Langgevelboerderij

 Langgevelboerderij
 Langgevelboerderij  Langgevelboerderij  Langgevelboerderij  Langgevelboerderij

Plaats: Noordoostpolder

Locatie:

Maker: Directie Wieringermeer

materiaal: baksteen

Jaar: vanaf 1950


Beschrijving:

De inrichting van het platteland van de Noordoostpolder vond op buitengewoon functionele gronden plaats. Zoveel mogelijk mensen moesten dichtbij de dorpen wonen. Daar waren alle voorzieningen als winkels, scholen, kerken enz. aanwezig. De bedrijven van kleiner dan 24 ha werden rond de dorpen geplaatst. De grotere bedrijven kwamen het verst van de dorpen te liggen. De Bouwkundige Afdeling van de Directie Wieringermeer verzorgde de bouw van de boerderijen. Bij voorkeur werden de boerderijen in groepjes bij elkaar geplaatst. De grootte van de boerenerven wisselt naar gelang de grootte van de benodigde bedrijfsgebouwen. Ook van de grootte van de bedrijven hing het af hoeveel boerderijen er bij elkaar geplaatst konden worden, variërend van twee tot vier. Uit bedrijfsoverwegingen dienden de gebouwen langs de weg en langs de kavelsloot te staan. De deuren van de doorrit voor de wendakker, die traditioneel in groen zijn uitgevoerd, moesten altijd aan de slootzijde liggen. Ook verzorgde de Wieringermeerdirectie de beplanting van windsingels rondom de boerenerven.

Van de boerderijen op 12 en 18 ha bedrijven zijn 30 verschillende typen te vinden die te onderscheiden zijn in drie hoofdgroepen. Omdat aan de woningen en bedrijfsgedeelten zeer uiteenlopende technische eisen gesteld werden, is montagebouw voor deze bedrijven niet toegepast. Deze zogenaamde gezinsbedrijven zijn in traditionele materialen uitgevoerd in een aan de Delftse School verwante bouwwijze. Alleen de stalramen en de omlijsting van de deeldeuren zijn industrieel gefabriceerde, gestandaardiseerde onderdelen van beton. Om de bouwkosten zo laag mogelijk te houden bevinden de woning, met een inhoud van ca. 360 m³, en de schuur zich onder één kap. De eerste groep boerderijen werd ontworpen voor bedrijven met overwegend akkerbouw (types C, D, J en K, 344 stuks). De boerderijen, die verwantschap vertonen met de Brabantse langgevelboerderijen, zijn 10 m breed en voorzien van een zadeldak. De lengte varieert van 23,62 tot 33,48 m, afhankelijk van de bedrijfsgrootte en het aantal melkkoeien. De boerderijen zijn ontworpen met een dwarsdeel. In het bedrijfsgedeelte is de tasruimte en de vee- en paardenstal ondergebracht. Boven de stalzolder is een ruimte voor de hooiopslag. De woningen zijn in meerdere varianten uitgevoerd. Van het type K verrezen 186 stuks, waarmee dit het meest voorkomende traditionele boerderijtype in de Noordoostpolder is.
 
De tweede groep boerderijen (104 stuks) werd ontworpen voor gemengde bedrijven van 12 tot 18 ha met de helft of meer grasland (type H en O). Bij dit type boerderij is het dwarsprofiel van de vorige types gehandhaafd. De plattegrond werd voorzien van een aangebouwde vleugel voor het onderbrengen van de varkens. In het achterste deel van de hoofdvleugel is een dubbele veestal ondergebracht. De hoofdvleugel varieert in lengte van 23,71 tot 33,95 m afhankelijk van het aantal melkkoeien. Het type O komt weinig voor, hiervan zijn slechts 7 gebouwd.

De derde groep boerderijen (type M, 66 stuks) werd in een later stadium ontworpen voor akkerbouw en gemengde bedrijven van 12 tot 18 ha. De indeling van deze boerderijen is gebaseerd op het Friese type met centrale tas, langsdeel en aan één zijde de veestal. Bij dit type zijn op enkele uitzonderingen na alle bedrijfsruimten onder één dak samengebracht. Hierdoor werd het mogelijk de schuur breder uit te voeren, waardoor er een doelmatiger indeling ontstond dan van de voorgaande types. De woning is voor de schuur geplaatst, waarbij het dak aan één zijde doorloopt. Bron: Rijkswaterstaat, boerderijen in de IJsselmeerpolders.

De bedrijven met uitsluitend akkerbouw kregen rechte topgevels terwijl de gemengde bedrijven werden voorzien van wolfseinden.

Het Zeeuwse eiland Walcheren werd in het najaar van 1944 onder water gezet toen de geallieerden de zeedijken bombardeerden. Toen het eiland in februari 1946 weer droog viel besloot het bestuur de landbouwkundige opzet zo te veranderen dat er voor 118 boeren geen plaats meer was. Deze Zeeuwse boeren konden tussen 1949 en 1953 een nieuw bedrijf starten in de Noordoostpolder. In totaal was er voor de Walcherse boeren 300 ha in de polder gereserveerd. In mei 1949 werd bekend dat de herverkavelingscommissie Walcheren de eerste 46 Walcherse boeren van de in totaal 118 pachters, die een bedrijf in de Noordoostpolder zouden krijgen, voorgedragen had bij de Directie Wieringermeer. De verpachting van de gronden ging in november van dat jaar in, de verpachting van de gebouwen op 1 mei 1950. Vijfentwintig gegadigden kregen een bedrijf van ongeveer 12 ha, één kreeg een bedrijf van 18 ha, zeventien kwamen op 24 ha en drie op 36 ha. De Walcherse boeren werden gevolgd door een groep streekgenoten uit Schouwen-Duiveland, Tholen en Zuid-Beveland, die door de watersnoodramp van 1953 verdreven waren. Op 12 maart 1954 tekenden 34 landbouwers in Goes de akte van afstand van Zeeuwse grond en tegelijk de nieuwe pachtakte voor de hun toegewezen bedrijven in de Noordoostpolder. Van deze boeren waren er 26 afkomstig van Schouwen-Duiveland, 5 van Tholen, 3 uit Zuid-Beveland. Omdat de Langgevelboerderij voornamelijk bewoond werd door boeren die uit Zeeland afkomstig waren, wordt dit type boerderij ook wel een ‘Zeeuwse boerderij’ genoemd.

De in 1951 gebouwde boerderij type C5 met bijschuur, een kapschuur met deels open wagenberging en varkensstal, aan de Bomenweg 22 in Emmeloord staat op de gemeentelijke monumentenlijst.

Bekijk hieronder het filmfragment 'Boeren uit het rampgebied vinden nieuwe toekomst in Noordoostpolder'.

This text will be replaced by the JW Player

Maker: Polygoon-Profilti (producent) / Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (beheerder)