B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner

B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner
B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner B-24H Liberator, 42-7638, Big Banner

Plaats: Zuidelijk Flevoland

Locatie: Oostvaardersplassen

Maker: Ford Motor Company

materiaal: diverse

Jaar: 1943


Beschrijving:

Op 22 december 1943 bombardeert een luchtvloot van 574 viermotorige bommenwerpers Münster en Osnabrück. Boven het IJsselmeer, in de buurt van de monding van de IJssel, ontmoeten de Amerikaanse jachtvliegtuigen de stroom bommenwerpers die hen vandaar naar het doelgebied en terugbegeleiden. Van de luchtvloot bereiken 433 toestellen het doelgebied dat door 6 pathfinders wordt gemarkeert. Tweeëntwintig bommenwerpers keren niet terug op de thuisbasis. Onder hen de B-24H-1-FO Liberator met serienummer 42-7638 en rompcode QK-? van 44BG/66BS. Het toestel, met nickname 'Big Banner', is opgestegen van RAF Shipdham (Nordfolk, Engeland) en wordt gevlogen door Flight Officer Kent F. Miller. Verder zijn aan boord co-piloot 2nd. Lt. Charles Taylor, navigator 2nd. Lt. Frank A. Passavant, bommenrichter 1st. Lt. Donald E. Shaffer, boordwerktuigkundige T/Sgt. Edward E. Birge, radiotelegrafist T/Sgt. James C. Childers, rugkoepelschutter S/Sgt. Stanley Pilch Jr., rechter zijluikschutter S/Sgt. John H. Larson, linker zijluikschutter S/Sgt. Gerald D. McCord en staartschutter S/Sgt. William J. Sheehan. 

Het weer tijdens de missie was heel slecht met zware bewolking tot boven de 6100 m (20.000 feet) en onweersbuien. Boven Münster laten ze twaalf 500 ponds bommen vallen. Op de terugweg van het bombardement schiet de Duitse luchtafweer heftig, granaten exploderen en de Amerikaanse bommenwerper raakt beschadigd. Boven Nederland valt één van de vier motoren uit, twee andere hebben storingen. Het toestel raakt achter op de hoofdmacht en verliest snel hoogte. Om 14.37 uur wordt het vliegtuig voor het laatst gezien voor het in het wolkendek verdwijnt.

F/O Miller geeft opdracht het vliegtuig te verlaten. De boordschutters Larson, McCord en Sheehan springen uit het toestel. De 20-jarige S/Sgt. Larson wordt zwaargewond door een Duitse patrouilleboot uit het IJselmeer gehaald en in Kampen aan wal gebracht. Hij overlijdt in het ziekenhuis aldaar en wordt op 26 december als 'Unknown' begraven op de Algemene begraafplaats in IJsselmuiden (blok 7, rij A, graf 14). Alle onbekende (Unknown) Amerikaanse bemanningsleden werden in 1946 door de American Quartermaster Grave Registration Company overgebracht naar de Amerikaanse begraafplaats in Neupre (Neuville-en-Condroz, België) om geïdentificeerd te worden en na de identificatie aldaar herbegraven. In 1949 is het stoffelijk overschot van Larson overgebracht naar Arizona (VS). Het lichaam van de 21- jarige S/Sgt. Sheehan wordt op 17 februari 1944 op 12 kilometer ten zuiden van Urk door een visser geborgen en op 22 februari op Urk ter aarde besteld in graf 613-2 diep op de begraafplaats bij het Kerkje aan de Zee. Alle lichamen van gesneuvelde Amerikanen worden na de oorlog door de American Quartermaster Grave Registration Company opgegraven en herbegraven op Amerikaanse begraafplaatsen in Nederland en België. In juli 1947 worden de stoffelijke resten van Sheehan overgebracht naar de Amerikaanse begraafplaats in Neupre (Neuville-en-Condroz, België) en herbegraven in graf C-10-42. Het stoffelijk overschot van S/Sgt. McCord wordt op 31 juli 1944 door een visser op het IJsselmeer geborgen en in Volendam aan wal gebracht. McCord wordt begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Hij is op 20 februari 1946 herbegraven op Amerikaanse Begraafplaats Margraten (blok H, rij 16, graf 11). 

Als de bemanning het bommenluik opent om daardoor het toestel te verlaten is er een gat in de wolken en zien zij dat ze boven water vliegen. Het bevel 'bail out' verandert in 'klaarmaken voor een noodlanding op water'. De bomdeuren worden gesloten en de machine wordt met de neus in de windgedraaid. Bij een noodlanding op het water moet er op zicht gevlogen worden want vlak boven water werkt de hoogtemeter niet omdat die op luchtdruk werkt. Boordwerktuigkundige Edward Birge assisteert tijdens de noodlanding en staat in de deur van de cockpit om de luchtsnelheid door te geven. Als het vliegtuig het water raakt slaat Birge voorover tegen het instumentenpaneel en overlijdt. De neus van het vliegtuig breekt naar links weg. Piloot Kent Miller, die links zit, krijgt het stuurwiel in zich en is op slag dood. Ook de andere bemanningsleden, die zich op het moment van de crash in de radiohut bevinden, overlijden ter plekke. Een half jaar na de tragedie wordt op 26 juni 1944 het lichaam van de 21-jarige 2nd. Lt. Birge door schipper Pieter Duijst van de BU25 op het IJsselmeer bij 'De Knar' geborgen en in Bunschoten aan wal gebracht. Hij wordt begraven op begraafplaats Rusthof in Oud-Leusden en in 1949 herbegraven in Florida (VS).

Alleen co-piloot Charles Taylor die rechts in de cockpit zit overleeft de crash. De cabine wordt als een harmonica in elkaar gedrukt en scheurt van de romp. Taylor klimt uit het wrak, kan één van de dinkies te pakken krijgen en weet zich daaraan vast te houden. Na 20 minuten wordt hij door een Duitse patrouilleboot uit het steenkoude water gehaald en naar Amsterdam overgebracht. Daar wordt hij op de trein gezet naar Frankfurt om verhoord te worden. Vervolgens wordt hij afgevoerd naar het Duitse gevangenenkamp Stalag Luft 1 ten noorden van Berlijn. Op 13 mei 1945 vliegt hij in een B17 naar Frankrijk. In juni vertrekt hij per schip terug naar de Verenigde Staten. 

In een interview met de Telegraaf in 1975 vertelt Taylor: "Het was voor mij de eerste keer dat ik vanuit Engeland naar Duitsland vloog. Boven de stad Münster dropten we onze bommen. Kort daarna werd de kist geraakt door kogels van het afweergeschut.
We probeerden zo snel mogelijk naar onze thuisbasis te komen, maar dat lukt niet meer. Boven het IJsselmeer besloten we daarom een noodlanding te maken.
Enkele jongens sprongen eruit en kwamen met hun parachute in het ijskoude water terecht. Ze verdronken jammerlijk. Met een snelheid van 160 km per uur landden we op het water. Ik voelde een geweldige klap. Het water stroomde naar binnen. Ik maakte mijn riemen los en kroop door het luik naar buiten. Later werd ik door een Duitse patrouilleboot opgepikt. Vanuit Nederland werd ik naar een concentratiekamp aan de Oostzee gebracht. Daar bleef ik tot het einde van de oorlog"
.

Bij het droogvallen van Zuidelijk Flevoland in 1968 komt het wrak tevoorschijn. Vliegers melden dat 6 km oost van gemaal Block van Kuffeler een vrijwel gave vleugelconstructie te hebben waargenomen. Luchtmachtbergingsofficier Gerrit Zwanenburg gaat in augustus van dat jaar te voet op onderzoek uit. Het lukt hem om een gedeelte van het onderdeelsnummer op te nemen en het toestel als een B-24 te identificeren. Bovendien kan hij aan de rode rand rond het Amerikaanse kenteken zien dat het vliegtuig tegen het einde van 1943 moest zijn ingezet. Omdat de planning van het gebied een industrieterrein behelst is er geen aanleiding om haast te maken met de berging van de bommenwerper. Na aanvankelijk op een dwaalspoor te zijn gebracht kan Zwanenburg tijdens een verkenning in de droge zomer van 1974 op een bij het wrak aangetroffen rubberboot het toestelnummer aflezen. In 1975 kunnen de wrakstukken door de Bergingsdienst van de Koninklijke Luchtmacht, onder leiding van Zwanenburg, geborgen worden uit de Oostvaardersplassen. Om vanaf de Oostvaardersdijk bij het wrak te komen, start de genie op 18 augustus met de aanleg van een 800 m lange zandweg. Omdat de werkzaamheden moeizaam vorderen wordt er in de tussentijd rond de cockpit sectie een beschoeiing aangelegd. Nadat het water hieruit is weggepomt, kunnen de gravendienst en de E.O.D. in de zo ontstane werkput op 14 oktober beginnen met hun arbeid. Charles Taylor heeft een bezoek gebracht aan de opgraving maar wil er niet bij op het moment dat het wrak, met daarin de lichamen van zijn kameraden, de 21-jarige F/O Miller, de 25-jarige 2nd. Lt. Passavant, de 21-jarige 1st.. Lt. Shaffer en de 20-jarige T/Sgt. Childers, gelicht wordt. Het lichaam van de 23-jarige S/Sgt. Pilch Jr. wordt op de laatste dag van de bergingsoperatie aangetroffen in de geschutskoepel. De stoffelijke overschotten zijn teruggebracht naar de Verenigde Staten en daar begraven. Op 19 december 1975 is de berging beëindigd. Op het voorplein van het Nieuw Land Erfgoedcentrum in Lelystad is de motor met propeller van de bommenwerper te bezichtigen. De overige wrakstukken zijn overgedragen aan het Militaire Luchtvaart Museum in Soesterberg. Bron: In de schaduw van de glorie, S.L.Veenstra. Op één van de gesneuvelde vliegers, vond men nog een vulpen, waarvan de inkt niet opgedroogd was en die nog feilloos schreef toen men het probeerde. Bron: Telegraaf 27-04-1965.

In de zomer van 2023 heeft de gemeente Lelystad in samenwerking met de provincie Flevoland, Batavialand, Waterschap Zuiderzeeland en Staatsbosbeheer acht doorkijkpanelen gerealiseerd in Lelystad en Nationaal Park Nieuw Land. Geïnspireerd door de ‘doorkijkjesroute’ in de Noordoostpolder hebben de betrokken partijen acht locaties gekozen waar verhalen verscholen liggen die echt verteld moeten worden aan het brede publiek. Op deze acht plekken staan nu cortenstalen panelen met daarin een plexiglas plaat met illustraties die vertellen wat zich op die plek heeft afgespeeld of oorspronkelijk gepland was. Aan de Oostvaardersdijk staat doorkijkpaneel 4 'vliegtuigwrak', waarop het verhaal van de Big Banner wordt verteld. 

Kijk voor meer informatie hier.