Short Stirling I BF383
Plaats: Lelystad
Locatie: IJsselmeer
Maker: Short & Harland Ltd.
materiaal: diverse materialen
Jaar: 1943
Beschrijving:
In de nacht van 26 op 27 april 1943 voerde het RAF Bomber Command in het kader van de operatie 'Battle of the Ruhr' een bombardement uit op de Duitse stad Duisburg. Die nacht werden van de diverse squadrons in totaal 561 toestellen ingezet. De aanvalsmacht bestond uit 215 Lancasters, 135 Wellingtons, 119 Halifaxes, 78 Stirlings en 14 Mosquitos. De toestellen vlogen op hun route naar Duisburg het Nederlandse luchtruim bij Egmond binnen en keerden over Noordwijk terug naar hun basis. De aanval werd gedeeltelijk een mislukking. Hoewel de Pathfinders claimden het doel nauwkeurig te hebben gemarkeerd, liet verkenning bij daglicht de volgende dag zien dat de meeste bommen ten noordoosten van Duisburg gevallen waren. De hoofdmacht had of te vroeg gebombardeerd of was afgeleid door branden dichtbij het doel. De bombardementen waren niet alleen op de haven van Duisburg gericht. Driehonderd gebouwen werden vernietigd en er waren naar schatting 180 doden te betreuren.
De Short Stirling Mk.I met serienummer BF383 steeg op 27 april om 00.37 uur op van RAF Ridgewell in Essex en zette koers richting Duisburg. Het toestel was één van een serie van 200 toestellen die door Short & Harland Ltd. gebouwd zijn. De aflevering startte in september 1942 en het laatste toestel werd in februari 1943 geleverd. De Short Stirling Mk.I BF383 werd op 22 november 1942 overgedragen aan het No. 90 Squadron en kreeg rompcode WP-H. Op 22 januari raakte het toestel beschadigd omdat het landde met ingetrokken staartwiel. Het toestel werd gerepareerd en kwam op 13 februari bij het squadron terug als WP-T (T van Tonnie). De bommenwerper werd bestuurd door de 31-jarige piloot P/O Ian Fraser Mackenzie. Verder waren aan boord boordwerktuigkundige Sgt. Joseph Wilson, de 21-jarige navigator F/O Philip Alsop Walker, de 28-jarige bommenrichter Sgt. Ronald Francis Cocking, de 23-jarige radiotelegrafist-boordschutter Sgt. Victor George Leak, de 25-jarige boordschutter Sgt. James Riby Boyes en de 22-jarige boordschutter Sgt. Robert Edward Hardingham
Op de heenweg werd de Short Stirling gesignaleerd door Stellung Hase, een radarstation in Harderwijk dat dienst deed als luisterpost van de Luftwaffe. De bommenwerper vloog op 2800 m. hoogte, 15 km. ten oosten van het eiland Marken, toen het door Oblt. Werner Husemann en zijn radiotelegrafist Ofw. Rudolf Seufert van Stab/NJG1 onderschept werd. Zij vlogen met een tweemotorige Messerschmitt Bf110 een door radarstation Hase gecoördineerde patrouille om binnenkomende bommenwerpers te onderscheppen. De nachtjager schoof voorzichtig onder de Stirling. Husemann gaf de aanvalsmelding 'Pauke, Pauke' door aan het grondstation en opende het vuur. Het was de tweede overwinning van Oblt. Husemann. Werner Husemann (1919-2014) overleefde de oorlog en behaalde uiteindelijk 34 overwinningen.
De BF383 stortte om 03.37 uur neer in het IJsselmeer. Alle bemanningsleden kwamen bij de crash om het leven. Het lichaam van Sgt. R.E. Hardingham werd op 11 mei 1943 door schipper Pieter Koelewijn van de BU31 van uit het IJsselmeer gevist en op General Cemetery 'Rusthof' in Oud Leusden (Blok 13, Rij 6, Graf 106) begraven.Het stoffelijk overschot van F/O Walker werd uit het IJsselmeer geborgen en op 13 mei 1943 op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam begraven (69 C 6). De stoffelijke resten van Sgt. J.F. Cocking werden in de haven van Volendam geborgen en op 18 mei op de Nieuwe Oosterbegraafplaats begraven (69 C 7). Sgt. J. Wilson werd op 25 mei in Amsterdam begraven (69 C 6). De stoffelijke resten van de 31-jarige P/O Mackenzie, de 23-jarige Sgt. Leak en de 25-jarige Sgt. Boyes (die op zijn eerste missie was), zijn niet geborgen. Hun namen staan vermeld op de panelen 126, 143 en 156 van het Runnymede Memorial langs de Theems, even buiten Londen, waar Groot-Britannië de bemanningen van de Royal Air Force herdenkt die geen 'known grave' hebben. Er bestaat een mogelijkheid dat de Unknown Eng. airman die op 18 mei zijn laatste rustplaats vond op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in graf 69 C 11 één van de vermiste bemanningsleden van de BF383 is. Op 19 mei heeft schipper Lammert de Graaf van de BU1 een niet geïdentificeerde vlieger van de RAF uit het IJsselmeer geborgen die als Unknow begraven is op 'Rusthof' Blok 13, Rij 7, graf 130. Gelijk met Sgt. J. Wilson is een onbekende RAF vlieger begraven die eveneens uit het IJsselmeer geborgen was. Zijn stoffelijk overschot werd onder de kist van Wilson begraven. Bron: Marcel van Heijkoop.
Voor vissers die tijdens de oorlog stoffelijke resten van vliegers uit het IJsselmeer borgen, waren richtlijnen opgesteld. Nadat het lijk uit het water opgehaald en aan boord genomen was, moest het in een zeil buiten boord gehangen worden. In de haven moest de plaatselijke Marechaussee op de hoogte gesteld worden die vervolgens proces verbaal opmaakte.
Als tussen 1953 en 1967 meldingen van vissers binnen kwamen werden door het inspectievaartuig ms Elise van Rijkswaterstaat, arrondisement Hoorn en het van het Staatsbedrijf de Post, Telefoon en Telegrafie (PTT) gehuurde kabelschip ms Poolster surveys (steekproefonderzoeken) op het IJsselmeer uitgevoerd. Met een sleepkabel achter het schip werd de omgeving van de gemelde positie afgezocht naar verspreid liggende wrakdelen. Kleine obstakels werden door beide vaartuigen zelf geborgen, voor de grotere werd een bergingsbedrijf ingezet. Op 12 november 1965 zijn zo'n 3,5 km ten noord-westen van Lelystad door de ms Poolster onderdelen van de BF383 geborgen. Het was het 100ste vliegtuigwrak dat uit het IJsselmeer werd opgevist. De brokstukken zijn in Enkhuizen aan land gebracht en overgedragen aan de militairen van de luchtmacht-bergingsdienst uit Gilze-Rijen. Omdat het middenstuk van de Stirling nog niet geborgen was gaf de Luchtmacht aan de inspecteur van Rijkswaterstaat door, dat mocht dit gevonden worden, uiterste voorzichtigheid geboden was. Het toestel heeft de volgende bommenlast aan boord gehad: 536 brandbommen van 4lbs., 94 brandbommen 4 lbs. Type X, 88 brandbommen 30 lbs. en 6 brisantbommen 500 lbs.
In de Friese koerier van 13 november 1965 was te lezen: "Een nieuwe vondst bij Lelystad, een zuigmotor met propeller en een staartstuk, werd aanvankelijk voor parten van een Lancasterbommenwerper gehouden. Bij eerste onderzoek op de Urkersteiger te Enkhuizen waar de 'Poolster' voor wal lag, bleek dat het hier om een Short Stirling bommenwerper van de Britse RAF gaat. Onomstotelijk bewijs voor deze identificatie waren de dubbele staart wielen.
Bij verder onderzoek van het staartstuk kon worden vastgesteld dat de koepel met 4 machinegeweren waarin de staartschutter zich moet hebben bevonden ontbreekt. Wel bevinden zich nog banden met honderden patronen in dit staartstuk.
Opvallend was dat, afgezien van de beschadigingen, alle materialen nagenoeg niet aangetast waren door een meer dan 20-jarige onderdompeling in het IJsselmeerwater. Opvallend was ook dat het achter in de romp aangebrachte toilet ongeschonden is".