Gotha G.IV 1065/16
Plaats: Lelystad
Locatie: Zeeasterweg, kavel OS55
Maker: Siemens-Schuckert Werke
materiaal: diverse materialen
Jaar: 1916
Beschrijving:
Tussen 1914 en 1918 zijn 10 Europese landen met elkaar in oorlog. Nederland mengt zich niet in het conflict en is neutraal. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zet het Duitse leger Zeppelins, sigaarvormige luchtschepen, in voor bombardementen op Groot Brittannië. Omdat de Zeppelins niet meer aan de verwachtingen van de Duitsers voldoen wordt in mei 1917 voor het eerst zwaarder geschut ingezet. Dan worden de eerste Gotha G.IV's geleverd aan Kagohl 3 (Kampfgeschwader der Obersten Heeresleitung 3), bijgenaamd Englandgeschwaders. De Gotha G.IV is een tweedekker, uitgerust met twee Mercedesmotoren die duwschroeven aandrijven. Het voor die dagen reusachtige toestel heeft een dubbel landingsgestel. Onder de twee motorgondels bevinden zich een paar wielen met een spoorbreedte van 1,20 m en een velgdiameter van 0,55 m. Sinds 25 mei voert Kagohl 3 overdag aanvallen uit op Engeland. Vanaf september 1917 is de eenheid echter gedwongen om 's nachts te gaan vliegen omdat de Britse luchtverdediging te sterk wordt.
In de nacht van 28 op 29 september 1917 voert de Gotha G.IV, 1065/16 van Kasta 16/Kagohl 3 samen met andere Gotha's een bombardementsvlucht uit op Londen. De bommenwerper is opgestegen van vliegbasis Gontrode in de buurt van de Belgische stad Gent. Waarschijnlijk hebben ze hun bommen vroeger afgeworpen omdat ze Londen niet kunnen bereiken. Aan boord van het toestel zijn piloot Ltn.d.R. Martin Emmler, boordschutter Uffz. Heinz Schreiber en waarnemer Vzfw. Emil Haes. De Gotha G.IV is compleet gebouwd uit multiplex. De bemanning zit in de neus van de romp zonder enige beschutting.
De Handley Page O/100 No 3134 van het No.7 Squadron van de Royal Naval Air Service (RNAS) gevlogen door FSL Gibbs en de boordschutters AMs Kille, Langstone, Spencer en Conley is die nacht opgestegen van vliegveld Koudekerke (Coudekerque). De bemanning heeft opdracht gekregen om in een straal van 16 km ten noorden van Oostende op zoek te gaan naar vijandelijke bommenwerpers. Zij nemen drie Gotha's waar en met twee van hen komt het tot een treffen. Tien mijl van de kust ten noorden van Oostende wordt de Gotha 1065/16 van Emmler beschoten. De piloot slaagt erin om in de mist te ontkomen, maar het toestel stort later ten zuidwesten van Elburg in de Zuiderzee. De drie inzittenden komen bij de crash om het leven.
De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 29 september 1917 meldt onder de kop "Vliegmachines geïnterneerd. Heden nacht vloog zeer laag boven Terneuzen een groote Duitsche vliegmachine. Deze is in Sas van Gent neergekomen en geduikeld waardoor een inzittend officier gewond werd en per auto naar het hospitaal te Middelburg moest worden overgebracht. De 2 andere inzittende zijn naar Bergen ter internering vervoerd. Op een half uur afstand van Sneek is hedennacht een grootte gewapende Duitsche tweedekker geland. De machine is door de inzittenden in brand gestoken, en is gedeeltelijk verbrand. De inzittenden, een luitenant-vliegenier en twee sergeants zijn geïnterneerd. Zij waren den vorige avond om 8 uur uit Gent opgestegen". De Telegraaf meldt dat het toestel (Gotha G.V 668/16) 's nachts om 12.00 uur bij Sneek is geland.
In de NRC van 5 oktober 1917 staat te lezen dat de schipper van de EB 61 in de nacht van 3 op 4 oktober zuidwestelijk van Elburg zijn net open haalt aan een wrak. Hij haalt een stuk vleugel en staaldraad op. Luitenant J.G.C. Duinker van de Luchtvaartafdeling der Koninklijke Landmacht (LVA) wordt op onderzoek uitgestuurd. Het wrak wordt op 18 oktober gevonden en in de dagen daarop volgend worden o.a. de romp, motoren en patroonbanden geborgen. De C.LVA rapporteert op 24 oktober, met vermelding van de registratie GO 1065, de motornrs. 28498 en 30325.
Op 10 oktober wordt het lijk van de 31-jarige Ltn.d.R. Emmler geborgen. In het Utrechts Nieuwsblad van 15 oktober 1917 is te lezen dat schipper J. Wakker van de UK 125 het onder Schokland drijvende lijk van Luitenant vlieger Martin Emmler uit Oberdirsdorf gevonden heeft. De dokter op Urk constateert een schotwond aan de linker slaap met schedelbreuk, een schotwond in het linker bovenbeen, een schotwond in de rechter bovenarm en twee gebroken benen. Het lijk wordt op Urk gekist en op last van de opperbevelhebber van land- en zeemacht overgebracht naar het militairhospitaal in Kampen. Op 13 oktober is hij met militaire eer begraven op de algemene begraafplaats in Kampen. Vzfw. Emil Haes verongelukt op zijn 27e verjaardag. Zijn lichaam wordt op 16 oktober door vissers uit Vollenhove gevonden. De Nieuwe Rotterdamsche Courant schrijft op 17 oktober 1917 het volgende: "Gisterenmiddag heeft te Vollenhove een vischer het lijk aangebracht van een Duitschen vlieger, behoorende tot het 7e regiment. Een gedeelte van den zetel van het vliegtuig was nog met een riem aan het lijk bevestigd. Op de borst hing een plakkaat waaruit bleek, dat hij tot het vliegkorps behoorde. Zijn identiteit kon niet worden vastgesteld". Twee dagen later meldt dezelfde krant dat Haes met militaire eer in Vollenhove ter aarde is besteld. Op 25 oktober wordt het lijk van de 31-jarige Uffz. Schreiber geborgen. In het Utrechts Nieuwsblad van 29 oktober 1917 staat het volgende berichtje: "Lijk Duitse vlieger aangespoeld. Onder Blankenham is het lijk aangespoeld van een Duitse vlieger. Volgens op hem gevonden papieren waarschijnlijk vice-Feldwebel Heinz Schreiber uit Padderborn". Nog dezelfde dag is Schreiber op de begraafplaats van Blankenham ter aarde besteld. Op 25 oktober 1917 is in Blankenham een akte opgemaakt met de volgende tekst: "Heden vijf en twintig October negentienhonderd zeventien, verscheen voor mij Ambtenaar van den burgelijken stand der gemeente Blankenham: Gerrit Berendsen, oud vijf en vijftig jaren, Veldwachter, wonende te Kuinre en Wouter Fledderus, oud zes en dertig jaren, Klerk, wonende te Kuinre die mij verklaarden, dat op vijf en twintig October dezes jaars, des voormiddags ten acht ure, in deze gemeente aan het Zeestrand op het Zuideinde is aangebracht een lijk van een manspersoon gekleed in Duitsch vliegeniersuniform, wegens den staat van ontbinding waarin het lijk verkeerde, is de ouderdom van den man niet kunnen vastgesteld worden; volgens op het lijk gevonden brief is de omgekomene vermoedelijk vizefeldwebel Heinz Schreiber, waarschijnlijk afkomstig uit Paderborn, Duitschland"
Na de Tweede Wereldoorlog zijn Emmler, Schreiber en Haes herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn (blok B graf 30, Blok A graf 22 en 23).
Begin augustus 1962 worden bij de drooglegging van Oostelijk Flevoland op kavel OS55, naar de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders denkt, fietswielen en wat hout gevonden. Het bergingsteam van Defensie wordt erbij gehaald. Sgt. A.J. Hinssen denkt in eerste instantie dat er een bakfiets ondersteboven in het koolzaadveld terecht gekomen was, maar bij nadere beschouwingen blijkt dat het toch om de resten van een vliegtuig gaat. Kranten uit die tijd melden: In Oostelijk Flevoland heeft men op een kilometer of vijf van Biddinghuizen het wrak van vermoedelijk een Fokker D VII jachtvliegtuig gevonden. Dit wrak zal volgend jaar zomer worden geborgen. De D VII werd in de Fokker-fabrieken in Duitsland gebouwd omstreeks 1918." Begin augustus 1963, het wachten was op de koolzaadoogst, wordt het toestel geborgen. Op 5 augustus worden een machinegeweer, patronen, seinpatronen, een toerenteller, het middenstuk van de bovenvleugel en de bezinetank uit de klei gehaald. Het machinegeweer is in Berlijn gemaakt. Op de zijkant staat 'Parabellum Berlin 1913'. Op de toerenteller staat duidelijk te lezen 'Umd-Min' wat omwentelingen per minuut betekent. Het instrument wijst tot 1800 toeren aan. De schaalverdeling van de teller vermeldt de naam van een doctor uit Leipzig. De naam is echter niet meer te ontcijferen. De koperen brandstoftank komt vrij ongeschonden uit de grond. Het hoogteroer en middenstuk zijn in een kaki-achtige groene kleur geschilderd. In de twee dagen daarna worden nog een kleine bom, in goede staat verkerende rubber banden en nog één van de motoren opgegraven. Bij nader onderzoek ontdekt het bergingsteam de datering 1916. Uit de spoorbreedte van de wielen en uit de diameter van de velgen wordt opgemaakt dat het gaat om onderdelen van het landingsgestel en wat kleine brokstukken van een tweemotorige Gotha G.IV bommenwerper.
In Het Parool van 9 augustus 1963 staat onder de kop "Zo zag bommenwerper eruit." het volgende: "Zo heeft tijdens de eerste wereldoorlog het Duitse vliegtuig er uit gezien, waarvan in Oostelijk Flevoland de afgelopen dagen wrakstukken tevoorschijn kwamen. De deskundigen dachten eerst te maken te hebben met de resten van een Fokker D VII, een der eerste Jachttoestellen. Nadere onderzoekingen echter hebben uitgewezen, dat het de overblijfselen betreft van een bommenwerper, die op 13 oktober 1917 in de Zuiderzee is gevallen. Het was van het type F 4 of G 5 en had een bemanning van drie personen: een vlieger, een waarnemer en een boordschutter. Deze toestellen ondernamen aanvallen op o.m. Londen en Parijs." De genoemde datum in het artikel is onjuist.
Zie ook: Crashroute paal 15 en reportage Omroep Flevoland deel 1 en deel 2