Boeing B-17GSH 42-3486, Invictus

Boeing B-17GSH 42-3486, Invictus
Boeing B-17GSH 42-3486, Invictus Boeing B-17GSH 42-3486, Invictus Boeing B-17GSH 42-3486, Invictus Boeing B-17GSH 42-3486, Invictus Boeing B-17GSH 42-3486, Invictus

Plaats: Lelystad

Locatie: Knarweg/Vogelweg

Maker: firma Boeing

materiaal: diverse materialen

Jaar: 1943


Beschrijving:

Op 11 januari 1944 nemen 291 vliegtuigen deel aan een bombardementsvlucht op de vliegtuigindustrie in midden Duitsland. Van verschillende vliegvelden in Engeland stijgen 177 B-17 bommenwerpers op met missie Oschersleben en 114 B-17 bommenwerpers met als doel Halberstadt. De slechte weersomstandigheden boven Duitsland verstoren de zorgvuldig voorbereide missie. Het jager escorte was niet in staat op te stijgen of kon geen contact maken. Terugkerende formaties bommenwerpers werden boven Nederland aangevallen door Duitse jagers. 34 B-17 Vliegtuigen met missie Oschersleben en 8 B-17 vliegtuigen met missie Halberstadt keren niet terug op de basis, waaronder de B-17GSH met registratienummer 42-3486 en radiocode MI-D. Het toestel had de nickname "Invictus", wat in het Nederlands "Onoverwinnelijk" betekent.

De B-17G 42-3486 van 482BG/812BS is één van de twaalf B-17 bommenwerpers die als eerste generatie uitgerust is met H2X “Mickey” radar. Het toestel werd oorspronkelijk bij Douglas Aircraft Company gebouwd als B-17F-70-DL en bij het Rome Air Depot in New York gemodificeerd. De intrekbare radarschotel is onder de neus van het vliegtuig aangebracht. De "Mickey set" is in de radiokamer, net achter de bommenruimte, geinstalleerd. Op 3 november 1943 vliegt het toestel zijn eerste pathfinder missie naar de Duitse stad Wilhelmshaven. Gedurende de winter van 1943/1944 begeleidt de 482nd BombGroup andere bommenwerpers door het dichte wolkendek naar doelen in Duitsland. De 'pathfinders' (padvinders) wierpen gekleurde fakkels boven de doelen uit.

1st Lt. James John Maginnis stijgt op 11 januari met zijn B-17GSH op van vliegveld Thurleigh (Belford Engeland). Hij leidt het 40th Composite Combat Wing naar Halberstadt. Hoewel de strakke formatie de bommenwerpers onderling goed beschermt zijn de voorste en achterste vliegtuigen het meest kwetsbaar voor vijandelijke aanvallen. Op de terugweg wordt de formatie bommenwerpers tussen Braunschweig en Hildesheim aangevallen en moet de formatie verlaten. Ondanks de schade kon het toestel nog anderhalf uur doorvliegen. In de omgeving van Harderwijk kreeg het toestel op een hoogte van 5500 meter weer de volle laag. Zowel Fw. Gerd Wiegand van 4./JG26 als Oblt. Artur Beese van 1./JG26 claimen de bommenwerper uit de lucht geschoten te hebben. De B-17GSH is voor Fw. Wiegand de 18e overwinning en voor Oblt. Beese de 20e overwinning in een luchtgevecht.

Om 13.30 uur stort het toestel met 2 brandende motoren 3 km ten noordoosten van Harderwijk in het IJsselmeer met aan boord naast de 26-jarige piloot James J. Maginnis, de 23-jarige co-piloot 1st Lt. Roy H. Peterson, de 22-jarige navigator 1st Lt. Clarence Edwin Blevins, de 26-jarige "Mickey" operator 1st Lt. F/O John Joseph O’Brien, de 21-jarige bommenrichter Lt. George Clifford Wylie, de 30-jarige boordwerktuigkundige/topkoepelschutter T/Sgt. William Alvis Glenn, de 25-jarige radiotelegrafist S/Sgt. Raymond H. Rajala, de 22-jarige buikkoepelschutter S/Sgt. Euian Clyde Mills, de 21-jarige rechter zijluikschutter S/Sgt. Angelo J. Riccardi, de 20-jarige linkerzijluikschutter S/Sgt. Joseph P. Keane en de 19-jarige staartschutter S/Sgt. Harry C. Sutton. Slechts 4 bemanningsleden zijn in staat het toestel per parachute te verlaten. S/Sgt. Rajala, S/Sgt. Millis en S/Sgt. Riccardi komen in het IJsselmeer terecht waarbij Angelo Riccardi verdrinkt. T/Sgt. Glenn komt neer bij een eendenboerderij aan de Parallelweg in Harderwijk. De 3 overlevenden van de crash worden door de Duitsers gearresteerd en zitten tot het eind van de oorlog gevangen in Stalag Luft 4. De lichamen van Angelo J. Riccardi, James J. Maginnis, Clarence E. Blevins, Joseph P. Keane, Harry C. Sutton en John J. O’Brien spoelen bij Harderwijk aan of worden daar aan land gebracht. Zij zijn op begraafplaats Oostgaarde ter aarde besteld. RIccardi wordt op 13 januari begraven, Maginnis op 15 januari, Blevins op 28 april en Sutton, Keane en O'Brien op 25 mei. De laatste twee worden als Unknown airman ter aarde besteld. De stoffelijke resten van George C. Wylie worden in Kampen aan wal gebracht en aldaar begraven. Het lichaam van co-piloot Roy H. Peterson wordt niet geborgen en staat als vermist te boek. De lichamen van Keane en O'Brien zijn in 1946 door de American Quartermaster Grave Registration Company overgebracht naar de Amerikaanse begraafplaats in Neupre (Neuville-en-Condroz, België) om geïdentificeerd te worden en na de identificatie aldaar herbegraven. Riccardi en Sutton worden na de oorlog herbegraven op Ardenne American Cemetery and Memorial in Begië. De andere bemanningsleden worden op verschillende begraafplaatsen in de Verenigde Staten herbegraven. 

In maart 1968 en juni 1969 wordt het wrak van de B-17G aan de Knarweg in Lelystad geborgen. De Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht en de Gravendienst van de Landmacht groeven het versplinterde wrak uit. Motoren, propellor, vleugel, machinegeweren, zuurstofmaskers, zwemvesten, vier schoenen, een rubberboot, een brandbommetje (om het vliegtuig bij een noodlanding in brand te steken), munitie en kledingstukken waaronder een leren vliegersjasje worden gevonden. Maar van een stoffelijk overschot, geen spoor. Tijdens de berging in maart 1969 wordt een boordcamera met daarin een niet ontwikkelde film met opnamen van de vlucht van de elfde januari gevonden. Op één der beelden van de in 1970 ontwikkelde film was een onder het toestel vliegende B17 te zien. Op een andere een aantal jachtvliegtuigen. In 1969 wordt ook een volledig uitgeruste reddingsboot geborgen, waarin de noodrantsoenen nog aanwezig zijn. Als de boer zijn land voor het eerst na de berging omploegt worden er stoffelijke resten aangetroffen. Het bergen van stoffelijke resten uit de oorlog is een taak van de Bergings- en Indificatie Dienst van de Koninklijke Luchtmacht (BIDKL). Op 2 oktober 1969 worden de stoffelijke resten geidentificeerd als de vermiste co-piloot Roy Peterson. Op 29 oktober wordt hij op de Willamette National Cemetery in Portland, U.S.A. begraven. De 8 omgekomen vliegers worden op het Monument voor geallieerde vliegers in Harderwijk herdacht.

Lees hier in de Leeuwarder courant het artikel: Eens een vliegtuig, nu een schroothoop tussen het riet. Bekijk ook: crashroute paal 12