Veenderijschuit OB51

Veenderijschuit OB51
Veenderijschuit OB51 Veenderijschuit OB51 Veenderijschuit OB51

Plaats: Lelystad

Locatie: Oostranddreef

Maker:

materiaal: eikenhout

Jaar: 17e eeuw


Beschrijving:

Bij drainagewerkzaamheden aan de Oostranddreef in 1966 stuit men op kavel OB51 op scheepsresten. Na de melding vindt een verkenning plaats waarbij een lang, smal en klein scheepje is aangetroffen. De opgraving in 1972 wijst uit dat het om een platboomde werkschuit gaat die moest worden voortgeduwd met een boom. Er was geen roer. Het is een breed open, eenvoudig gebouwd, vaartuig met een platte, karveel gebouwde bodem zonder kiel en overnaads gebouwde zijden. De schuit was ongeveer 14,5 meter lang, 3,00 meter breed en 0,66 meter diep en in drie compartimenten verdeeld door twee dwarsschotten. Het ruim tussen de voor- en achterplecht is 11 x 2,4 x 0,50 meter groot. Het schip was gebouwd van eikenhout. De planken en balken werden onderling verbonden door houten pennen en spijkers. Tijdens het onderzoek is in het vaartuig een 6 cm dikke laag veenresten gevonden tussen de inhouten, de balken op de bodem. Het was niet duidelijk of het ging om resten opgebaggerd veen of resten van turven. Op grond hiervan gaan de archeologen ervan uit dat het om een veenderijschuit gaat die in gebruik is geweest bij een veenderij of voor het transport van turf door vaarten of smalle kanalen. In de schuit is een schop met een korte eikenhouten steel aangetroffen, die waarschijnlijk gebruikt is om te hozen, of om de lading tussen de inhouten uit het vaartuig te scheppen. Verder zijn een testje, een grape (een kookpotje) en een aardewerken deksel gevonden.

Voor de verwarming van huizen en in de industrie werd turf gebruikt. Door een groeiende behoefte aan turf werd vanaf het begin van de 16e eeuw begonnen met natte turfwinning. Met een baggerbeugel werd het veen onder de waterspiegel weggebaggerd. Het baggeren van turf leidde tot enorm landverlies. Hierdoor ontstonden in korte tijd grotere en kleinere veenplassen die later een bedreiging vormden voor het omringende land.

Op basis van de verstoring in het bodemprofiel, kan worden vastgesteld dat het vaartuig aan het einde van de zeventiende eeuw is vergaan. Het turfschip is op de Zuiderzee, ongeveer 18 km ten noordwesten van Harderwijk, rechtstandig ten onder gegaan. Ten tijde van de ondergang stond op deze plek 3,10 m water.

In 1944 is in de Noordoostpolder bij het graven van de sloot tussen kavel NN14 en NN15 een identieke veenderijschuit aangetroffen.

Kijk ook op MaSS voor meer informatie.