving:

Eeuwenlang was Schokland een belangrijk oriëntatiepunt voor de scheepvaart op de Zuiderzee. Aanvankelijk gebruikte de schippers en vissers de Middelbuurtse korenmolen en de middeleeuwse kerk op de Zuidpunt als richtpunt naast de bebakening die door Kampen en Zwolle verzorgd werd. Maar de roep op een betere bebakening werd sterker. Begin 17e eeuw werd de zuidpunt van Schokland voorzien van een vuurbaken. Bij slecht weer konden schepen hun toevlucht zoeken in de haven van Emmeloord of op de rede bij Ens. In beide gevallen ging het om het aanlopen van het eiland aan de oostzijde, ook wel de luwtezijde genoemd.

Emmeloord had sinds jaar en dag een primitieve haven waar het grootste deel van de vissersvloot lag. De haven kreeg in 1816 twee havenhoofden, eigenlijk twee naar zee enigszins uitgeheide palenrijen, waarvan het ene Nooderhoofd werd genoemd en het andere IJsbreker vanwege de bescherming tegen kruiend ijs. Het Noorderhoofd had een lengte van 281 voeten, zo'n 8,45 m en de 'IJsbreker' een lengte van 110 voeten oftewel ongeveer 3,30 m. Het noordelijk havenhoofd werd in 1830 met nog 30 ellen verlengd, bijna 21 m. In 1837 werd, na een jarenlange discussie, ƒ 15.500,- uitgegeven om de haven te vernieuwen en te vergroten zodat er zo'n 300 schepen een ligplaats konden vinden. Aanleiding was een plotselinge, maar achteraf gebleken tijdelijke, toename van de haring in de Zuiderzee en daarmee de inkomsten van de bewoners van Schokland.

Bij een haven hoort een reglement en een havenmeester. In de Overijsselsche courant van 21 juni 1839 stond het volgende bericht: De GOUVERNEUR der Provincie Overijssel, gelezen eene missive van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandschen Zaken, van den 5 April 1839 No. 14, 3e afdeeling, strekkende ten geleide van een afschrift Zijner Majesteits besluit van den 29 Maart te voren No. 98, en van het daarbij goedgekeurd reglement als mede van de instructie voor den Havenmeester aldaar. Gelezen de nadere missive van gemelden Heer Minister van den 14 dezer No. 118, 3e afdeling, omtrent de benoeming van eenen Havenmeester.

BESLUIT:
Ten bepalen dat opgemeld reglement en instructie met den 1sten Julij aanstaande in werking zullen worden gebragt, en tot dat einde het 1ste en 2de lid dezer resolutie benevens opgemeld Koninklijk besluit, reglement en instructie, te doen plaatsen in de Overijsselsche Courant en mede te deelen aan den Heer Burgemeester van Schokland, teneinde onverwijld in die Gemeente te worden gepubliceerd..
Tot Havenmeester te Emmeloord op Schokland op bovengemeld reglement en instructie te benoemen, den persoon Hk. W. Kok, met last zich op Vrijdag den 28 Junij aanstaande voor ons sisteren tot het afleggen van den eed, en om de nodige voorschriften te ontvangen, teneinde op 1e Julij zijne functien te kunnen aanvaarden.
Den enz.
Zwolle, den 19 Julij 1839
                                            De Gouverneur voornoemd,
                                            Van RECHTEREN

WIJ WILLEM, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG, ENZ., ENZ., ENZ.,
Op de voordragt van onzen Minister van Binnenlandsche Zaken dd. 26 Februarij I.I. No. 100, daarbij naar aanleiding van het bepaalde bij ons besluit dd. 13 December 1836, No. 86, ter goedkeuring aanbiedende een ontwerp Reglement voor het gebruik der Haven op Emmeloord op het eiland Schokland, alsmede eene Instructie voor den Havenmeester aldaar.
Onze Minister van Financien en van Binnenlandschen Zaken gehoord (Rapporten van den 13/20 dezer, No. 31/648/5.)
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:
Het reglement voor het gebruik der Haven op Emmeloord op het eiland Schokland, alsmede de Instructies voor den Havenmeester aldaar, goed te keuren, zoodanig als die stukken hiernevens zijn gevoegd.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken aan wien de rapporten dd. 13/20 dezer, No. 31/648/5, Kopielijk zullen worden medegedeeld, is belast met de uitvoering dezes, waarvan afschriften zullen worden gezonden aan onze Minister van Financien en van Binnenlandsche Zaken, mitsgaders aan de algemeene Rekenkamer tot informatie en narigt.
's GRAVENHAGE, 29sten Maart 1839
        (get)                   WILLEM
                                  Van wege den Koning
        (get)                   VAN DOORN
                                  Accordeert met deszelfs origineel,
                                  De Griffier ter Staats-Secretaris,
        (get)                   A.G.A. van RAPPARD
                                  Voor eensluidend afschrift,
                                  De Secetaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken
        (get)                   C. VOLLENHOVEN
                                  voor eensluidend afschrift:
                                  De Griffier der Staten van Overijssel,
                                  J.M. van RHIJN.
Daarna volgde het reglement voor het gebruik der Haven te Emmeloord aan het Eiland Schokland.

Op 28 juni 1839 werd de op 10 oktober 1777 op Schokland geboren Hendrik Willems Kok in Zwolle beëdigd als eerste havenmeester op Emmeloord. Uit het patentregister van 1828, een register voor de belasting op het uitoefenen van een bedrijf, blijkt dat hij op Emmeloord woonde, visser was en een open visschuit bezat die mede geschikt was voor alle soorten vrachtvervoer. Daarnaast was hij gemeenteraadslid. Kok was nog geen twee jaar havenmeester toen hij op 63-jarige leeftijd overleed. In het rooms katholieke overlijdensboek van Emmeloord staat dat Hendrik Kok op 29 april 1841 stierf, voorzien van alle sacrementen (omnibus Sacramentis munitas). Zijn opvolger was Arnoldus Legebeke (1809-1885) die naast zijn werk als onderwijzer per Koninklijk Besluit van 23 juli ook benoemd werd tot havenmeester op Emmeloord. Daarvoor ontving hij een jaarlijkse vergoeding van ƒ 100,-. Het noordelijk havenhoofd, een kistdam, werd in 1856 in zuid-oostelijke richting verlengd en ook de oostdam dateert uit die tijd. Op het noorderhoofd stond een lantaarn met groene glazen, op het zuidelijk havenhoofd een lantaarn met rode glazen. De taak van de havenmeester was zowel het in bedrijf houden van de haven als het bedienen van de havenlichten. Vanwege de diepte van gemiddeld 1.80 meter was de haven niet toegankelijk voor grote schepen. Om de haven toegankelijk te houden voor de scheepvaart moest hij vrijwel jaarlijks uitgebaggerd worden. 

Emmeloord was in die tijd een drukbezochte haven, die een veilige ligplaats in de luwte bood. Ook het 'Gat van Ens' werd nogaleens bezocht. Maar na de ontruiming van Schokland in 1859 wilde Rijkswaterstaat de haven van Emmeloord ontmantelen omdat de jaarlijkse kosten voor het onderhoud van de zeeweringen reeds van oudsher hoog waren. Teneinde hierop te bezuinigen kreeg P. de Waal, civiel architect te Deventer en voormalig opzichter van Rijkswaterstaat in het noordoostelijk deel van de Zuiderzee, in 1860 voor ƒ 22.000,- de opdracht de zeedijk en de paalwerken op Schokland gedeeltelijk op te ruimen. Het was de hoofdingenieur Nicolaas Johannes van der Lee (1808-1878) die op grond van een rapport uit 1788 van de inspecteur-generaal van den Waterstaat der Bataafsche Republiek Christiaan Brunings (1736-1805) en opzichter Leendert den Berger (1743-1802) de helft van het eiland wilde prijsgeven. Uit het rapport van 1788 bleek dat men van Hollandse zijde weinig lust had om nog wat voor Emmeloord te doen en men het eiland voor een deel prijs wilde geven aan de zee. In het rapport werd opgemerkt dat Ens rondom door palen beschermd was, maar Emmeloord slechts voor een deel bij de haven. De oevers aan de west- en noordzijden waren onbeschermd omdat daar geen zeewering was. Bron: De eilanden Schokland en Urk. De schippers wilden echter de veilige uitwijkplaats aan de oostkant van het eiland niet missen en verzetten zich onder leiding van de Zwolse koopman en voorvechter van de binnenscheepvaart Willem Jan Schuttevaer (1798-1881). Ze hadden het bestuur van Overijssel mee omdat de provincie voor haar kustverdediging belang had bij het behoud van het eiland. Schuttevaer hield in 'Beschouwingen over het Eiland Schokland' een goed onderbouwd pleidooi om het eiland in zijn geheel te behouden en wist schippers, Kamers van Koophandel en anderen te bewegen protest aan te tekenen tegen de ondergang van het noordelijk deel van Schokland. De deining die deze actie veroorzaakte leidde ertoe dat vertraging optrad in de uitvoering van de werkzaamheden. Tenslotte bepaalde minister van Binnenlandse zaken Johan Rudolf Torbecke (1798-1872) op 31 augustus 1862 na grondig onderzoek, dat het beleid om Schokland in zijn geheel te behouden zou worden voortgezet.

Vanaf 1880 stond bij de haven ook een houten driepoot waarin de havenmeester 's avonds een olielamp hees. In 1894 investeerde Rijkswaterstaat in de bouw van een nieuw havenlicht op het Noorderhoofd, een belangrijk licht voor de binnen varende schippers. In het Algemeen Handelsblad van 4 december 1894 staat onder Berichten aan zeevarenden: "Nederland, Havenlicht Emmeloord, Schokland. "Volgens mededeeling van den inspecteur van het loodwezen wordt te Emmeloord, eiland Schokland Zuiderzee, op het zee-einde van het Noorderhoofd der haven op 6 Dec. a.s. op 50° 39' 27" N.b. en 53' 53" O.l. een wit en rood vast havenlicht ontstoken, zichtbaar tot 4 zeemijl". Lichtopstand: houten geschoorde lantaarnpaal, wit, met zwarte trap en groen geschilderde zeskante lantaarn. Hoogte boven water: 4,95 m. Hoogte opstand compleet: 3,5 m. Het licht zal zichtbaar wezen, rood: in N.55º W. tot in Z. 88º W, over eene droogte voor den mond de haven; wit: in alle andere richtingen. De Z.lijke grens van het roode licht loopt over stompe ton No. 13, welke de Z. zijde der droogte aangeeft. Vaartuigen van om de Z. de haven willende aandoen, mogen het licht niet rood doen worden, terwijl vaartuigen van om de No. en O. het licht niet eerder rood mogen zien, dan nadat zij het tot op ongeveer 16M. de O. het Noorderhoofd gekomen zijn".

In 1914 werd een vierkante, 10 m hoge, stalen lichtopstand naast de lichtwachterswoning gebouwd die de houten driepoot met lamp uit 1880 verving. De aanvoer van onderdelen werd door de Eerste Wereldoorlog sterk vertraagd. In het rooms-katholieke dagblad 'Het Centrum' van 11 november 1914 staat onder de kop "Vuurtoren van Schokland" het volgende bericht. "Sedert geruime tijd is op het eiland Schokland een nieuwe vuurtoren opgericht. Wijl de lenzen daarvoor uit Begië moeten komen en de fabricage stilstaat, kan de toren nog niet verlicht worden". Het licht zat op een hoogte van 8,90 m en brandde op carbid. In 1922 werd het licht van de lichtopstand voorzien van een "aansteek- en blusintallatie", wat inhield dat er een uurwerk was aangebracht waarmee het licht automatisch werd ontstoken en geblust. In 1940 is het licht gedoofd en werd de lichtopstand bij de haven van Emmeloord afgebroken.

De laatste havenmeester op Schokland was Jan Spit. Hij was van 1923 tot 1940 eerste havenmeester op Emmeloord. Spit was een ingetogen man die alle energie in de consciëntieuze uitoefening van zijn functie stak. In 'Zwerven langs het IJsselmeer' lezen we: "Wel een uur voor zonsondergang ging Jan Spit naar zijn schuur en ontstak daar de petroleumlantaarns van de havenlichten. Een tijdlang was hij daarna in de weer om de lampen wat hoger of wat lager te stellen; zij moesten niet te laag branden en ook weer niet gaan walmen. Eerst bracht hij de blinkend gepoetste stuurboord lantaarn met het groene licht naar de houten lichtopstand van het noorderhoofd en vervolgens de smetteloze bakboordlantaarn met het rode glas naar de houtenlichtopstand op het eind van de tegenoverliggende havendam. Nooit was hij helemaal gerust of de lantaarns de hele nacht wel zouden branden; bij zijn laatste gang langs de haven ging hij er nog eens naar toe; misschien waren zij toch gaan 'loeven'!"

In 2004 heeft de Nationale Postcode Loterij aan het Flevo-landschap 3,25 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het project 'Redding Schokland'. Andere subsidies die daarna loskwamen zorgden bij elkaar voor een verdubbeling van het bedrag. Het doel van het project was om het unieke karakter van Schokland, eiland in het polderland, te behouden en te versterken. Tijdens het project, dat uitgevoerd is door aannemersbedrijf Leynse uit Emmeloord, werd de oude haven van Emmeloord in ere hersteld. Het spatscherm rondom de Lichtwachterswoning keerde terug en er werd een vrijwel authentieke replica van de lichtopstand geplaatst, die op basis van oud beeldmateriaal gereconstrueerd kon worden. Tijdens de publieksdag ter afsluiting van het project op 12 mei 2007 werd het licht voor het eerst ontstoken. De lichtopstand op Oud Emmeloord staat symbool voor het Zuiderzeeverleden van Schokland. 

Kijk voor meer informatie over de bouw van de lichtopstand op Schokkervereniging en Kees Bolle