Avro Lancaster Mk. I ED357
Plaats: Lelystad
Locatie: Edelhertweg en Steenstraat
Maker: A.V. Roe Aircraft Co.
materiaal: metaal
Jaar: 1942
Beschrijving:
Op 10 juni 1943 start Operatie Pointblank, een Brits-Amerikaans offensief om het moreel van de Duitse bevolking te breken en de Duitse militaire, economische en industriële capaciteit te verzwakken door middel van veelvuldige bombardementen. In de nacht van 11 op 12 juni 1943 worden door de geallieerden 783 vliegtuigen ingezet voor een aanval op de stad Düsseldorf in het Duitse Ruhrgebied. De aanval is door het geallieerde Bomber Command zorgvuldig voorbereid. Van verschillende vliegvelden in Engeland stijgen 326 Lancasters, 202 Halifaxes, 143 Wellingtons, 99 Stirlings en 13 Musquito's op. De meeste toestellen komen vijandelijk gebied binnen bij Schouwen-Duiveland, vliegen naar een punt oostelijk van Aken en buigen vervolgens af in noordelijke richting. In 12 aanvalsgolven van ongeveer 60 vliegtuigen, elk steeds voorafgegaan door pathfinders, zullen zij hun bommen afwerpen. Het bombardement verloopt redelijk succesvol. Eén van de Mosquito's, die het doel voor de bommenwerpers moet markeren, mist zijn doel en dropt z'n lading 14 mijl ten noordoosten van de stad waarna de bommen in het landelijk gebied vallen. Maar het overgrote deel van de bommen komt op de stad terecht. De schade is enorm. Niet alleen industriële doelen maar ook burgerdoelen worden getroffen. Zo'n 30.000 huizen worden verwoest en nogeens 20.000 raken ernstig beschadigd. Deze nacht verliest de RAF 4,9% van de ingezette vloot, 14 Lancasters, 12 Halifaxes, 10 Wellingtons en 2 Stirling keren niet op de basis terug.
Om 22.40 uur stijgt de Lancaster Mk. I met serienummer ED357 en rompcode PH-S (S for Sugar) van het No. 12 Squadron RAF op van de Britse basis Wickenby. De bommenwerper heeft al 37 vluchten op haar naam staan. Op de terugweg van de missie wordt de bommenwerper door een Duitse nachtjager neergeschoten en stort om 02.03 uur brandend neer in het IJsselmeer, 10 km ten westen van Harderwijk. Oblt. Helmut Bergmann van Stab/NJG1 claimt om 02.02 uur op 5000 meter hoogte een Lancaster te hebben neergehaald. Aan boord zijn zeven bemanningsleden. De 26-jarige piloot F/Sgt. Daniel McNicol Thomson, de 20-jarige bommenrichter Sgt. William Ward, de 21-jarige radiotelegrafist/boordschutter Sgt. Donald Campbell, de 20-jarige boordwerktuigkundige Sgt. John Osborne en de 23-jarige navigator Sgt. Kenneth (Ken) Bowes komen om het leven. Staartschutter Sgt. Clarence Wesley Albert Sparling en rugkoepelschutter Sgt. William Thomas (Bill) Pingle, weten zich met de parachute in veiligheid te stellen en landen in het IJsselmeer waar ze opgepikt worden door een boot. Deze boot neemt hen mee naar Amsterdam waar Sparling en Pingle aan de Duitsers overgeleverd worden. Tot het einde van de oorlog zitten ze krijgsgevangen.
In dezelfde nacht stort de ED935 ten zuidwesten van Urk in het IJsselmeer. Bij Urk, Lemmer en Kampen worden stoffelijke resten geborgen. Elf dagen na de crash worden op 23 juni de lichamen van 12 geallieerde vliegers, waaronder 6 bemanningsleden van de ED357 en de ED935, op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam begraven. De stoffelijke overschotten van Thomson, Osborne en Ward worden in graf 69 C 20 ter aarde besteld. Campbell wordt begraven in graf 69 C 19. Sergeant Bowes is vermist. Hij kreeg een 'unknown' graf en wordt herdacht op paneel 143 van the Memorial to the Missing, Runnymede in Surrey (Engeland). In graf 69 C 19 liggen twee unknown vliegeniers die ook op 23 juni begraven zijn, wellicht is één van hen Ken Bowes.
Bill Pingle vertelt later: "We waren met 20 andere Lancasters van Wickenby opgestegen voor onze opdracht 'Dusseldorf'. We maakten deel uit van de derde aanvalsgolf en moesten onze bommen afgooien tussen 01.30 uur en 02.14 uur. De spanning op de heenvlucht was voelbaar. Het motorgeronk van de andere machines hoorbaar. We bereikten ons doel zonder noemenswaardige incidenten en losten de bommen. Op de terugreis werden we omstreeks 02.00 uur onderschept door een Duitse nachtjager. Een salvo uit een boordmitrailleur raakte ons vol. Motoren vielen uit. De Lancaster dook omlaag en klapte met hoge snelheid op het water. Slechts twee personen hebben de crash overleefd. Staartschutter sergeant Sparling en ik, in mijn rol van middenboven-schutter, konden ons per parachute, voordat de machine het water raakte, in veiligheid stellen en we dreven - denk ik - zo'n twee uur in het water van het IJsselmeer. Ik dreef rond in mijn Mae West-reddingsvest en werd uiteindelijk opgepikt door een sleepboot die tevens dienst deed als vrachtboot. De schipper wilde mij afleveren bij het verzet maar de jonge bemanningsleden waren bang en beslisten dat ik aan de Duitsers moest worden overgedragen. In Amsterdam kwam ik zo in Duitse handen. Per trein werd ik overgebracht naar een krijgsgevangenkamp in Frankfurt. Daarna ben ik overgebracht naar een kamp in Oost-Pruisen. Na een jaar werd ik getransporteerd naar een kamp in Polen. Tenslotte werd ik weer teruggebracht naar Duitsland waar ik in een kamp nabij de rivier de Elbe door de Russen ben bevrijd". Bron: Als er iets mis zou gaan, Stichting Expositie Noodlot.
In juli 1962 wordt aan de Edelhertweg op kavel OG85-OG86 door de Koninklijke Luchtmacht onder leiding van sgt. A.J. Hinssen een deel van de romp, drie Rolls Roycemotoren, een landingswiel en explosieven geborgen. De onderdelen worden op een dieplader naar vliegbasis Gilze-Rijen vervoerd voor onderzoek. Naar later blijkt was het toestel in twee stukken uiteen gevallen. De brokstukken liggen zo ver van elkaar verwijderd (2 km), en bovendien gescheiden door een vaart, dat hun onderlinge verband pas later aan het licht zal komen. Eind juli 1963 worden resten van een bommenwerper in de drooggevallen poldergrond nabij Lelystad op kavel OG95-OG96 (Steenstraat/De Serpeling) gevonden door landbouwopzichter Doornbos. Tijdens de ontginning moet er op de drassige bodem riet gemaaid worden. Ineens stuit de maaibalk van de machine op een hard voorwerp dat boven het maaiveld uitsteekt. Even wordt gedacht dat de geborgen vleugeldeel en motor toebehoorde aan een Lancaster van het No. 617 Squadron van de RAF. Deze Lancaster groep stond bekend onder de naam de 'Damm Busters'. Op 31 juli 1963 meldde Het Parool: "AMSTERDAM, woensdag. - Bij Swifterbant in de IJsselmeerpolder Oostelijk Flevoland is het wrak gevonden van een Engelse Lancasterbommenwerper, die waarschijnlijk heeft behoort tot het schier legendarische 617 de squadron van de Royal Air Force. Deze groep was tijdens de tweede wereldoorlog belast met het uitvoeren van precisiebombardementen en werd enkele jaren geleid door Guy Gibson, een tegen het einde van de oorlog gesneuveld gevechtsvlieger en auteur van enkele over zijn hard en gevaarlijk métier handelende boeken. Op 17 mei 1943 - iets meer dan 20 jaar geleden dus - voerde hij negentien Lancasters aan op een missie, die geschiedenis zou maken: het bombarderen van de Roerdammen. […] Gisteren kwam vast te staan, dat het een Lancaster van de RAF betreft. Als nu nog de letter E en de serie-aanduiding ED 927 op een vleugel wordt aangetroffen is het zeker, dat men het "Dam Buster"-toestel van Barlow en zijn acht bemanningsleden heeft gevonden." Op 6 augustus meldt het Limburgs Dagblad: "Het staat nog niet vast of de delen van een Britse machine uit de tweede wereldoorlog die vorige week zijn gevonden inderdaad stukken zijn van een der Lancaster-bommenwerpers waarmede in de nacht van 16 op 17 mei 1943 aanvallen zijn gedaan op stuwdammen in Duitsland. De vleugeltip had wellicht klaarheid kunnen verschaffen omdat zich daaraan een van de schijnwerpers moest bevinden die speciaal voor deze vlucht naar de stuwdammen aan die vliegpunt werden gemonteerd. Men heeft dit uiterste stuk van de vleugel echter niet gevonden." In maart 1964 volgt echter het bericht dat de wrakstukken niet afkomstig zijn van de Lancaster van het No. 617 Squadron. Het nummer 99495, was het identiteitsnummer van motor 4, de rechterbuitenmotor van de Lancaster ED357. Op 4 mei 1965 krijgt de propeller een plaatsje op de plek waar nu de Meerpaal staat. De propeller maakt tegenwoordig onderdeel uit van het Vliegersmonument voor het gemeentehuis in het centrum van Dronten.
Naar ieder bemanningslid van de Lancaster is in Dronten-Zuid een straat vernoemd: Sparlinghof, Wardhof, Pinglestraat, Thomsonstraat, Osbornehof, Campbellhof en Boweshof. De doorgaande weg heet Lancasterdreef. In 1980 woont het enige nog levende bemanningslid, de heer Bill Pingle, de 4 mei herdenking bij en onthult de naar hem vernoemde straat en de Herinneringsmuur aan de ingang van de Lancasterdreef. Clarence Sparling is in 1974 aan kanker overleden.
Zie ook: Crashroute paal 16.