Junkers Ju 88A-4 550283

Junkers Ju 88A-4 550283
Junkers Ju 88A-4 550283

Plaats: Lelystad

Locatie: Runderweg 2-8

Maker: Junkers Flugzeug- und Motorwerken

materiaal: diverse materialen

Jaar: na 1939


Beschrijving:

Van januari tot mei 1944 vond Operatie Steinbock plaats, nachtelijke bombardementen van de Luftwaffe op Zuid-Engeland als vergelding voor de aanvallen van de RAF Bomber Command op Duitse steden. Opererend vanaf vliegvelden in Noord-Duitsland nam Kampfgeschwander 54 deel aan Operatie Steinbock met de Junker Ju 88, het meest veelzijdige Duiste gevechtsvliegtuig van de Tweede Wereldoorlog. Hij werd gebruikt als duikbommenwerper, (nacht)jachtvliegtuig, torpedobommenwerper, mijnenlegger en verkenningsvliegtuig. In de nacht van 3 op 4 februari 1944 steeg de Junker Ju 88A-4 met werknummer 550283 op voor een aanval op Londen. Het toestel werd gevlogen door piloot Uffz. Helmut Friedrich Weihs. Aan boord bevonden zich tevens de 23-jarige navigator Uffz. Franz Prinke, de 21-jarige radiotelegrafist Uffz. Herbert Georg Gustav Garske en de 21-jarige boordschutter Uffz. Alfons Auerbach. De Ju-88 was ingedeeld bij 2./KG54, een eenheid zware bommenwerpers die vanwege zijn wapens ook wel 'Totenkopf' werd genoemd. De rompcode van de Ju 88A-4 was B3+EK. Alle vliegtuigen van de Luftwaffe waren in de Tweede Wereldoorlog te herkennen aan een zwart Grieks kruis (Balkenkreuz) en een code van 4 karakters die op de romp van het toestel geschilderd waren. De eerste twee karakters (B3), links voor het kruis, was de code van de eenheid, in dit geval Kampfgeschwander 54. Het eerste karakter na het kruis, op dit toestel een E, was de individuele code van de Ju88A-4. Het laatste karakter, de K, was de code van de groep waarbij het toestel was ingedeeld, Staffel 2.

Het gevechtsvliegtuig stortte op de heen- of terugweg in het IJsselmeer. Alle bemanningsleden kwamen bij de crash om het leven en spoelden aan of werden door schepen in het water aangetroffen. Het stoffelijk overschot van Uffz. Weihs werd op 4 februari 1944 geborgen en begraven in Hilversum en op 1 juni 1948 herbegraven op de Duitse oorlogsbegraafplaats Ysselsteyn in graf BG-3-61. Uffz. Prinke, Uffz. Garske en Uffz. Auerbach werden op begraafplaats Kranenburg in Zwolle ter aarde besteld en op 23 mei 1950 herbegraven op Ysselsteyn (graf CF-2-46, graf CF-2-50 en graf CF-2-51). Het lijk van Franz Prinke werd 10 februari 1944 gevonden, Herbert Garske op 22 april 1944 en Alfons Auerbach op 4 februari 1944. Alfons Auerbach kwam op zijn 21e verjaardag om het leven. Bron. tracesofwar.nl

Onderdelen van het toestel zijn in juni 1961, juli 1962 en september 1971 door de Bergingsdienst van de Koninklijke luchtmacht ten oosten van Lelystad geborgen op kavel OG118-OG119, ten noorden van de Runderweg en ten zuiden van de Mammoettocht. Toen de Dienst der Zuiderzeewerken in mei 1961 de Neushoorntocht wilde gaan graven ontdekte men dat midden in de geprojecteerde waterweg een vliegtuig zat. Zonder staartstuk stond het als het ware op zijn kop in de grond; het moest zich verticaal met zijn neus in de bodem hebben geboord. Het toestel zat heel stevig in de bodem. Pogingen om het toestel met explosieven uit de grond te krijgen had geen succes. Het toestel bleef in de bodem, de kanaaltrekkers konden niets anders doen dan met een boog om het wrak heen te gaan, daar de ontginning van de polder doorgang moest vinden. Tijdens de opgraving zijn door de Explosieve Opsporingsdienst (E.O.D.) 43x 30 ponds fosforrubberbommen, 2x flame flotes, 1x 50 ponds scherfbom, 3x 77 mm granaat, 1x 88 mm granaat, 2x handgranaat voor vliegtuigvernietiging en 3700x 7,7 mitrailleurpatronen geborgen. Eind juli 1962 besloot de Bergingsdienst van de Luchtmacht onder leiding van sgt. A.J. Hinssen om het wrak uit de bodem te halen. Wat voor toestel het betrof, behalve dat het van Duitse origine moest zijn, was nog niet geheel duidelijk. Ook nu mislukte een poging om het toestel met een lier te bergen. Uiteindelijk werd het toestel met een snijbrander in stukken gesneden en konden de brokstukken door een kraan uit de put omhoog getakeld worden. Tijdens het uitgraven van één van de benzinetanks werd duidelijk dat het hier ging om een Junkers Ju-88. Sgt. Hinssen meldde dat er kogelgaten in de tank zaten, wat erop kan duiden dat het toestel door een vijandige jager beschoten is. Bij de opgraving werden allerhande zaken gevonden, zoals meters, bedrading, onderdelen van radioapparatuur en knoppen. Ook werd een halfvol flesje eau de cologne aangetroffen dat volgens de Telegraaf van 27 april 1965 nog niets van zijn aantrekkelijke reuk had verloren. De bergingswerkzaamheden werden op 3 augustus 1962 afgerond. In 1971 werd uiteindelijk ook het achterste deel van de Ju-88 gevonden. Het werd ontdekt op kavel OG105-OG106, op ruim een kilometer afstand van de plaats waar het voorste gedeelte van het vliegtuig was geborgen. Toen de mannen van de Bergingsdienst onder leiding van Gerrit Zwanenburg de resten enigszins hadden blootgelegd waren de zuurstofcilinders voor de bemanning nog duidelijk te zien. Ook op het verticale kielvlak, wat afgebroken plat langs de staart lag, was het zwartgeschilderde hakenkruis nog duidelijk aanwezig. Door deze vondst kon het toestel geidentificeerd worden. De berging verliep zonder onaangenaamheden en kon op 2 september worden afgesloten. Bronnen: In de schaduw van de glorie; ZZairwar.