Pniëlkerk

Pniëlkerk

Plaats: Urk

Locatie: Vlaak 10

Architect: Van Beijnum Architecten bna

materiaal: bouwmaterialen

Jaar: 1999-2000


Beschrijving:

Vanwege de toename van het aantal leden besloot de christelijk gereformeerde Eben-Haëzerkerk eind jaren 1990 tot de bouw van een tweede kerkgebouw. Hiervoor kocht de gemeente grond aan in de nieuwbouwwijk 'plan Urkerhart II'. De eerste paal ging op 10 juli 1999 de grond in. Op 6 november 1999 werd de eerste steen van het nieuwe kerkgebouw gelegd. De tekst op de stichtingssteen luidt:

Eerste steen gelegd op
zaterdag 6 november 1999 door
Ds. A.A. Egas
Psalm 132:14-b
Hier zal Ik wonen
want Ik heb ze begeerd

 

De kerk werd op 10 november 2000 in gebruik genomen en kreeg de naam Pniël. Het kerkgebouw is een ontwerp van Van Beijnum Architecten bna bv uit Amerongen. Een niet onbekende kerkarchitect voor Urk, want het bureau ontwierp ook de Sionkerk (1993), de Rehobothkerk (1997), De Bron (2002), de Immanuëlkerk (2009) en de uitbreidingen van de Jachin Boazkerk (2005 en 2019). Aan het Reformatorisch Dagblad vertelt architect W.M. van Beijnum: "Wij willen een eenvoudig, waardig, stijlvol, degelijk en als kerk herkenbaar kerkgebouw ontwerpen dat niet afleidt van het doel waarvoor het gebouwd is. Het centrale doel van een kerk is het samenkomen van de kerkelijke gemeente onder de bediening van Woord en sacramenten. Het geheel moet voldoen aan de wensen van die gemeente en de eenheid bevorderen. Dat kan bijvoorbeeld door het meewerken van gemeenteleden aan de realisatie." Hoofdaannemer voor de bouw was Bouwbedrijf L. Post en zonen. Inclusief de grond heeft het bouwen van de kerk en pastorie rond de vier miljoen gulden gekost.

De naam van de kerk verwijst naar de bijbel. Pniël is de plaats bij de rivier de Jabbok waar de worsteling van Jacob met God plaatsvond. In Genesis 32 vanaf vers 24 staat dat Jakob, na ruim 20 jaar in Oaddan-Aram (Syrië) te zijn geweest weer naar zijn geboorteland terugkeert. Nadat hij zijn gezinsleden en personeel met alle bezittingen over de rivier de Jabbok laat gaan, blijft hij zelf alleen achter, om tot God te bidden. En dan gebeurt er in die nacht iets wonderlijks: een Man worstelt met hem. Deze worsteling duurt tot aan het aanbreken van de nieuwe dag. Die Man vraagt dan aan Jacob om Hem los te laten, want Hij wil gaan, aangezien de dageraad is opgegaan. Maar Jakob laat Hem niet gaan, tenzij Hij hem eerst zegent. Hij ontvangt de zegen van een nieuwe naam. Eerst heette hij alleen Jakob, nu krijgt Hij ook de naam Israël. 'Jakob' betekent, dat hij de hiel van zijn tweelingbroer vasthield, voor de geboorte; 'Israël' betekent, dat hij zich vorstelijk met God en mensen heeft gedragen en heeft overwonnen. Dan gaat die Man, Gods Zoon, weg en komen de eerste stralen van de zon over de kim en zegt Jakob: "Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered geweest." Daarom noemt hij de naam van die plaats bij het grensriviertje Jabbok nu Pniël. Want het Hebreeuwse woord 'Pniël' betekent: 'Gods aangezicht'. Bron: refoweb.nl

De Pniëlkerk is een traditioneel opgetrokken kerkgebouw met wolfsdak. De gevels zijn uitgevoerd in schoon metselwerk in wildverband, een metselverband dat bestaat uit een willekeurige volgorde van koppen en strekken naast elkaar. Het kerkgebouw is gebouwd volgens het zogenaamde 'schuurmodel', waarbij de kerkzaal en nevenruimtes zich onder één dak bevinden. De refodrome telt ruim 800 zitplaatsen en is op de groei gebouwd. De kerkzaal heeft een ziende kap. De banken zijn in rechte lijnen op het liturgisch centrum gericht. De oplopende galerij bevindt zich boven de hoofdingang. Bij de ingebruikname van de kerk stond er nog geen dakruiter op de nok van het dak. Het vierkante open torentje, dat bekroond wordt door een windwijzer in de vorm van een zeilbotter, is van latere datum. Kijk hier voor foto's van het kerkgebouw zonder en met dakruiter.

Op zaterdag 11 mei 2002 werd in de Pniëlkerk een orgel in gebruik genomen dat in 1983 nieuw gebouwd was voor de Gereformeerde Petrakerk in Den Haag. Bij de bouw van dit instrument gebruikte de firma E. Leeflang uit Middelharnis enkele registers uit het, eveneens door orgelbouwer Ernst Leeflang gebouwde orgel uit 1938. Het nieuwe Leeflang-orgel werd op 28 april 1983 in gebruik genomen met een bespeling door de adviseur Aad van der Hoeven en de organist van de Petrakerk, Arnold Bötticher. Het snijwerk in de orgelkas werd ontworpen door Han Hoogenkamp uit Loosduinen en uitgevoerd door J. van der Vliet uit Gouda. In 2001 werd de Petrakerk gesloten en enkele jaren daarna gesloopt. De Pniëlkerk kocht het orgel aan. Bij de overplaatsing van Den Haag naar Urk door B.A.G. Orgelmakers uit Enschede adviseerde de orgelbouw adviescommissie van de Vereniging Organisten Gereformeerde Gemeenten. Daarbij werden de frontpijpen vernieuwd. Het balustrade-orgel telt 26 registers verdeelt over hoofdwerk, onderpositief en pedaal. De klaviatuur bevindt zich aan de rechter zijkant. Het onderpositief is te bespelen vanaf het tweede klavier.

In de dispositie, de opsomming van de registers die in het orgel aanwezig zijn, en in de intonatie werden geen wijzigingen aangebracht. Bij de samenstelling van een dispositie streeft men naar een verscheidenheid van klankkleuren in diverse maten (voethoogten). De meeste voethoogten komen apart voor in verschillende registers. Maar soms worden er enkele pijpen gecombineerd. Op het hoofdwerk heeft dit instrument als vulstem een Mixtuur IV-V. Het gaat hierbij om een register dat niet uit één set pijpen is opgebouwd, maar uit meerdere sets pijpen die tegelijk klinken. Het register laat de hoogste boventonen van elke noot van het klavier horen. Bij een Mixtuur IV-V wil dat zeggen dat er 4 (in de bascant: de onderste helft van het klavier) tot 5 pijpen (in de discant: de bovenste helft van het klavier) per toets klinken. Op het onderpositief vinden we een Scherp III-IV, dat betekent dat er bij de lage tonen 3 en bij de hoge tonen 4 pijpen per toets klinken. Bij de Mixtuur IV op het pedaal klinken 4 pijpen. Het klankbeeld van het orgel is te omschrijven als een combinatie van brede stemmen uit 1938, met daartussen en daarbovenop pijpwerk uit 1985, dus de nadagen van de neobarok. Het instrument is draagkrachtig en vertoont polyfone (meerstemmige) trekjes. De originele massief eiken orgelkas omsluit alle werken. Paul Wols, lid van de orgelbouw adviescommissie bespeelde het Leeflang-orgel bij de ingebruikname. In 2012-2015 bracht K. Kaptein orgelbouw uit Urk diverse wijzigingen aan. Kijk hier voor foto' en de dipspositie.