Lutina, OH48

Lutina, OH48
Lutina, OH48 Lutina, OH48 Lutina, OH48 Lutina, OH48 Lutina, OH48 Lutina, OH48 Lutina, OH48 Lutina, OH48

Plaats: Swifterbant

Locatie: Beverweg, Kavel OH48

Maker:

materiaal: hout

Jaar: 19e eeuw


Beschrijving:

In 1976 werd op kavel OH48 aan de Beverweg bij Swifterbant het wrak opgegraven van een 19e eeuws karveel gebouwd vrachtschip. Het schip Lutina was eigendom van schipper Jan Roelofszoon Kisjes uit Zuidwolde en vernoemd naar Jans echtgenote Lutje (Lutina) Dragt. Samen met zijn knecht, Reinder Tulp, vervoerde hij een lading van 40 ton schelpen en 7000 metselstenen van Brielle (Den Briel) naar de kalkovens bij Zwartsluis. Twintig jaar lang hadden Jan Kisjes en Reinder Tulp steeds samen meerdere van deze tochten gemaakt. Ze hadden besloten na deze tocht niet meer te gaan varen. Het werd op een zeer dramatische wijze ook letterlijk hun laatste tocht, want ze kwamen in de nacht van 20 november 1888 met hun zwaar geladen schip in een razende storm met onweersbuien terecht. De noodvlag werd gehesen en een deel van de lading werd over boord gezet, maar niemand durfde de praam te hulp te schieten. De 68-jarige Kisjes en 64-jarige Tulp lieten het leven in het ijskoude water van de Zuiderzee. 

In de Provinciale Dretsche en Asser courant van 27 november 1888 stond: "Zuidwolde, 25 Nov. 't Gerucht van 't omkomen van den schipper Jan Kisjes, wonende aan de Traandijksbrug alhier, wordt meer en meer bevestigd. Kisjes, hoewel geen beurtman, voer toch vrij geregeld op de stad Brielle. Een bejaarde knecht, weduwnaar en vader van een viertal kinderen, voer sedert de laatste twintig jaren bijna onafgebroken met hem. Ze deden hun laatste reis, hoogstwaarschjjnlijk in alle beteekenissen. Op weg naar huis en zwaar geladen met schelpen, is hij Dinsdag op de Zuiderzee onder noodvlag varende gezien door een schipper, die hem met zijne leege praam met groote snelheid voorbijvloog, voortgezweept door den storm, die de donderbui van dien avond vergezelde. Kisjes lag zeer diep en aan helpen was geen denken. Deskundigen beweren, dat schippers om dezen tijd van het jaar voor geen nog zoo veel met een vracht schelpen over zee gaan. »Als Kisjes met een uur niet binnen is, dan komt hij niet," vertelde de genoemde schipper te Zwartsluis. Hij is niet gekomen en er ligt een wrak in het Val van Urk, dat als het schip van K. is herkend. De vrouw was Donderdag j.l. te Meppel, waar ze haar man hoopte te vinden en in plaats daarvan een vreeselijk vermoeden kreeg, dat sedert zoo goed als zekerheid werd, hoewel de lijken van den schipper en den knecht tot dusver niet zjjn gevonden. Wel dreef de omgekeerde boot bij de praam, van welke laatste de mast halverwege uit het water steekt. Het schip was niet verzekerd ; het schijnt, dat gemoedsbezwaren Kisjes daarvan hebben teruggehouden. De familie, die uit vrouw en drie genoegzaam volwassen kinderen bestaat, is nog niet besloten, of ze het schip zal laten lichten: men zegt, dat de kosten soms de waarde van het schip te boven gaan, te meer, daar het zeerecht op de Zuiderzee schijnt mede te brengen, dat al te gedienstige handen een gestrand schip van touwwerk en van alles, wat niet spijker- of kramvast is, ontdoen. De zee krijgt dan licht de schuld, gelijk bij een brand, als er wat vermist wordt, het vernielend vuur".

Harm, de oudste zoon van schipper Kisjes, plaatste een week na het ongeluk een advertentie in de Provinciale Overijsselsche en Zwolse courant met de volgende tekst: "Belooning van ƒ 10 wordt uitgeloofd aan den vinder van de lijken van JAN KISJES Rzn., schipper, en REINDER TULP, knecht aan boord van het schip Lutina, in den avond van Dinsdag den 20 Nov. jl. tusschen Urk en Schokland gezonken. Zuidwolde (Dr.), 24 November 1888. H. KISJES". De lijken werden nooit geborgen.

In de Nederlandsche Staatscourant van 8 december 1888  stond: "De Commissaris des Konings in de provincie Overijssel maakt namens Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid bekend, dat het zich in de Zuiderzee, bezuiden Urk, in de raaien van den lichtopstand van Schokland , Oost ten Noorden, en den mond van den Kamperketel, Oost ten Zuiden bevindend wrak, afkomstig van het vaartijg genaamd de Lutina, hetwelk bevaren werd door schipper J. Kisjes Rzn. en geladen was met schelpen en metselstenen, van Rijkswege zal worden opgeruimd en dat tot dat werk zal worden overgegaan tweemaal vier en twintig uren na den dag waarop deze aankondiging in de Staatscourant zal verschijnen. Zwolle, den 6den December 1888. Commissaris des Konings voornoemd, Geertsema." Het schip en de lading had Jan Kisjes uit godsdienstige overtuiging niet verzekerd. Een paar spullen die nog bij het ruimen werden geborgen zijn door de burgemeester van Urk voor ƒ 29,50 verkocht aan de weduwe van schipper Kisjes.

Tijdens de opgraving in 1976 werd het wrak door vrijwilligers van de IJsselacademie in Kampen onderzocht. Aan boord werd naast de lading van schelpen en metselstenen, een complete scheepsinventaris gevonden. In het vooronder werden stoffelijke resten aangetroffen. Op de linkerheup van het skelet vonden de archeologen 33 stuks kleingeld, ter waarde van ƒ 1,32. In de resten van een jaszak, die vlakbij het skelet was aangetroffen, werden nogmeer munten gevonden, in totaal ƒ 174,50. De oudste munt was een Hollandse rijksdaalder uit 1842, de jongste een Hollandse cent uit 1884. In het achterschip tussen de inhouten werden drie loodjes gevonden, een loodje met het wapen van Enkhuizen en cijfer 58 en twee loodjes met 3 schildjes uit 1855 en 1871. Bron: muntenvondsten in Scheepswrakken. Het skelet was al die tijd aan boord gebleven, omdat de benen bij de ramp klem onder een lier waren geraakt. Van wie dit skelet was is vele jaren een vraag gebleven. De inventaris en de lading zijn naar het scheepsarcheologisch depot gebracht. Het wrak is verbrand omdat het niet geborgen kon worden. 

Na jarenlang intensief archiefonderzoek door medewerkers van de IJsselacademie kon het verhaal van de Lutina ontrafeld worden. De onderzoekers gingen er destijdes van uit dat wel nooit vastgesteld zou kunnen worden of het skelet van Reinder Tulp dan wel van Jan Kisjes was. Bij de Universiteit Leiden werd promotieonderzoek gedaan naar de mogelijkheden van DNA met archeologisch menselijk materiaal. Prof. Peter de Knijff van het DNA-laboratorium was bereid hier het onderzoek aan het ‘Lutina skelet‘ in mee te nemen. Uiteraard werd voorafgaand van de nabestaanden toestemming gevraagd en verkregen. Bovendien verklaarde een achterkleinzoon van de schipper zich bereid om, bij een positief DNA-resultaat, zijn DNA af te staan. De kans op een positief resultaat werd niet groot geacht, omdat het bot uit 1888 stamt en lang onder water had gelegen. Op 30 juli 2007 kon het LUMC echter berichten dat er een goed DNA-profiel was gevonden. En op 16 augustus werd gemeld dat bij vergelijking met het DNA van achterkleinzoon Roelof Kisjes een volledige match was gevonden: het skelet is inderdaad dat van schipper Jan Kisjes. Bron: Flevopost.

Kijk hier voor meer informatie.  Beluister hier de podcast Het wrakke water #1 het mysterie van de Lutina.