Rietveldwoningen

Rietveldwoningen
Rietveldwoningen Rietveldwoningen Rietveldwoningen

Plaats: Nagele

Locatie: Vlashof-Klaverhof

Maker: G. Rietveld en J. Rietveld

materiaal: beton, baksteen, glas

Jaar: 1956


Beschrijving:

De architecten van het Nieuwe bouwen stonden voor een doelmatige architectuur, die voldeed aan ‘de eisen die het moderne leven stelde’. Een nieuw levensgevoel, het welzijn van de mensen, was hun doel maar dan niet op religieuze, maar op sociale en economische basis. Het dorp Nagele weerspiegelt de denkbeelden van het modernisme tijdens de wederopbouwperiode. Nederland had na de Tweede Wereldoorlog te maken met woningnood. Arbeiderswoningen lagen er vervallen bij, waren klein en donker en sanitaire voorzieningen lieten te wensen over. In Nagele was dat anders. Daar kregen de landarbeiders, die op de boerderijen in de omgeving kwamen werken, ineens gloednieuwe, comfortabele woningen met stromend water, toiletten en een huis omgeven door ruimte.

Tussen 1946 en 1964 werd Nagele vanaf de tekentafel ontworpen. Oorspronkelijk was het de bedoeling om in het hele dorp twee-onder-een-kapwoningen te bouwen maar overheidsbezuinigingen maakten dit onmogelijk. De woningen in strokenbouw in woonhoven rond een groene binnenruimte zijn door verschillende architectenduo’s ontworpen. In 1955 leverden Gerrit Rietveld en zijn zoon Jan een schetsontwerp voor 60 rijtjeswoningen ondergebracht in de haakvormige stempel (L-vorm). In 1956 werden uiteindelijk 74 'Rietveldwoningen' gerealiseerd. De gevels hadden een duidelijke, verticaal gerichte indeling. Stroken baksteen en stroken met ramen wisselen elkaar af. De baksteen stroken zijn variërend geel en lichtrood van kleur. De plint is van donkerrode baksteen en heeft een donkere voeg. De woningen hebben terugliggende voordeuren. De ramen van de begane grond en de verdieping werden gescheiden door een tussenstuk van draadglas met een gekleurd paneel erachter. De voorgevel kreeg witte kozijnen en lichtgele panelen. De achtergevel had donkergrijze kozijnen en blauwe panelen. De platte daken zijn voorzien van dakleer, een bitumen- en teerhoudende dakbedekking.

De plattegrond van de woningen was vernieuwend. Achter de hal is de trap en boven de hal de badkamer met wastafel, douche en toilet. De woonkamer bevindt zich aan de voorkant van het huis. In een brede strook aan de achterkant waren de keuken en bijkeuken gesitueerd. Ondanks het feit dat de woningen gebouwd zijn met de traditionele bouwmaterialen baksteen en hout hebben ze onmiskenbaar een modernistisch uiterlijk. Vooral het platte dak en de gevel opgevat als strenge compositie van rechthoekige vlakken en horizontale lijnen, dragen hiertoe bij. Bron: Nagele, een cultuurhistorische wandeling.

Gerrit en Jan Rietveld voorzagen de woningen van houten gevelbankjes. Mien Ruys en Wim Boer stelde voor om onder de bankjes baksteen bestrating aan te leggen. Tegen de dichte puien zouden kleine bepantingsvakken komen iets verhoogd en afgezet met betonbanden. In deze vakken werd rozenbeplanting voorgesteld. De Directie Wieringermeer vond de aanleg van deze vakken echter te kostbaar.

In de jaren 1969 veranderden bij renovaties de gevels van de Rietveldwoningen. De oorspronkelijke stalen raamkozijnen werden vervangen door houten, omdat de ruiten om de havenklap sprongen bij strenge vorst en hoge temperaturen. Omdat de woningen een hoge cultuurhistorische waarde hebben zijn in 2011 - 2012 zesentwintig huurwoningen door woningbouwcorporatie Mercatus opgeknapt waardoor de huizen de oorspronkelijke stijl van Rietveld weer benaderen.

Architecten

Gerrit Thomas Rietveld werd op 24 juni 1888 geboren in Utrecht. In 1900 ging hij in de leer bij zijn vader in diens meubelwerkplaats. Hij verafschuwde de traditionele, massieve meubelen met hun protserige uitsteeksels en sierrandje die daar gemaakt werden. Tussen 1904 en 1908 volgde hij 's avonds lessen bij de vooruitstrevende architect Piet Klaarhamer en bij 'Het Kunstindustrieel Onderwijs der Vereeniging van Het Utrechtsch Museum van Kunstnijverheid te Utrecht, waar hij les kreeg in tekenen, proportie-, stijl- en ornamentenleer. Overdag werkte hij als ontwerper in de werkplaats van de juwelier Carel Begeer. 
 
In 1917 opende hij zijn eigen meubelmakerij. Hij leverde eigenzinnige creaties, die eenvoudig maar experimenteel van opzet waren. Zijn topstuk, de rood-blauwe stoel maakte hij in 1918. Met deze leunstoel demonstreerde Rietveld zijn opvattingen over vormgeving, waarin een ruimtelijk concept centraal stond. Zijn eigenzinnige meubelontwerpen waren voor de schilder Theo van Doesburg aanleiding hem in 1919 te vragen medewerker te worden van het tijdschrift De Stijl. In de tijd dat hij was aangesloten bij De Stijl ontwikkelde hij zich tot architect. 
 
In 1921 ontmoette hij de binnenhuisarchitecte Truus Schröder-Schräder voor wie hij, in nauw overleg, in 1924 het Schröderhuis ontwierp, één van de vroegste functionalistisch opgezette gebouwen in Nederland.  Daarmee kan het beschouwd worden als een voorloper van het Nieuwe Bouwen. Vrijwel direct na de voltooiing van dit internationaal bejubelde werk scheidde Rietveld zich af van De Stijl en sloot zich omstreeks 1930 aan bij het Nieuwe Bouwen. In de jaren dertig werd het aantal opdrachten dat hij kreeg steeds minder. Dit kwam doordat traditionalistische stijlen de moderne begonnen te verdringen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg Rietveld een beroepsverbod, omdat hij zich niet had aangemeld bij de Kultuurkamer.
 
Na de oorlog liepen de opdrachten aanvankelijk terug en moest Rietveld in loondienst gaan werken bij het bureau Van Tijen en Maaskant in Rotterdam. In de jaren vijftig steeg Rietvelds aanzien en zijn architectenpraktijk groeide navenant. In 1961 richtte hij samen met Joan van Dillen en Johan van Tricht het architectenbureau Rietveld Van Dillen & Van Tricht op. Het bureau realiseerde het onder meer het Van Goghmuseum en de Rietveldacademie in Amsterdam. Gerrit Rietveld maakte de oplevering van deze gebouwen zelf niet meer mee, maar hij had nog wel de complete ontwerpen gemaakt. Gerrit Rietveld stierf op 25 juni 1964 op 86-jarige leeftijd in Utrecht.
 

 

Jan Cornelis Rietveld werd op 27 april 1919 in Utrecht geboren als zoon van de architect Gerrit Rietveld. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij op de architectenbureaus van Tijen & Maaskant en Brinkman & van den Broek. Jan Rietveld volgde de avondopleiding aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en studeert daar in 1949 af bij Architect Bernard Bijvoet, die tot de stroming van het Nieuwe Bouwen en de Nieuwe Zakelijkheid wordt gerekend. In 1947 verliet hij het bureau van zijn vader en vestigde zich in Amsterdam. Daar wordt hij in 1947 lid van de architectengroep "De 8" en is ook korte tijd lid van de architectengroep "Opbouw". Zijn werk is elementair en gericht op de ruimtelijke werking. Zijn manier van ontwerpen is een voortzetting van die van zijn vader. Dit komt vooral tot zijn recht in de vele woonhuizen, waarin hij de traditie van het Nieuwe Bouwen verder ontwikkeld heeft. 

Tijdens zijn loopbaan heeft Jan Rietveld regelmatig samengewerkt met andere architecten. Zo verbouwde hij in 1947 met Bakema een dokterswoning in Ameide en heeft hij met Aldo van Eyck een woonwijkje voor bejaarden (1951-1954) in Amsterdam ontworpen. In samenwerking met zijn vader bouwde hij in 1956  73 woningen in Nagele. In 1965-1966 bouwde hij voor zijn jongste broer Wim het huis in Badhoevedorp dat in een eerder stadium reeds voor dat doel was ontworpen door hun vader Gerrit Rietveld. Aan het einde van zijn loopbaan is hij betrokken bij een aantal grootschalige projecten zoals zijn studie voor de omgeving van het Martinikerkhof in Groningen. 

Van 1951-1955 gaf Jan Rietveld les aan de Kunstakademie in Enschede in het vak interieurontwerpen. Van 1955 tot 1984 was hij leraar Interieurontwerpen en Architectuurvormgeving aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. In 1970 volgde zijn benoeming tot Buitengewoon hoogleraar aan de TH Delft, welke functie hij in de jaren 1970-1975 en 1978-1980 zou vervullen. 

Jan Cornelis Rietveld overleed op 17 december 1986 in Amsterdam op 67-jarige leeftijd