Windwijzer Pniëlkerk

Windwijzer Pniëlkerk
Windwijzer Pniëlkerk Windwijzer Pniëlkerk Windwijzer Pniëlkerk Windwijzer Pniëlkerk

Plaats: Urk

Locatie: Vlaak 10

Maker:

materiaal: ijzer en bladgoud

Jaar: > 2000 en < 2007


Beschrijving:

Op 10 november 2000 werd de Pniëlkerk officieel in gebruik genomen. De kerk staat in de Polderwijk. Het ontwerp is van Van Beijnum Architecten BV uit Amerongen. Op de nok van de imposante refodome staat een met koper beklede vierkante dakruiter. De spits van dit torentje wordt bekroond door een vergulde windvaan in de vorm van een zeilbotter, een schip dat door de plaatselijke vissers in het verleden veel gebruikt werd. De botter is een platbodem schip met zijzwaarden die dienen om zijwaarts wegdrijven te voorkomen. Het schip heeft een hoge, bolle kop om de zee te keren en leefruimte in het vooronder te krijgen. Het lage achterschip vergemakkelijkt het uitzetten en binnenhalen van de netten. Op het achterschip is de stuurman, die aan de helmstok zit, duidelijk zichtbaar. Het scheepje is getuigd met een gaffeltuig met fok. Het visserschip op de dakruiter refereert aan God, de schepper van hemel en aarde die winden en zeeën regeert.

Een windvaan staat altijd op het hoogste punt van de kerk omdat de wind voor een goede werking zoveel mogelijk vrij spel moet hebben. De windvaan is zo geconstrueerd dat het instrument bij zeer zwakke wind al reageert en bij sterke wind niet teveel gaat slingeren. Het zeilschip staat op een draaiend voetstuk en is zo uitgevoerd dat de voorkant van het schip van de wind wegdraait. De botter 'zeilt' dus altijd voor de wind. Komt de wind uit het westen dan wijst de boeg van de botter naar het oosten.

De windwijzer is gemaakt van ijzer en afgedekt met bladgoud. Omdat vergulden vrij kostbaar is spreekt dit niet altijd vanzelf. Vroeger werd een goudlaag meestal aangebracht door op de windhaan goudamalgaan aan te brengen, een oplossing van fijn goudpoeder in kwik. Door de windwijzer te verhitten verdampte men het kwik en bleef het goud in een dunne laag achter. Voor de uitvoerende was het allesbehalve gezond, omdat er kwikdam vrijkwam. Rond 1830 werd deze techniek overal verboden. Tegenwoordig worden velletjes bladgoud op een kleverige ondergrond aangebracht. Door de buigzaamheid en flexibiliteit van goud is het mogelijk om één gram goud te walsen totdat er een vel bladgoud van een vierkante meter ontstaat.