Vliegtuigcrash Mustangs P-51D
Plaats: Zeewolde
Locatie: Ossenkampweg/Helling
Maker: North American Aviation
materiaal: diverse materialen
Jaar: 1944
Beschrijving:
De RAF basis Debden in Noth Essex (Engeland) werd op 12 september 1942 overgedragen aan de United States Army Air Force (USAAF). Vliegveld Debden werd gedurende 3 jaar de thuisbasis van de 4th Fighter Group (4th FG), 8th Air Force. In de herfst van 1943 had de USAAF boven Europa zoveel verliezen geleden dat de rol van de bommenwerpers praktisch was uitgespeeld. Vandaar dat in november 1943 de eerste escortejager ter beschikking kwam, de P-47 Thunderbolt en later de P-38 Lightning. Dat betekende inderdaad een verbetering, maar deze jagers hadden niet voldoende vliegbereik voor een escorte heen en terug. Dit werd pas gerealiseerd met de P-51 Mustang, nadat dit langeafstandsjachtvliegtuig van een Britse Rolls Royce Merlin motor was voorzien. Na in januari en februari 1944 zware verliezen te hebben geleden, tengevolge van 'kinderziekten', werd de Mustang de werkelijk ideale escortejager.
Het op Debden gestationeerde 334th Fighter Squadron vloog aanvankelijk met P-47 Thunderbolt en vanaf begin 1944 met de North American P-51 Mustangs. De toestellen, die te herkennen zijn aan de rode neus en het rode staartroer, waren voorzien van afwerpbare brandstoftanks. De langeafstandsjachtvliegtuigen escorteerden B17 Flying Fortress en B24 Liberator bommenwerpers onder andere op de bombardementsvluchten op Duitsland. Op 20 november 1944 stegen een aantal Mustang P-51D's op van Debden met de opdracht bommenwerpers te escorteren. Kort nadat de jagers waren opgestegen werd de missie van de bommenwerpers afgebroken. Besloten werd de groep een gewapende verkenningsoperatie naar Koblenz te laten uitvoeren. Deze secundaire missie werd ook gestaakt vanwege aaneengesloten bewolking boven het gebied. Ze vlogen naar Aken en vervolgens richting Zwolle waar de jagers westwaarts draaiden, terug naar de thuisbasis in Engeland. De P51-D's moesten steeds hoger gaan vliegen om veilig verder te kunnen. De 29-jarige 1 Lt. Leonard Robert Werner, die in juni 1944 bij het 334th FS was ingedeeld, had de leiding over vier P-51 Mustangs. Ze vlogen dicht bij elkaar op slechts enkele tientallen meters afstand. De bewolking werd steeds dikker en de vliegers konden elkaar moeilijk zien. Vliegen op instrumenten was noodzakelijk.
Toen 1Lt. Leonard R. Werner met zijn Mustang P-51D met registratie 44-13411 en rompcode QP-Q door het dikke wolkendek vloog kwam hij in botsing met de Mustang P-51D met registratie 44-13615 en rompcode QP-R die door zijn wingman, de 26-jarige 1Lt. Donald Leroy Bennett, gevlogen werd. De Mustang van Werner raakte één vleugel kwijt en tuimelde met een snelheid van ruim 300 km/u naar beneden. Het kompas en gyrokompas van het toestel faalden op een vorige missie onder vergelijkbare omstandigheden, wellicht dat dit ook nu weer gebeurde. De beide Mustangs P-51D stortten nabij Harderwijk in het IJsselmeer.
1Lt. Donald Bennett wist zich per parachute te redden. De Harderwijkse korpschef van politie Hendrikus Kraaijenbrink (1907-1997) zag het ongeluk gebeuren. In Politierapport 1940-1945: dagboek van een politieofficier beschrijft hij dat op 20 november 1944 om 12.50 uur met onharmonisch draaiende motoren een geallieerde tweemotorige jager boven de stad verscheen, die hoogte verloor. Een eindje van de kust, boven de zee, kwamen er vlammen uit de machine, die neerstortte. Kraaijendijk zag dat de piloot aan zijn parachute richting Harderwijk zweefde en een harde landing op het dak van een huis in de Hoogstraat maakte. Een windvlaag trok de parachute van het dak, waardoor de piloot tegen de straat sloeg. Een gearriveerde politieman nam de piloot, die een hoofdwond had, mee. Na door een Duitse arts onderzocht te zijn werd hij naar Huize Westerholt gebracht, dat als ziekenhuis was ingericht. Bron: ZZAirwar Vandaar werd hij naar Duitsland gestuurd. De eerste stop voor gevangen genomen vliegeniers was ondervragingskamp Dalag Luft bij Frankfurt am Main. De meeste gevangenen verbleven hier 4 of 5 dagen. De ondervragers in het kamp deden verschillende pogingen om operationele informatie van de gevangenen te krijgen, maar de meeste gaven alleen de informatie zoals afgesproken in het verdrag van Genève: naam, rang en legernummer. Na de ondervraging in Dalag Luft belandde Donald Bennett in het krijgsgevangenkamp Stalag Luft I bij Barth. Toen het Rode leger Stalag Luft I naderden moesten de gevangenen het kamp verlaten. De hoogste Amerikaanse officier in het kamp, kolonel Hubert Zemke, weigerde de gevangen militairen dit bevel te geven. Na onderhandelingen konden zij in het kamp blijven en werden op 1 mei 1945 door de Russen bevrijd. Aanvankelijk was er sprake van dat de voormalige krijgsgevangenen via Odessa per schip zouden worden gerepatrieerd. Uiteindelijk gaven de Russen toestemming voor evacuatie per vliegtuig. Ongewapende B-17 bommenwerpers werden ingevlogen en alle geallieerde gevangenen werden tijdens 'Operatie Revival' tussen 13 en 15 mei door de lucht geëvacueerd. De Amerikanen werden naar 'Camp Lucky Strike' ten noordwesten van Le Havre gebracht en vervolgens met de boot naar Amerika.
De Mustang P-51D van Bennett, die toegewezen was aan Major Shelton W. Monroe, kwam volgens ooggetuigen bovenop de resten van de Heinkel He 111H-2 met registratienummer 5493 en rompcode A1+*N van 5./KG53, die op 23 februari 1941 om onbekende redenen verongelukte. Alle vier de bemanningsleden kwamen hierbij om het leven. De 22-jarige piloot Lt. Peter Ficker, de 22-jarige waarnemer Gfr. Erich Kowalewski, de 22-jarige radiotelegrafist Uffz Otto Müller en de 23-jarige boordwerktuigkundige Gefr. Kurt Himmel liggen begraven op de Duitse Militaire begraafplaats in Ysselstein blok AF in respectievelijk rij 2; graf 27, rij 1, graf 25; rij 2 graf 26 en rij 1 graf 24.
Nadat Zuidelijk Flevoland in 1968 droogviel kwamen de eerste vliegtuigwrakken boven water. In 1969 had het veel geregend waardoor de eerste vliegtuigberging pas in 1970 plaatsvond. Op 26 juni werd onder leiding van bergingsofficier Zwanenburg met de werkzaamheden aangevangen. Al op de tweede dag vond de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht het zogeheten vliegtuigplaatje zodat alle gegevens betreffende het wrak meteen bekend waren. Het betrof het wrak van de Mustang P 51-D 44-13411 van 1Lt. Werner. Er werden onderdelen van de motor geborgen en boordkanonnen en munitie. De berging werd op 30 juni afgesloten. Bron: In de schaduw van de glorie. Lt. Leonard Robert Werner werd na het ongeluk vermist (MIA). Hij wordt samen met 147 kameraden herdacht op the 4th FG memorial in Dayton en in Nederland op het monument 'Opdat wij niet vergeten' en het 'Vliegersmonument' in Zeewolde. 1Lt. Werner had twee bevestigde overwinningen op zijn naam staan. Op 11 september 1944 schoot Werner een Focke Wulf Fw 190 bij Eisenach (D) neer. Op 6 oktober 1944 wist hij een Fw 190 te beschadigen bij Nauwen (D) en haalde een Messerschmitt Bf 109 neer.
In 1977 ontdekte een zwemmer uit Harderwijk ca. 100 meter uit de kust van strand Horst, waar het water ondiep is, het wrak van Bennett’s Mustang. De North American P-51 Mustang werd door de Bergingsdienst van de Koninklijke luchtmacht geborgen. In 1983 trof een visser nog een deel van een remklep van een Mustang in zijn netten aan.
In 2019 heeft de gemeente Zeewolde, in samenwerking met de Stichting Ongeland, de plaats van de crash gemarkeerd door een paal. De neus van het silhouet wijst in de richting van het gebied waar het toestel is neergestort. Kijk hier voor meer achtergrond informatie. Omroep Flevoland maakte een reportage over de vliegtuigcrash.