Cultuur- of ontginningsboerderij

Cultuur- of ontginningsboerderij
Cultuur- of ontginningsboerderij Cultuur- of ontginningsboerderij Cultuur- of ontginningsboerderij Cultuur- of ontginningsboerderij Cultuur- of ontginningsboerderij

Plaats: Noordoostpolder

Locatie: oostelijke helft Noordoostpolder

Maker: Directie Wieringermeer

materiaal: baksteen / dakpannen

Jaar: 1942 - 1948


Beschrijving:

De net drooggevallen grond in de Noordoostpolder was nog niet geschikt voor landbouwgebruik. Voor het ontginnen en bouwrijp maken van de polder was de cultuurtechnische afdeling van de  Directie Wieringermeer verantwoordelijk. Al in de zomer van 1941 werd vanuit het oude land begonnen met het ontginnen van uitgestrekte drooggevallen gebieden in het noordoosten. Cultuurtechnische werkzaamheden moesten de modder omvormen tot geschikte landbouwgrond. Daarom werden er tochten, sloten en greppels gegraven, die het proces van ontwateren moesten helpen versnellen. Na het ontginnen werd de bodem cultuurrijp gemaakt. Gras en klaver werd ingezaaid. Deze gewassen ontrokken water aan de grond en gaven de grond enige draagkracht. Het duurde ongeveer vijf jaar voordat de bodem van de Noordoostpolder werkelijk droog was en geschikt voor landbouwkundig gebruik. Op 1 juli 1942 trad in Nederland een algemeen bouwverbod in werking, dat een maand eerder door de Duitsers was afgekondigd. Desondanks kreeg de Directie Wieringermeer van de bezetters toestemming om per 500 ha te ontginnen polderoppervlakte één schuur te bouwen. De Noordoostpolder werd door de Duitse bezetters namelijk beschouwd als een belangrijke uitbreiding van het landbouwareaal, maar ook als proefproject voor de ontginning van gebieden in oostelijk Europa.

De Noordoostpolder werd in grote ontginningsbedrijven verdeeld die centraal werden geleid. De schuren waren in de ontginningsperiode bestemd voor het bergen van machines, materialen, gereedschappen en het stallen van paarden. Er is gekozen voor definitieve gebouwen zodat ze later zonder al te veel wijzigingen als pachtboerderij in pacht kon worden gegeven. Een andere overweging was dat door de keuze van definitieve gebouwen er meer bouwvakarbeiders en bouwmaterialen uit handen van de Duitsers bleven. In het midden van 1942 werd een aanvang gemaakt met de bouw van de eerste groep van 21 ontginningsboerderijen, die in de oostelijke helft van de polder geprojecteerd waren. Bijna geen enkele te bouwen boerderij lag aan een verharde weg of onmiddelijk aan vaarwater, zodat het transport van materialen en de bouw met grote moeilijkheden gepaard gingen. Soms waren de boerderijen door opwaaiend water en telkens opnieuw slap wordend terrein wekenlang onbereikbaar. Het transport moest meestal plaatsvinden over smalspoor. De kiepkarren, met minimale lasten, werden daarbij vaak over vele kilometers door mankracht voortgeduwd. Hoewel de werken slechts moeizaam konden vorderen en wegens het ontbreken van allerlei kleinigheden meermalen dreigden vast te lopen, lukte het toch om de boerderijen in 1943 gereed te krijgen. Hoewel de aanwezige bouwmaterialen niet toereikend waren om er enigszins van verzekerd te zijn dat het werk ook voltooid zou kunnen worden, werd in 1943 begonnen met de bouw van enkele kleine groepen van 26 ontginningsboerderijen dieper de polder in. Tijdens de Duitse bezetting zijn 57 bedrijven tot stand gekomen. In het najaar van 1944 kwam, als gevolg van materialenvorderingen door de bezetter en de razzia's, bijna het gehele werk stil te liggen. In de periode van 1945 - 1948 zijn de laatste drie cultuurboerderijen gebouwd.

Bron: www.zuiderzeeland.nl

Voor de ontginnings- of cultuurboerderijen werd het grootste type boerderij uit de Wieringermeer gekozen. De verschijningsvorm was een soort gemiddelde van alle traditionele boerderijtypen in Nederland, maar was afgeleid van de Friese kop-rompboerderij. De traditioneel gemetselde boerderijen waren verdeeld in twee series waarvan met name de indeling van de schuren verschilt. De 29 boerderijen van serie Q7 waren bestemd voor akkerbouw en de 21 stuks van de S6-serie, die te herkennen zijn aan de aanwezigheid van reeksen stalramen in de langsgevel, waren bedoeld voor gemengd bedrijf. Type Q7 was oorspronkelijk berekend op 45 ha grond en de schuur had 7 spantvlakken. Het type S6 daarentegen was in eerste instantie berekend op 20 ha grond en had 6 spantvlakken.

De ontginningsboerderij heeft een grote op een rechthoekig grondplan gebouwde schuur van circa 11 m. hoog met een eraan vast gebouwd lager woonhuis asymmetrisch voor de schuur. De voor- en achtergevel van de schuur zijn in baksteen opgetrokken of op de verdieping gepotdekseld, wat wil zeggen dat houten planken over elkaar heen gelegd zijn. De grote deeldeuren, die traditioneel uitgevoerd zijn in het groen, bevinden zich in de langsgevel. Sommige schuren hebben een rechte topgevel, van andere is de gevel aan beide zijden afgeknot met een wolfseind. Zowel het woonhuis als de schuur zijn gebouwd in rode baksteen. De woningen zijn opgetrokken in de stijl van de Delftse School en hebben een, met rode dakpannen gedekt, zadeldak. Om de bouwkosten zoveel mogelijk te drukken zijn de 60 boerderijen in serie gebouwd. In de Nederlandse architectuurgeschiedenis waren nog nooit op zo’n grote schaal boerderijen in serie gebouwd. Vanwege de schaarste aan bouwmaterialen zijn de laatste 17 boerderijen voorzien van een rieten dak. Het riet werd in de omgeving gesneden. Na de ontginning werden de grote kavels opgesplitste in bedrijven van diverse grootte. De bedrijven werden in pacht gegeven. Bij de in pachtgegeven grond hoorde een bedrijfsgebouw met woonhuis. De ontginningsschuren werden als onderdeel van boerderijen in de bedrijfsuitgifte opgenomen. De Wieringermeerdirectie heeft de boerenerven door windsingels begrensd.

Aan de Uiterdijkenweg 64 bij Marknesse staat de eerste boerderij die in de Noordoostpolder is gebouwd. Boerderij 'De Eerste' kwam op 1 december 1942 gereed. De boerderijen aan de Espelerweg 4 (type Q) in Emmeloord, de Schokkerringweg 43 (type S) in Ens en de Kadoelerweg 14 (type Q) en Zwartemeerweg 46 (type Q) in Kraggenburg hebben vanwege het bijzondere karakter van deze speciaal voor dit gebied ontwikkelde boerderijen, vanwege hun innovatieve waarde op bouwtechnisch gebied en vanwege hun historisch-ruimtelijke samenhang met de polder, de status van rijksmonument gekregen. De rijksbescherming is een officiële erkenning van de uniciteit van deze boerderijen, die van essentieel belang zijn voor een in meerdere opzichten eveneens uniek gebied.

De oude ontginningsboerderij aan de Zwartemeerweg 46 in Kraggenburg heeft in september 2016 als enige monnument in Flevoland een subsidie van € 6.000,- euro van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed gekregen. Met de subsidie wil de Rijksdienst een goede zorg en het behoud van het erfgoed stimuleren. Dat komt de eigenaar van de boerderij goed uit, want met de subsidie kan hij een deel van zijn dak vernieuwen. De dakconstructie is van binnenuit aangetast door de aardappels die er vroeger lagen opgeslagen. De kosten van de vernieuwing van het dak zijn geraamd op zo'n € 20.000,-.