Schokbeton- of montageschuren

Schokbeton- of montageschuren
Schokbeton- of montageschuren Schokbeton- of montageschuren Schokbeton- of montageschuren Schokbeton- of montageschuren Schokbeton- of montageschuren

Plaats: Noordoostpolder

Locatie:

Maker: Directie Wieringermeer

materiaal: beton

Jaar: 1949 - 1958


Beschrijving:

Na de oorlog werd al snel duidelijk dat men met de traditionele bouwwijze onmogelijk het enorme bouwprogramma voor de Noordoostpolder kon halen. Omdat de Duitsers ons land leeg hadden geplunderd, de bouwmaterialenindustrie door de oorlog grotendeels was vernield of lamgelegd door gebrek aan brandstof en grondstoffen, was er een enorm materiaaltekort. Veel vakmanschap was bovendien verloren gegaan doordat mensen in de oorlog andere dingen waren gaan doen, de opleidingen gedurende de 'Arbeitseinsatz' hadden stilgelegen en ook bouwvakarbeiders als soldaat naar Nederlands-Indië werden uitgezonden. In 1947 constateerde A.D. van Eck, hoofd van de bouwkundige afdeling van de Directie Wieringermeer, dat door het tekort aan bouwvakkers standaardisatie in de boerderijbouw onvermijdelijk was. Gedwongen door de omstandigheden werd besloten voor de schuren bij de middelgrote en grote bedrijven van 24 ha en meer over te gaan op een montagebouw-systeem. De schuur bestaat uit geprefabriceerde onderdelen van schokbeton. Het monteren van de schuren werd uitgevoerd door NV Altro de dochteronderneming van NV Schokbeton. In drie dagen tijd kon een team van zes man een montageschuur met gemiddeld 180 betonelementen, inclusief een aantal houten spanten, met behulp van een kraan op een van te voren op de bouwlocatie gestorte fundering in elkaar zetten. Op 30 juni 1948 werd de eerste opdracht aan de firma N.V. Schokbeton in Kampen verleend voor de productie van de eerste 121 schuren. Het basisontwerp was één groot rechthoekig gebouw met zadeldak, rechte topgevels met driehoekig daklicht en een indeling met centrale tas, zijlangsdeel en in de derde beuk een bergruimte en paardenstal. Met de bouw van de eerste schuur werd in april 1949 begonnen aan de Oosterweg, de tegenwoordige Luttelgeesterweg. Op 15 april werden de eerste spanten gesteld, terwijl op 20 april met de montage van de betonelementen werd begonnen. Zoals te verwachten was kon bij de montage van de eerste schuren het vooraf gestelde werkschema niet bijgehouden worden. De montageploegen hadden enige tijd nodig om zich in te werken. Twee maanden later was het werktempo reeds opgevoer en bedroeg de totale bouwtijd, inclusief fundering, negen weken. De schuren zijn gebouwd naar een ontwerp van Van Eck, in samenwerking met de firma N.V. Schokbeton.

De door N.V. Schokbeton vervaardigde betonnen wandelementen bestaan uit betrekkelijk dunne platen met versterkings- of schokbetonribben. De dakconstructie, symmetrische kniespanten van gelamineerd hout, werd vervaardigd door de firma N.V. Nemaho. In 1907 had de Duitser K.F.O. Hetzer een gebogen spant met op elkaar gelijmde dunne latten (lamellen) geïntroduceerd, die vanaf 1921 als Nemaho-spanten in Doetinchem werden vervaardigd en vanaf 1936 in de Wieringermeerboerderijen werden toegepast. Het zadeldak is met rietmatten geïsoleerd. Op het dak liggen traditionele rode dakpannen waaraan de landbouwbedrijven te herkennen zijn. De grootte en plattegrond van de, vanuit een rechthoekig grondplan opgetrokken schuren variëren van bedrijfsomvang en bedrijfstype. De deeldeuren, de grote, hoge, dubbele deuren die toegang verschaffen tot de bedrijfsruimte, zijn traditioneel in groen uitgevoerd. De pachter kon niet kiezen wat voor schuur hij wenste. Dat bepaalde de overheid. De montageschuren die bij de bedrijven van 24 en 30 ha gebouwd zijn hebben een lengte van vijf spantvlakken (5 x 4,32 m). De bedrijven van 36 en 42 ha zijn te herkennen aan zes spantvlakken en de bedrijven van 48 ha of meer aan zeven spantvlakken. Gemengde bedrijven van 30 ha en groter hebben een één moduulmaat (1,44 m of 1,40 m) bredere schuur. Ook aan de ontluchtingspijpen op het dak kan men zien dat het hier om een gemengd bedrijf gaat. Hoe meer pijpen hoe groter de graslandverplichting.

In de periode 1949-1958 leverde N.V. Schokbeton 978 montageschuren af. Dat gebeurde in drie series die van elkaar verschilden in gevelplaten en dakhelling. De eerste serie van 171 schuren zijn in de periode 1949 - 1950 gebouwd voor de akkerbouw in twee lengtes (5 en 6 spanten) en in twee breedtes. Bij deze serie waren de versterkingsribben van de 15 cm dikke gevelsegmenten naar binnen gekeerd. De cassettezijde was tevens de vulzijde van de mal. Om deze reden is de cassettezijde aan de binnenkant van de buitenwanden gehouden. De topgevels werden ook uitgevoerd in beton. In de top is een sierelement met lichtopeningen toegepast dat een stramien van betonstijlen en randbalken kreeg om de winddruk op te vangen. De dakhelling, de hoek die het dakvlak met de 'vloer' maakt, bedraagt 45°. De schuur heeft rechthoekige staande ruiten met glasroeden. Omdat de minister van Verkeer en Waterstaat de kosten van het prefab-systeem wilde vergelijken met de traditionele bouwwijze, zijn 24 van deze schuren gemetseld. De traditioneel gebouwde schuren, die o.a. aan de Bomenweg staan, hadden een aanzienlijk langere bouwtijd (3 maanden) en bleken gemiddeld 5% duurder te zijn. Bovendien bleek het tekort aan bekwame metselaars en bakstenen een groot probleem. Hieruit werd de conclusie getrokken dat de bouw van geprefabriceerde schuren voor de Noordoostpolder de aangewezen bouwwijze was.

De tweede serie van 417 schuren is tussen 1951 - 1953 opgetrokken in 21 variaties, al naar de grootte en soort van de betrokken boerderijen, 9 voor akkerbouw en 12 voor gemengde berdijven. In de fabriek was gebleken dat een eenvoudiger en goedkopere fabricage van de wandplaten zou kunnen worden verkregen, wanneer de cassettes aan de buitenzijden zouden worden gemaakt. Niet alleen de fabricage was hierbij makkelijker, maar de platen konden bovendien 2 cm dunner worden. Door deze wijziging won de gevel aan plastische uitstraling. Een ander belangrijk verschil met serie 1 vormden de asymmetrische kapspanten en de ruiten van dit type zijn vierkant met kruisroeden. Op 1 februari 1951 werd de eerste boerderij van deze serie op kavel NP74 in gebruik genomen. Deze boerderij was enigszins geforceerd afgemaakt om nog gedurende de toen lopende stalperiode na te kunnen gaan in hoeverre de koestal aan de verwachtingen zou voldoen.

Van 1954 - 1958 werd de derde serie van 390 schuren gebouwd in 12 variaties, 3 voor akkerbouwbedrijven en 9 voor gemengde bedrijven. Voor de funderingsbalken werd er gebruik gemaakt van gewapend-betonbalken in een nieuwe constructie. Er had zich namelijk in het gewapend beton een nieuwe techniek ontwikkeld, die van het voorgespannen beton. Hiervan konden de funderingsbalken met aanzienlijk voordeel worden vervaardigd. De derde serie heeft kleinere vierkanten ramen, die niet meer onder verdeeld waren. Er werden dus grotere glasruiten toegepast. Een ander verschil met de tweede serie was dat de spanten nu ook van beton waren gemaakt en de lengte van een spantvlak teruggebracht was naar 4,20 m (3 x 1,40 m). De schuren uit deze serie hebben een dakhelling van 40°. Uit financiële overwegingen hadden de geveltoppen een beschieting van eterniet of hout met een dubbele deur voor het naar binnen voeren van de schoven. Het driehoekige toplicht is kleiner dan bij de voorgaande series. Op 10 april 1958 werd aan de Hertenweg bij Kraggenburg (kavel NT47) de laatste paal voor de laatst gebouwde montageschuur in de Noordoostpolder in de grond geslagen. In 1961 zijn in het oostelijk deel van Oostelijk Flevoland, van waaruit de ontginning van de grond was begonnen, bij 83 agrarische bedrijven schokbetonschuren type PF uit de derde serie gebouwd. Tot de bouw van deze schuren werd besloten omdat er toentertijd nog geen definitieve beslissing was genomen over een nieuw ontwerp voor een schuur voor de uit te geven landbouwbedrijven.

In het uitgifteplan van 1947 was bepaald dat iedere pachter op zijn eigen land zou moeten wonen, vlak bij de openbare weg. Daarom werd bij elke montageschuur een woning opgericht. De woningen voor bedrijven van 24 en 30 ha hebben een inhoud van ca. 380 m³, die van de grotere bedrijven zijn in het algemeen nog 20 à 25 m³ groter. Bij de akkerbouwbedrijven werden de woningen vrijstaand gebouwd. Bij gemengde bedrijven zijn de woning en schokbetonschuur met elkaar verbonden door middel van een tussenlid, dat dienst doet als spoelkeuken met een bijkeuken voor de woning. Hoewel de woningen hogere bouwkosten met zich meebrachten wogen de voordelen hier meer tegen op. Zowel de schuur als het huis zijn van alle kanten bereikbaar. In de woning is minder overlast van stank en stof. Verder is er meer vrijheid om het terrein in te delen. Om de kosten zoveel mogelijk te drukken zijn de verschillende woningen wel in series gebouwd. De vormgeving bevat, met uitzondering van de Oostenrijkse woningen, elementen uit de Delftse School stijl en uit het Nieuwe Bouwen. Dit uit zich in metselwerkdetails (schoorstenen, metselverbanden) en de typerende grote puien en flauw hellende daken van het Nieuwe Bouwen. Bijna alle pachterswoningen zijn op traditionele wijze gebouwd en hebben een, met rode dakpannen gedekt, zadeldak. Daardoor zijn deze woningen in het landschap goed te onderscheiden van tuinders- en fruittelerswoningen. Deze woningen zijn met grijze pannen gedekt.

De bouwkosten van een schokbetonschuur op een akkerbouwbedrijf van 42 - 48 ha, met een oppervlak van 473 kubieke meter bedroeg in 1949 ca. ƒ 58.000,- (ca.€ 26.320,-). In 1958 was de prijs van een schuur met dezelfde afmeting gestegen tot ƒ 66.000,- (ca. € 29.950,-). De bouwsom van een pachterswoning van 379 kubieke meter bedroeg in 1949 ca. ƒ 18.000,- (ca. € 8.200,-).

De traditioneel gebouwde pachterswoning met schokbetonschuur aan de Uiterdijkerweg 33 in Luttelgeest is door de gemeente Noordoostpolder op de monumentenlijst geplaatst.

Lees hier de geschiedenis van de N.V. Schokbeton en hier het verhaal van de N.V. Schokbeton in Kampen.