Messerschmitt Bf 109G-5, 27100
Plaats: Biddinghuizen
Locatie: Alikruikweg 20
Maker: Messerschmitt AG
materiaal: diverse materialen
Jaar: 1943
Beschrijving:
Op maandag 29 november 1943 voert de Amerikaanse 8th Air Force met 494 bommenwerpers een aanvalsvlucht uit op diverse doelen bij de Duitse stad Bremen. De toestellen worden geëscorteerd door 38 P-38 Lightnings en 314 P-47 Thunderbolts.
Van vliegveld Schiphol stijgen de Messerschmitt jachtvliegtuigen van de II. Gruppe van het Jagdgeschwader 3 'Udet' op met de opdracht naar vliegveld Volkel te vliegen om vandaar de binnenkomende bommenwerpers te onderscheppen. De toestellen zijn uitgerust met twee op de neus gemonteerde 13 mm MG 131 zware machinegeweren en een 30 mm MK 108 boordkanon die door de propellernaaf (holle schroefas) vuurt. Onder de vleugels zitten twee 20 mm MG 151/20 kanonnen. Het grootste voordeel van het één-motorige jachtvliegtuig is de brandstofinjectie van de motor waardoor het toestel in staat is op de kop te vliegen en duikvluchten kan maken. Staffelkapitän van 5./JG3 is Feldwebel Leopold 'Poldi' Münster. Fw. Münster vliegt samen met zijn wingman Uffz. Fritz Kostenbader. Het is bewolkt en onstuimig weer. Rond 14.00 uur raken ze in het gebied boven Giethoorn en Meppel in een dogfight, een gevecht waarbij twee vliegtuigen hoog in de lucht als vechtende honden om elkaar heen draaien. In het gevecht is het de plicht van de wingman om de staart van zijn leider (flightlead) te beschermen, terwijl de laatste het gevecht voert. Fw. Münster schiet twee vijandelijke jagers neer waaronder de Lockheed
P-38H-5-LO Lightning met registratienummer 42-67016 en rompcode LC-O, gevlogen door 2nd Lt. John Sherman Hascall, die bij Wanneperveen neerstort. Voor Fw. Münster zijn dit zijn 81e en 82e overwinningen in een luchtgevecht.
Uffz. Fritz Kostenbader blijft tijdens de gevechten in de buurt van zijn flightlead. Als de Duitse jagers de gevechten staken is Kostenbader niet meer bij de groep. Zijn derde vlucht is tevens zijn laatste. De 20-jarige Unteroffizier Fritz Kostenbader stort met zijn
Messerschmitt Bf 109G-5 met werknummer 27100 ten westen van Kampen in het IJsselmeer. Hij wordt vermist. In november 1962 wordt in de drooggevallen polder Oostelijk Flevoland bij Biddinghuizen het wrak van de Messerschmitt en de stoffelijke resten van Fritz Kostenbader door de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht geborgen.
In 'In de schaduw van de glorie' van S.L. Veenstra lezen we: "Al tijdens de tweede berging die door de Luchtmacht in polder werd uitgevoerd had één van de mensen die verantwoordelijk was voor het in kultuur brengen van de gronden, gewaarschuwd dat op een bepaalde plek het gewas niet op kwam. Dit zou volgens hem een aanwijzing voor een verzonken vliegtuig zijn. Natuurlijk waren de mensen van de Bergingsdienst op onderzoek uitgegaan maar ondanks ijverig speuren met prikstokken, was het niet mogelijk geweest om maar het geringste spoor van een vliegtuig ontdekken. Aangezien het niet onwaarschijnlijk werd geacht dat er op die bepaalde plaats b.v. een schip geladen met chemikaliën was vergaan, werd er weinig aandacht meer aan de zaak geschonken". Sgt. A.J. Hinssen, die de leiding over de bergingen had, had aangegeven dat als er meer aanwijzingen zouden zijn, zij onmiddelijk zouden komen. In november van 1962 werd hij opgebeld met de vraag of hij de zaak nog eens zou willen bekijken. Deze maal was het raak. Geen groot toestel. Dit werd bevestigd toen de eerste geblakerde stukken van een Messerschmitt 109 jachtvliegtuig werden gevonden. Vlak onder de klei trof men ook het stoffelijk overschot van de piloot aan.
In het Algemeen Dagblad van 23 november 1962 stond een uitvoerig verslag van de berging. Onder de kop 'Luchtmacht tekent trieste historie op" staat: "Van een onzer verslaggevers LELYSTAD - In de laadbak van de luchtmachtauto, op een lap zwart plastic, ligt een stapel modderklompen, ijzerhard van de vorst. Er in vastgevroren zitten een half verkleurde stafkaart, flarden van een pilotenpak, verwrongen ritssluitingen, een zwart geworden heupbot, een pluk blond haar. Saamgeperst met een kluw elektrische draden zit het schedeldak van een mens. Het zijn de stoffelijke resten van een Duitse jachtvlieger. In de laatste bezettingsjaren is hij neergestort in het IJsselmeer. Gisteren is zijn overschot geborgen in de polder Oostelijk Flevoland. In de boomloze leegte van de nieuwe polder staat die luchtmachtauto geparkeerd bij de eenzame kantine, waar straks het dorp Biddinghuizen komen moet. Bergingsploegen van de luchtmacht schrijven daar een laat en tragisch hoofdstuk luchtvaarthistorie. In het drooggevallen nieuwe land zijn 93 vliegtuigwrakken gesignaleerd. De nu geborgen Duitser moet brandend loodrecht in zee zijn gestort. Drie meter onder het maaiveld hebben de bergingsploegen gedolven om de brokstukken er uit te krijgen. Nu is er alleen nog een kuil met een plas groen grondwater. Was het een duikbommenwerper, een Stuka, of een Messerschmitt 109. Het moet nog blijken uit wat naar boven is gekomen: een motorblok, een rubberboot, een parachute, drie stijfverroeste mitrailleurs, banden vol patronen, een berg verwrongen flarden metaal. Wie was de vlieger? De gravendienst in IJsselstein gaat de resten onderzoeken om dat uit te vinden. Een identificatieplaatje is niet gevonden. Wel een verweerde portemonnee, halfbevroren. Sergeant-majoor Hensing buigt het leer voorzichtig open. Er zit een verjaard biljet in van tien gulden, en een Duits bankbiljet: twintig Mark. In de oorlogsjaren vlogen de Engelsen en Amerikanen met een noordelijke bocht om de Duitse kustradar en kustjagerbases heen: via de Waddenzee, dan zuidwaarts richting Duitsland. Van de vliegvelden in West-Duitsland stegen de jagers op om de aanvalsgolven te onderscheppen. Ze troffen elkaar boven het IJsselmeer. Drieëndertig wrakken: Junckers, Heinkels, Messerschmitts, Lancasters, Vliegende Forten, Vickers-Wellingtons. De getroffen machines stortten in drie, vier meter water, zakten langzaam weg in de weke bodem. Een kleiige sliblaag dekte ze af. […]".
In de Leeuwarder Courant van 24 november 1962 staat in het artikel "Luchtmacht aktief in IJsselmeerpolders. Vijf wrakken geborgen; er liggen nog negentig" het volgende te lezen: " […] Het laatste wrak dit jaar was dat van een Duitse jager, een Messerschmitt 109. Dit toestel is bij de plaats, waar straks Biddinghuizen moet komen, gevonden. Door het „klinken" van de drooggevallen bodem van Oostelijk Flevoland ontstond op de plek, waar de jager onder de grond zat, een heuveltje. De ME 109 had een Daimler Benz motor, een twaalfcilinder in omgekeerde V-lijn. Vliegtuigen van dit type met deze motor werden in 1943 in gebruik genomen. Oudere typen hadden Junkers Jumo-motoren. Het stoffelijke overschot van de vlieger is geborgen en overgebracht naar de Gravendienst van de Koninklijke Landmacht te IJsselsteijn. De Gravendienst zal trachten het overschot te indentificeren. […]."
De stoffelijke resten worden door de Gravendienst opgegraven en overgebracht naar Ysselsteyn waar de identificatie plaatsvindt. Uffz. Fritz Kostenbader vindt zijn laatste rustplaats op de Duitse militaire
begraafplaats in Ysselsteyn (Blok TE, Rij 12, Graf 135).
Nabij de plek waar het toestel geborgen is heeft de Stichting 4 mei herdenkingen Dronten een
herdenkingspaal geplaatst.