Vickers Wellington Mk. III Z1663
Plaats: Swifterbant
Locatie: Beverweg 7, kavel OH5-OH55
Maker: Vickers-Armstrongs Ltd
materiaal: diverse materialen
Jaar: 1941
Beschrijving:
Sinds de zomer van 1942 namen de Amerikanen deel aan de strategische bombardementen. Zij voerden de bombardementen overdag uit, terwijl de RAF bijna alleen nachtvluchten uitvoerden. Op 28 september 1942 voerden 6 Vickers Wellingtons van de RAF echter bij daglicht een bombardementsvlucht uit waarbij dichte bewolking hen dekking moest verschaffen. Dit type aanval was vooral bedoeld om de Duitse industrie te ontwrichten, bij een luchtaanval moesten de arbeiders immers naar de schuilkelders. Drie toestellen van het No. 115 Squadron (RAF) stegen tussen 13.33 en 13.36 uur op van vliegveld Mildenhall in Suffolk, in een poging om het Dortmund-Emst kanaal bij Lingen te bombarderen. De toestellen waren geladen met negen GP-bommen (General Purpose) bommen van elk 500-pound. Als laatste steeg de Vickers Wellington Mk. III met serie nummer Z1663 en rompcode KO-J op, met aan boord de 22-jarige piloot Sqn Ldr Robert James Sealer Parson, de 31-jarige waarnemer F/Sgt. William Leonard Clough, de 21-jarige bommenrichter F/Sgt. John Austin Parker, de 28 jarige radiotelegrafist en boordschutter Sgt. John Mitchell Gilmour en de 19-jarige staartschutter Sgt. John James Stansall. Tijdens hun tocht naar het oosten lostte de bewolking langzaam op. Alle piloten hadden de strikte orders gekregen terug te keren als het wolkendek open brak. Sgt. Martin Alexander Crimmin in de BJ695 en Sqd Ldr Philip James Sandes in de BK272 besloten rechtsomkeer te maken en landde om 16.15 uur op de basis in Engeland. Het ene toestel bracht zijn bommen terug en het ander wierp de bommen veilig af.
Squadron Leader Parsons in de Z1663 besloot de missie voor te zetten. Maar de aanval mislukte. Boven het IJsselmeer werd de Wellington Z1663 op 10 km ten noordoosten van Urk aangevallen door een Fw190 van 10./JG1. Het Duitse jachtvliegtuig, dat opgestegen was van vliegveld Deelen, werd gevlogen door Uffz. Kurt Knespel (1921-1945). Bij de aanval werd bommenrichter F/S John Austin Parker dodelijk getroffen. Uit de gescheurde benzinetanks verspreidden de vlammen zich snel. F/Sgt. Clough probeerde met een brandblusser tevergeefs de vlammenzee te bedwingen. Sqn Ldr Larson riep over de intercom dat hij een noodlanding op het water ging maken. Om 18.02 uur kwam de Wellington Z1663 op 8 km ten zuidwesten van Urk neer in het IJsselmeer. Bron: Bomber Command: Reflections of War, Volume 2. Sgt. Gilmour en Sgt. Stansall overleefden de crash en werden door een boot uit het water gehaald en door de Duitsers krijgsgevangen genomen. John James Stanall (1923-1993) zat twee jaar en acht maanden gevangen in Camp Stalag VII B. Sgt. John Mitchell Gilmour zat gevangen in Stalag Luft III bij Sagan in de Duitse provincie Neder-Silezië. De stoffelijke resten van Sqn Ldr Parsons en Sgt. Parker werden met het Duitse bergingsschip van Urk naar Amsterdam overgebracht en op 1 oktober op de Nieuwer Oosterbegraafplaats begraven in graf 69 D 30-2 en 69 D 29-2. F./Sgt. Clough is vermist (MIA). Hij kreeg een 'unknown' graf en wordt herdacht op paneel 73 van the Memorial to the Missing, Runnymede in Surrey (Engeland). In graf 69 D 28-2 werd op 14 oktober 1942 een onbekende sergeant begraven. Ook hij werd van Urk naar Amsterdam overgevaren. Zijn hier wellicht de stoffelijke resten van F/Sgt. William Leonard Clough begraven? Het toestel werd grotendeels in oktober 1942 door de Duitsers geborgen en naar Marinevliegkamp Schellingwoude vervoerd, dat tijdens de oorlog door de Luftwaffe als waterbasis in gebruik genomen was.
Normaliter zou de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht alleen al vanwege de ongunstige ligging van de Wellington in de meest natte hoek van de polder nog minstens een jaar gewacht hebben met het ruimen van het wrak. Maar in verband met de dwingende noodzaak werd op 19 juni 1961 onder leiding van sgt. A.J. Hinssen gestart met de berging. In verband met de bodemgesteldheid kon de vrachtwagen niet dicht bij het wrak komen. Omdat de resten nogal verspreid lagen stopte men op enkele tientallen meters voor de wrakstukken. Door de vliegtuigmotoren met verlengkabels aan de lier te bevestigen konden deze er vrij gemakkelijk uitgetrokken worden. Door de geodetische constructie van de Wellington lieten de andere delen van het toestel zich echter niet zo gemakkelijk verwijderen. Slechts kleine stukken konden van de romp getrokken worden. Met kruiwagens werden alle losse stukken naar de vrachtwagen gebracht. Na drie en een halve dag ploeteren in de zware modder werd de berging afgesloten. Er werden tijdens de werkzaamheden geen stoffelijke resten aangetroffen. De gevonden explosieven werden door de E.O.D. geruimd. Bron: In de schaduw van de glorie, S.L. Veenstra, pag. 31/32. In april 1962 werd op kavel OH54-OH55 munitie gevonden die in mei van dat jaar geruimd werd. Op 21 augustus 1962 werden op dezelfde kavel nog vliegtuigresten geborgen.
Zoals hierboven beschreven was de motor destijds geidentificeerd als Amerikaanse Pratt & Whitney R-1830 Twin Wasp. Er was in de Tweede Wereldoorlog één Wellington variant met de R-1830 uitgerust en dat was de Wellington Mk. IV. Er werd in 1942 mee gevlogen door het RAF/Poolse 300, 301 en 305 squadron, het Australische 458 en 460 Sqn en het RAF 142 squadron. Omdat in Lemmer bemanningsleden van de Wellington Z1204 van het No. 301 Sqn begraven waren dachten de onderzoekers destijds dat de motor van deze bommenwerper afkomstig was. Nieuw onderzoek, aan de hand van een foto van Jaap Potuyt die op 5 juli 1957 gemaakt was, heeft echter uitgewezen dat de opgegraven motor een Bristol Hercules Mk. XI was, waarmee de Wellington Mk. III was uitgerust. Op 28 september 1942 stortte de Vickers Wellington Mk. III met serie nummer Z1663 op 8 km ten zuidwesten van Urk neer in het IJsselmeer, en dat is exact de Kamperhoek. Bron: ZZAirwar
De Stichting 4 mei herdenkingen Dronten plaatste op 1 mei 2021 een herdenkingspaal nabij de crashlocatie.