Waterschip OC60

Waterschip OC60
Waterschip OC60 Waterschip OC60 Waterschip OC60 Waterschip OC60 Waterschip OC60 Waterschip OC60

Plaats: Lelystad

Locatie: Hollandse Hout

Maker:

materiaal: hout

Jaar: 17e eeuw


Beschrijving:

In de loop der eeuwen zijn er veel schepen vergaan op de Zuiderzee, die met zijn vele ondiepten en onverwachte stromingen lastig te bevaren was. Door de structuur van de zeebodem zonken de meeste schepen snel weg. Daardoor zijn ze vaak goed bewaard gebleven. Bij de drooglegging van de IJsselmeerpolders zijn honderden scheepswrakken tevoorschijn gekomen. In totaal zijn in de provincie Flevoland meer dan 400 scheepswrakken gevonden. Veel scheepswrakken zijn direct na de inpoldering opgegraven. Van de 38 scheepswrakken van waterschepen zijn zo'n twintig opgegraven en verwijderd. De overige achttien waterschepen bevinden zich nog op hun vindplaats. De gevonden schepen dateren uit de 16e en 17e eeuw. Eén van deze bewaard gebleven wrakken is het waterschip OC60, dat in 1967 in het Hollandse Hout werd gevonden. Het wrak ligt op een open plek in het bos en is herkenbaar als een heuvel in het landschap. De bomen rondom het schip zijn verwijderd om ontwatering tegen te gaan en beschadiging te voorkomen. Om het wrak te beschermen is het in 1982 ingekuild.

Een waterschip is een zwaar gebouwd houten vissersschip. Het schip werd 'waterschip' genoemd omdat het , zoals de 17e-eeuwse  geleerde Johannes Pontanus schreef: 'een vijver in het midden van het schip had'. In deze beschrijving herkennen we de bun, een afgesloten ruim gevuld met water waar vers gevangen vis in bewaard werd. Door geperforeerde platen (kaarplaten) in scheepswand wordt de ruimte continue van vers water voorzien. In deze bun werd de vis levend vervoerd en kon dus vers in de haven afgeleverd worden. De bun moest voldoende diep onder water zitten om hem helemaal vol te krijgen. De vervoerde vis zou anders, als gevolg van het klotseffect, tegen de bovenkant van de bun kapot slaan.

De schepen waren van Hollandse vissers die viste onder de oostkust van de Zuiderzee. Deze vissers waren daar bepaald geen graag geziene gasten, want de vissers die daar woonden visten met staand want. Deze werden regelmatig door de waterschepen met hun gaand want stuk gevaren.

Behalve voor de visserij werd het waterschip ook gebruikt voor sleepwerkzaamheden. Verschillende onderdelen in de dekconstructie wijzen erop dat het vaartuig een grote trekkracht kon uitoefenen. Ze trokken, meestal met meerdere waterschepen tegelijk, schepen met een grote diepgang over Pampus, de ondiepte voor Amsterdam.

Staatsbosbeheer en het NISA/ROB (tegenwoordig de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) hebben een informatiepaneel bij het wrak geplaatst. In juni 1996 is het paneel in het bijzijn van een aantal genodigden door de directeur van de VVV Flevoland onthuld. Tevens is er een windwijzer geplaatst en heeft de NISA/ROB een stokanker aan Staatsbosbeheer in bruikleen gegeven.

Kijk ook op MaSS voor meer informatie.