Vrachtschip OB55-I

Vrachtschip OB55-I

Plaats: Lelystad

Locatie: Maerlant

Maker:

materiaal: eikenhout

Jaar: eind 15e, begin 16e eeuw


Beschrijving:

Op 30 mei 1975 zijn bij het leggen van een riool nabij het laboratorium van het RIZA aan het Maerlant scherven van steengoed te voorschijn gekomen. Bij een nadere verkenning op 2 juni bleek ter plaatse een scheepswrak te liggen. Met een kraan zijn drie proefsleuven gegraven, loodrecht op de lengte richting van het schip. Het vlak van het schip bleek nog intact te zijn met uitzondering van een strook, enigszins schuin op de lengterichting van het schip, die bij het graven van de sleuf voor het riool was verwijderd. Een aantal kannen waren daarbij gebroken en de scherven waren ten dele met de grond naar elders afgevoerd. Het onderzoek van het schip vond plaats van 2 juni tot 24 juni 1975. Bronnen: Flevobericht 166, Drie schepen uit de late middeleeuwen; Driemaandelijkse berichten betreffende de Zuiderzeewerken jaargang 56, 1e en 2 e kwartaal 1975.

In het Parool van 13 juni 1975 stond onder de kop "Archeoloog H. Reinders over ontdekking in polderbodem: 'Wrak in Lelystad van archeologische waarde' het volgende artikel: "LELYSTAD - 'Voor ons land is deze vondst wellicht belangrijker dan het ontdekte Romeinse scheepswrak bij Zwammerdam omdat dit het oudste bekende schip is met het roer op een vaste plaats aan de achtersteven bevestigd.' Dit vertelt archeoloog H. Reinders staande bij het geheel uitgegraven scheepswrak dat twee weken geleden midden in het centrum van Lelystad ontdekt werd.
Bij de aanleg van een rioleringsbuis, waarbij de vondst aan het licht kwam, is weliswaar een deel van de vloer geraakt en wat aardewerk vernield, maar de vrijwel complete achtersteven is onbeschadigd te voorschijn gekomen.
'Tot nu toe zijn pas twee schepen uit de vijftiende eeuw in Nederland gevonden. Het bouwtype, maar ook de aangetroffen geglazuurde aardewerkresten, stammen uit die tijd. Het voorschip moet tijdens het zinken voor een deel weggeslagen zijn, het achterschip is 'met het boord bewaard gebleven, het is alleen iets ingedrukt. We vonden op het vloertje op het boord eén gave tinnen kan met twee keurmerkjes, een dolk, een mesje en een goedendag, een houten wapenstok met daarop een scherpe ijzeren punt. Aangetroffen steengruis, turf en schelpjes maken ons duidelijk dat het hier een koopvaardijschep, betreft', aldus Reinders. Het uitgegraven wrak heeft een lengte van 24 meter en een breedte van vier meter. Uit de reconstructie blijkt dat het hoogste punt twee meter boven het vlak geweest moet zijn. De laat-middeleeuwse koopvaarder is overnaads gebouwd en heeft een bpatte bodem. Omdat bij scheepsopgravingen zelden een roer wordt aangetroffen is het complete roer van het Lelystadse scheepswrak van bijzonder belang. Men is nu voor het eerst in staat om een vijftiende eeuws achterschip vrij nauwkeurig te reconstrueren. Dat was tot nu toe onmogelijk omdat originele scheepsmodellen uit dat tijdperk ontbraken. Op honderden plaatsen hebben de opgravers witte punaises in het wrak gedrukt, om belangrijke punten in de houtverbindingen van het schip te markeren. Gisteren zijn vanuit een laaghangende helikopter een aantal luchtfoto's genomen. Door middel van deze foto's is exacte reconstructie mogelijk.
Het hout zal dan geconserveerd moeten worden. Archeoloog Reinders: 'Een methode om dit hout te conserveren is nog niet gevonden. Door de unieke combinatie van achtersteven plus roer is conservering zeker de moeite waard. Lang niet alle archeologische hout gedraagt zich hetzelfde. Het klinkt misschien gek, maar dit eikehout is nog in zo'n goede conditie, dat het een hele toer zal zijn om conserveringsstoffen te laten binnendringen. We houden het hout steeds nat en dekken het 's nachts met natte jutezakken onder plastic af'." 

Wrak OB55 was een uitzonderlijk lang en smal vaartuig met een lengte over de stevens van 23 m bij een breedte van 4,70 m en een holte van 1,60 m. De vlakplanken van het schip waren tegen elkaar aangelegd en vormden een vlakke vloer. De zijden waren overnaads gebouwd. De naden tussen de planken en vlak waren gedicht met gesinteld mosbreeuwsel. Het schip had een rechtvallende achtersteven met een stevenroer. De voorsteven en een deel van de zijden ontbraken. Behalve resten van een mastspoor zijn er geen aanwijzingen voor tuigage gevonden. 

In het achterschip lag een vloer waarop wapens, gereedschap en diverse onderdelen van de inventaris werden aangetroffen, waaronder restanten die duiden op een vuurplaats en voedselbereiding. Op grond van de aangetroffen voorwerpen kan de ondergang van het vaartuig in de tweede helft van de 15e eeuw of het begin van de 16e eeuw gedateerd worden. Tussen de leggers zijn schelpen en baksteengruis aangetroffen, mogelijk het restant van een vroegere lading. Om deze reden wordt het wrak aangemerkt als een vrachtschip waarop men tijdens de reis aan boord verbleef. Ten tijde van de ondergang van het schip bestond de Zuiderzee in haar volle omgang nog niet en de inbedding van het vaartuig in humeuze kleiige afzetting duidt op de nautische omstandigheden van het Aelmere. Het platte vlak van 3,5 cm dikke planken is licht gebouwd en samen met de relatief grote lengte over de steven en het ontbreken van een langsscheepse versteviging zoals een kielbalk of wegering in het ruim wijst dit op een vaartuig dat niet geschikt was om te varen bij enige zeegang. Het gaat vermoedelijk om een transportvaartuig voor rivieren en meren, waarbij relatief hoge boorden een groot laadvermogen gaven. Bronnen: Flevobericht 166, Drie schepen uit de late middeleeuwen; Zuiderzee als transportlandschap door Wouter Waldus. 

In maart 1976 werd op dezelfde kavel een tweede wrak aangetroffen. Als er meerdere scheepswrakken op één kavel gevonden zijn, worden Romeinse cijfers toegevoegd. [I, II enz.]. Het wrak dat op het Maerlant gevonden is, werd als OB55-I gearchiveerd.