Handley Page Hampden B.Mk.I AT191
Plaats: Biddinghuizen
Locatie: Mosselweg 8
Maker: Handley Page
materiaal: diverse materialen
Jaar: 1936 of later
Beschrijving:
In de nacht van 1 op 2 juni 1942 voerde de Royal Air Force de tweede ‘1000 bomber raids’ uit, ditmaal op de stad Essen, het hart van het Krupp imperium de primaire leverancier van wapens aan de Duitse legermacht. De aanval was als gevolg van de weersomstandigheden, de vrij dichte bewolking en de industiële nevel die vrijwel constant boven dit gebied placht te hangen, een mislukking. Van de 1.036 vliegtuigen die deelnamen aan de aanval keerden 35 niet terug op de basis waaronder de Handley Page Hampden B.Mk.I van het No. 408 Squadron RCAF. Het serienummer van het toestel was AT191 en de rompcode EQ-A
Op 24 juni 1941 werd op RAF basis Lindholme het Canadese No. 408 Squadron geformeerd als onderdeel van de No.5 Group RAF. In juli werd het squadron verplaatst naar RAF basis Syerston bij Nottinghamshire in Engeland. In verband met de aanleg van verharde start- en landingsbanen werden de bommenwerpers van het No. 408 Squadron op 9 december 1941 gestationeerd op de enkele kilometers verderop gelegen basis Balderton.
In de avond van 1 juni steeg de Hampden AT191 om 22.58 uur op van vliegveld Balderton voor zijn 28e operationele missie. Achter de stuurknuppel zat piloot P/O William Frederick Dixon Charlton, in de neuskoepel de navigator-bommenrichter P/O Cyril Ian Andrew Sandland en in de geschutskoepels boven-achter en onder-achter zaten de radiotelegrafisten/boordschutters F/Sgt. Frederick John Ernest Womar en Sgt. Alfred Marland. De tweemotorige Hampden bommenwerper stond ook wel bekend als de 'Flying Suitcase' (Vliegende koffer) vanwege de krappe ruimte voor de bemanning. De romp, 3 m breed aan de buitenkant, was maar breed genoeg voor één enkele persoon. Als de bemanning eenmaal op hun plek zat kwamen ze daar niet snel weer vandaan. De Hampden was eigenlijk niet geschikt voor de moderne luchtoorlog en werd eind 1942 teruggetrokken uit dienst van het Bomber Command.
Op 2 juni om 00.08 uur stortte de bommenwerper ter hoogte van Elburg neer in het IJsselmeer. Het toestel werd geclaimd door Lt. Karl-Heinz Völlkopf van het commando nachtjagers 2./NJG2 die in een Junker Ju 88 vloog. Het was de derde bevestigde zege van de in totaal 6 neergehaalde vliegtuigen voor Lt. Völlkopf. Het lijkt erop dat Völlkopf de Hampden onterecht claimde want het toestel chraste 20 minuten vliegen van de door Völlkopf opgegeven plek. Uit officiële gegevens blijkt dat die nacht één Hampden verloren ging die werd neergeschoten door Flak, Duits luchtafweer geschut.
Bij de crash vonden alle vier de bemanningsleden de dood. De 22-jarige P/O Charlton spoelde aan bij Harderwijk en werd begraven op begraafplaats Oostergaarde. De lichamen van de 20-jarige P/O Sandland, de 23-jarige F/Sgt. Womar en de 21-jarige Sgt. Marland werden in het IJsselmeer bij Ramspol geborgen en vonden op het Geallieerd ereveld op Rusthof in Oud Leusden hun laatste rustplaats (blok 13, rij 3, graven 38-39-40). F/Sgt. Frederick Womar vloog deze nactht zijn 56e missie. De omgekonen bemanningsleden worden herdacht op het Monument voor geallieerde vliegers in Harderwijk. Het wrak van de Hampden B.Mk.I is in juni 1961 aan de Mosselweg in Biddinghuizen geborgen door de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht.
Op elburginoorlogstijd.nl lezen we dat op 13 juni 1942 schipper Aalt Petersen van de EB 44 bij de Burgelijke Stand van Elburg aangifte deed van de dood van een Engelse piloot. De schipper had op 9 juni omstreeks 5 uur in de namiddag in het IJsselmeer een drijvend lijk gevonden van een man. Aan de binnenzijde van de jas die het slachttoffer droeg was een streepje stof bevestigd waarop de naam Marland A. vermeld stond. En verder waren er verschillende cijfers en letters (1.10.605 A M 99845/93/c Size 3 Marland A) op de stof te lezen. Verdere gegevens waren schipper Petersen bij het afleggen van de verklaring niet bekend.
De Hampden werd op 22 juni 1961 door de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht onder leiding van sergeant A.J. Hinssen zonder al te grote moeilijkheden geborgen. Op de plaats waar het toestel was gevonden was het riet al gemaaid. Bovendien lagen de brokstukken dicht bijeen aan de oppervlakte. Alles werd ter plaatse op de vrachtwagen geladen en afgevoerd naar de schrootverzamelplaats in Gilze-Rijen. Toen de peilingen met de prikstokken niets meer opleverden zat het bergingswerk erop. Bron: In de schaduw van de glorie door S.L. Veenstra.
Zie ook: Crashroute paal 9