Eben-Haëzerkerk

Eben-Haëzerkerk

Plaats: Urk

Locatie: Almerelaan 1a

Architect: J. Woltjer

materiaal: bouwmaterialen

Jaar: 1962


Beschrijving:

De Afscheiding leidde in 1836 op Urk tot een Gereformeerde kerk. In 1892 verenigen landelijk de Christelijke Gereformeerde kerken zich met de dolerende kerken tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. De kerkenraad van Urk besluit, zonder de gemeente daarin te kennen, met deze vereniging mee te gaan. Deze verandering viel niet bij een ie­der in goede aarde. Dat leidde ertoe dat op 13 februari 1894 naast de Gereformeerde kerk op Urk een Chr. Gereformeerde kerk werd geïnstitueerd. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er in de Chr. Gereformeerde gemeente op Urk een scheuring, waardoor in 1956 de zelfstandige Oud Gereformeerde gemeente Eben-Haëzer ontstond. Toen het oude kerkgebouw te klein werd, is aan de Almerelaan een nieuwe kerk gebouwd naar plannen van architect J. Woltjer. Op zaterdag 1 oktober 1961 werd door ds. D. Slagboom de eerste steen gelegd. Op 22 maart 1962 kon het verenigingsgebouw met 100 plaatsen al in gebruik genomen worden. Het traditionalistische kerkgebouw werd op 1 juli 1962 officieel in gebruik genomen. De voorzitter van de bouwcommissie broeder H. Kramer overhandigde tijdens de bijeenkomst de sleutel van het kerkgebouw aan ds. D. Slagboom. De kerk bood plaats aan 350 personen en kon uitgebreid worden tot 500 zitplaatsen. De totale bouwkosten waren ƒ 250.000,-.

De kerk Eben-Haëzer wat 'Steen der Hulp' betekent, is vernoemd naar een beroemde gedenksteen die door de profeet Samuël werd opgericht. In 1 Samuël 7 wordt beschreven hoe de Israëlieten in de woestijn de Filistijnen versloegen. Vervolgens staat er in vers 12: Samuël nam een steen, stelde die op tussen Mizpa en Sen en hij noemde hem Eben-Haëzer, zeggende "Tot hiertoe heeft de Heer ons geholpen". De naam Eben-Haëzer staat ook vermeld op de gedenksteen op de Bethelkerk die verwijst naar de eerste steenlegging op 2 september 1851.

Toen het aantal leden boven de 600 kwam te liggen werden er plannen gemaakt voor uitbreiding van het kerkgebouw. In oktober 1974 werden de eerste ontwerpschetsen, gemaakt door broeder A. de Wit, in de kerkenraad besproken. Op 17 januari 1975 werd aan architect ir. L.R.T. (Leo) Oskam uit Dordrecht opdracht gegeven om de mogelijkheden tot uitbreiding te onderzoeken. Op 10 mei 1977 kreeg aannemer Wessels uit Rijssen opdracht tot verbouwing van de kerk met bijgebouwen. Gelijk met de verbouwing werd terzijde het kerkgebouw een opengewerkte klokkentoren toegevoegd. De aanneemsom bedroeg fl. 1.100.000,-. In mei 1978 kon de vernieuwde en vergrote kerk in gebruik worden genomen. Bron: 1894 – ’t Cristelijke Karkien – 1984 –  blz 44, 45. Een tweede verbouwing volgde in 1988. Aan de achterzijde van het kerkgebouw werd een nieuwe hal aangebouwd, van waaruit een trap naar een nieuwe galerij leidt. De kerk telt na deze verbouwing 800 zitplaatsen.

Tijdens de kerkenraadsvergadering van 13 maart 1965 werd besloten om een pijporgel aan te schaffen. De orgelcommissie, bestaande uit de brs. J. Bakker Jzn. en F. Post, won hierover nadere informatie in. De prijs bedroeg ƒ 26.000,-. Eind 1968 werd het orgel in gebruik genomen. Bron: 1894 – ’t Cristelijke Karkien – 1984 –  blz 39. In 1991 werd een ander orgel in de kerk geplaatst dat oorspronkelijk door orgelbouwer Gerrit van Leeuwen uit Leiderdorp nieuw gebouwd was voor de Gereformeerde kerk in Den Haag, de Westduinkerk. Het instrument werd op 7 mei 1925 tijdens de officiële ingebruikname bespeeld door J.H. Besselaar Jr., organist van de Hervormde Gemeente te Rotterdam. In Het Vaderland van 15 mei 1925 staat: "[…] Het orgel is gebouwd volgens het rein-pneumatisch systeem met kegelladen. De kegelladen zijn vervaardigd van massief eikenhout. De pijpen van het hoofdmanuaal staan op twee afzonderlijke laden: c-kant en cis-kant; die van het bovenmanuaal zijn op een enkele lade geplaatst en bevinden zich binnen een zwelkast, waarvan wij de prachtige werking hebben kunnen waarnemen. Ook de pijpen van het pedaal staan op twee laden; de lade voor de contrabas staat namelijk geheel afzonderlijk. Bovendien is er een afzonderlijke lade voor de transmissieregisters. Deze is van bijzonder ingenieuse constructie. Zeer opvallend is de bij uitstek overzichtelijke ligging van het buizennet, dat de verbinding van de speeltafel met de laden tot stand brengt; iedere buis kan zonder het minste bezwaar van begin tot eind gemakkelijk gevolgd worden. De speeltafel is ongeveer 4 Meter midden voor het orgel geplaatst. Hierdoor zit de organist tusschen het orgel en de gemeente in, zoodat hij beide goed kan hooren. De afstand van de speeltafel tot klavier II bedraagt ongeveer 15 Meter, wat echter niet verhindert, dat onmiddellijk bij het aanraken der toetsen het orgel aanspreekt. Over de 39 registers deelden we reeds een en ander mede, daaraan behoeft weinig toegevoegd. De registers, als "drukkers" uitgevoerd, zijn boven de klavieren geplaatst. Daarboven zijn twee rijen, elk van 39 trekregister, knopjes aangebracht voor de twee vrije combinaties. Met deze vrije combinaties, kan men twee willekeurige registratie, vooraf klaar zetten en op elk gewenscht oogenblik inschakelen. De vijf groepen van drukknopjes (zie dispositie) zijn onder het hoofdmanuaal opgesteld. Verder is aanwezig een rolzweller, waarmede de registers overeenkomstig een bepaalde volgorde achtereenvolgens kunnen worden in- of uitgeschakeld. Dit geschiedt met de voeten. Naast den rolzweller bevindt zich de crescendotrede voor het tweede klavier. Het zwelwerk voor het tweede manuaal werkt bijzonder. Het geluid kan er enorm door versterkt of afgedempt worden. […]" In 1990 werd de Westduinkerk aan de eredienst onttrokken.

Begin 1991 werd het kerkgebouw aangekocht door grootfiliaalbedrijf Albert Heijn in Zaandam. De kerk werd gesloopt om plaats te maken voor winkels en woningen. Albert Heijn schonk het pijporgel aan de Eben-Haëzerkerk. Bij de overplaatsing door Klaas Kapitein uit Urk is het Van Leeuwenorgel voorzien van een nieuwe speeltafel. Het orgel bezat in de oorspronkelijke situatie nog een Prestant 16' op het hoofdwerk en op het pedaal een Contrabas 16'. De toevoeging 16' geeft de lengte van de grootste pijp van dit register aan namelijk 16 (Rijnlandse) voet, ongeveer 4,90 m. Bedoeld wordt de lengte van het ‘sprekende gedeelte’ van de pijp, dus het stuk boven de pijpvoet. In verband met de hoogte van de beschikbare ruimte zijn deze registers niet herplaatst. De bazuinbekers van het pedaal zijn geruild met die van de Sionkerk in Urk, waardoor de bazuin wel onder het dak paste. Het orgel is nu grotendeels in de toren van de kerk opgesteld en voorzien van een nieuw front met gebruikmaking van de oude frontpijpen. De orgelkas is rijkelijk versierd met houtsnijwerk dat goud geschilderd is. Bovenop de torens onderscheiden we notenbalken. In 2011 is het orgel gemidificeerd door Klaas Kapitein uit Urk en is er een nieuwe speeltafel geplaatst van Content. Zoals we in het krantenartikel hebben kunnen lezen heeft het orgel kegelladen. De windladen dankt zijn naam aan de kegelvormige ventielen die de windtoevoer naar de pijpen afsluiten. Bron: Trouw, 27 oktober 1990. Kijk hier voor meer informatie over het orgel. 

Op Urk bezitten alle kerken één of meer scheepsmodelen. De vissersbevolking brengt als het ware het dagelijksbedrijf onder Gods aandacht en vraagt om zijn zegen daarover. Boven de kansel in de Eben-Haëzerkerk hangt op een steuntje aan de muur een 50 cm groot scheepsmodel. Het model is in 1962 bij de inwijding van de kerk door Jan Koffeman geschonken. Jan van Jannes Koffeman was werkzaam bij de Dienst der Zuiderzeewerken, maar na een ernstig ongeluk in 1959 legde hij zich toe op het bouwen van scheepsmodellen. Zijn vrouw, Femmetje Koffeman-de Vries, naaide de zeilen. Het eiken spantmodel in de Eben-Haëzerkerk draagt het registratienummer UK 29. Deze Noordzeeschokker was eigendom van Hendrik de Vries, de schoonvader van Koffeman. De schokker is vooral herkenbaar aan zijn voorsteven. Deze is bijna helemaal recht en flink vallend. Hij is gebouwd voor open water, wat is te zien aan de smalle, diep stekende zwaarden. Het schip heeft een smal lancetvormig vlak dat vrij zwaar is uitgevoerd en met zware liggers aan elkaar is gehecht. Hierdoor heeft hij een laag zwaartepunt, is bestand tegen het stoten op de ondiepe bodem van de oostwal van de Zuiderzee en kon ook droogvallen op de platen van de wadden en de noordelijke Zuiderzee. Een spantmodel werd eigenlijk net als het echte schip uit losse onderdelen, de spanten, opgebouwd. Het begon met de kiel en zandhout en van daaruit werden de gebogen spanten aangebracht. Deze spanten werden zelden uit één stuk gemaakt maar samengesteld uit verschillenden delen. De scheepshuid werd dan plank voor plank gebogen en aangebracht. Men onderscheidde twee typen van beplanking. De 'karveel' wijze, dat is de gladde bouwwijze en het overnaads aanbrengen van de gang. Op het huisje staat het volgende gedichtje:

Geen schoner les
en meer van Kracht
Dan Micha zes
en wel vers acht.
 
De bijbeltekst waar de geciteerde versregels naar verwijzen luidt: "Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouw lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God". Jan Koffeman gaf het scheepje in 1976 een onderhoudsbeurt. Bron: Scheepsmodellen in Nederlandse kerken.