Nederlands hervormde kerk
Plaats: Nagele
Locatie: Ring 7
Maker: Wouter van der Kuilen
materiaal: beton, baksteen glas, hout
Jaar: 1959-1960
Beschrijving:
Op 26 september 1959 ging de Hervormde Kerkbouwactie van start, waarbij aan de lidmaten van de Hervormde Kerk een eenmalige gift van een half procent van hun belastbaar inkomen werd gevraagd. De actie werd georganiseerd om de eerstkomende tien jaar de bouw van 160 kerken in Nederland mogelijk te maken. De bouw van de Nederlands hervormde kerk in Nagele was de eerste kerk die in het kader van de landelijke Hervormde Kerkbouwactie 1959 werd aanbesteed. De bouw werd voor 166.100,- gulden gegund aan de laagste inschrijver aannemer K. Ooms uit Ens. De kerk is in 1959-1960 gebouwd onder architectuur van Wouter van der Kuilen en werd op 15 december 1960 in gebruik genomen. De opvallende zaalkerk met verspringende wanden en de toepassing van rechthoeken en vierkanten is een goed voorbeeld van het Nieuwe Bouwen. De kerkzaal, met bijna vierkante plattegrond, is de hoogste bouwmassa. De noordelijke buitenmuur is niet recht. Hier zijn de uitspringende nissen van het liturgisch gedeelte duidelijk zichtbaar. Links naast de kerkzaal is een laag bouwdeel met de ingang, hal en vergaderzalen. De gevels van het gebouw zijn opgetrokken van blonde handvormsteen in halfsteensverband. De platte daken zijn gedekt met ruberoid. De ingang wordt gemarkeerd door een 16 m hoge campanile. De vrijstaande klokkentoren bestaat uit twee betonnen kolommen met verbindingsbanden en is later wit geschilderd. Bovenin hangt een luidklok, die wat betreft toonaard en toonhoogte afgestemd is op de klokken van de andere kerken in het dorp. De achtergevel wordt gesierd door een betonnen Petruskruis, een omgekeerd Latijnskruis. Volgens de overlevering wilde de apostel Petrus ondersteboven gekruisigd worden omdat hij zich onwaardig voelde om op dezelfde manier te sterven als Jezus.
De kerkzaal bood plaats bood plaats aan 200 kerkgangers. Met de jeugdzaal, die bij de kerkzaal getrokken kon worden, was de. Apacitiet 350 plaatsen. Het interieur was begin jaren zestig van de vorige eeuw vernieuwend. Vanaf de jaren vijftig kreeg de verkondiging (het woord), het avondmaal (sacrement) en de doop (sacrament) een centrale plaats binnen de ruimte. Om de drie-eenheid van de kansel, avondmaalstafel en het doopvont te benadrukken werd het liturgische centrum op een verhoogd gedeelte in de ruimte geplaatst. In deze kerk was het deel van de zaal waar de kerkbanken stonden iets verlaagd tenopzichte van de omloop, terwijl het de gewoonte was dat alleen het liturgisch centrum verhoogd was. De kerkzaal was zo ingericht dat alle aandacht uitging naar de achterwand waar de liturgische handelingen plaats vonden. De nieuwe liturgie vereiste wijde ruimtes zonder veel franje en in plaats van architecturale structuur kreeg licht een bepalende rol om te zorgen voor een mystieke, religieuze sfeer in de kerkruimte. De hoek met het doopvont kreeg een bijzonder lichtaccent door twee horizontale glasstroken die vlak boven de vloer waren aangebracht. Maar de sfeer werd vooral bepaald door drie kleurige glasappliqué ramen die ontworpen waren door Berend Hendriks. De kunstenaar kreeg de opdracht om in de ramen motieven aan te brengen die verband hielden met de drooglegging van de Noordoostpolder. Het raam hoog in de aandachtswand achter het liturgische centrum was 1,75 x 1,75 meter groot en herinnerde met het beeld van een zwart schip op blauwe golven aan de zondvloed. Een afbeelding van de Ark van Noach, het schip van het geloof en het behoud op de golven, die tegelijk herinnerde aan de golven die eens spoelden boven het ingepolderde land. De linkerwand had onderin een glasstrook van 0,70 m hoog en 11,10 m lang dat de Exodus oftewel de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee (Exodus 13 en 14) verbeeldde. De muur bij de ingang bevatte een groot vierkant raam van 3,15 x 3,15 m waar naast de opgaande zon en de wolkenkolom die zich bewoog in de richting van het reisdoel, ook de vuurkolom was weergegeven die het volk Israël 's nachts de weg wees door de woestijn en hen naast licht ook warmte gaf. Hendriks gebruikte sterk geabstraheerde vormen om het verhaal te vertellen. Daarnaast heeft hij kleur zodanig ingezet dat het de juiste sfeer teweegbracht. Niet te licht en niet te donker, laag over laag zoals bij glasappliqué mogelijk is.
Vanwege het Samen op Weg-proces gingen hervormden en gereformeerden in 1998 samen kerken in de gereformeerde kerk. Op 1 mei 2004 fuseerden beide gemeenten tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Het raam dat in de noorgevel zat werd gedemonteerd en gerestaureerd. De hervormden namen het raam met de beeltenis van de ark van Noach mee en hingen het in de gereformeerde kerk in het liturgisch centrum boven de avondmaalstafel.
Heel anders dan bij glas-in-lood, waar loodstrippen stukken gekleurd glas bij elkaar houden, worden stukjes glas bij glasappliqué op vensterglas gelijmd. Dit maakt het procedé aanzienlijk sneller dan glas-in-lood, maar ook een stuk minder duurzaam. De conditie van de twee nog aanwezige glasappliqué ramen was zo slecht dat ze in 2010 vervangen zijn door nieuwe ramen. Door verkleuring was de lijm, waarmee de versieringen op het glas waren verlijmd, niet meer doorzichtig. Bovendien waren de ramen door vandalisme en inbraak niet meer compleet. Daarom vond men de ramen niet meer representatief en zijn ze vernietigd.
In 1961 werd in het Deense plaatsje Aabenraa door de firma Marcussen en Zn. een zogenaamd kabinetorgel gebouwd voor de Nederlands Hervormde Kerk, een klein orgel dat zich in een kast bevindt waarvan de deurtjes gesloten kunnen worden. Het pijporgel had één klavier en geen pedaal. De dispositie van het mechanisch sleepladen-orgel was: Gedekt 8', Prestant 4', Roerfluit 4', Octaaf 2' en Mixtuur II-III sterk. De manuaalomvang was C-f3, wat betekent dat het handklavier 54 toetsen had. Als adviseur trad Lambert Erné op. Bij de nieuwbouw van orgels binnen de Hervormde kerk was na de Tweede Wereldoorlog altijd de ‘Synodale Orgelcommissie der Nederlandsche Hervormde kerk' betrokken, in de wandeling de Hervormde Orgelcommissie genoemd. Daardoor bepaalde de commissie in grote mate de richting van de orgelbouw in de jaren vijftig en zestig. Het klankideaal dat de Hervormde Orgelcommissie nastreefde, was dat van de Noord-Duitse barok. In de ogen van de commissie benaderde de Deense orgelbouw, en in het bijzonder de orgelmaker Marcussen, dit ideaal het meest en werd daarom ten voorbeeld gesteld aan de Nederlandse. Orgelbouwer Marcussen bouwde neobarokorgels met een strakke, zakelijke vormgeving die nauw aansloot bij de moderne stijl die na de oorlog in protestantse kringen de kerkenbouw berheerste. Sinds 1998 wordt de voormalige hervormde kerk gebruikt door de Noorse Broedergemeente waarvan de Nederlandse afdeling aangeduid wordt als Christelijke Gemeente Nederland. In 1999 werd het orgel naar de Gereformeerde Kerk overgeplaatst en kort daarna opgeslagen in Bergeijk. In 2005 werd het Marcussen-orgel door de firma N.D. Slooff uit Ouderkerk aan den IJssel gekocht en na restauratie in de kapel van zorgcentrum 'In 't Opper' in Bruinisse geplaatst.
Architect
Architect Wouter van de Kuilen (1923-2003) is een aanhanger van het Nieuwe Bouwen. Verspringende wanden en de toepassing van rechthoeken en vierkanten zijn typerend voor deze stroming. Kenmerkend voor de ontwerpstijl van Van de Kuilen zijn in elkaar geschoven kubistische volumes voorzien van platte daken met forse dakrand. Van de Kuilen heeft veel hervormde kerken ontworpen, onder andere in Nagele (1960), het Open Hof in Dronten (1965) en de Voorhof in Emmen (1965).
Van de Kuilen maakte, na zijn studie aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, van 1951 tot 1961 deel uit van een architectenbureau in de vorm van een maatschap, die in 1945 was opgericht door de architecten Christiaan H. Nielsen en Joop Spruit. Het werk van architectenbureau Nielsen, Spruit en Van de Kuilen bestond voornamelijk uit kerkbouw en woningbouwcomplexen. Interessant is dat hij samen met Nielsen en Spruit geen hervormde maar gereformeerde kerken ontwierp o.a in Amsterdam (1955), Bussum (1956), Heemstede (1957) en Leiden (1961) en de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt, De Rank in Emmeloord (1959) en in Nagele (1961). Architectenbureau Nielsen, Spruit en Van de Kuilen was betrokken bij de uitvoering van het stedenbouwkundigplan van Hoorn-Noord. Het schoolgebouw van de voormalige ULO en de maisonette woningen aan de Liornestraat waren van de hand van Van de Kuilen.
Kunstenaar
Berend Hendriks is op 9 juli 1918 in Apeldoorn geboren. Hendriks was zoon van een boomkweker en moest net als zijn vader boomkweker worden. Hij volgde de tuinbouwschool in Boskoop, maar koos uiteindelijk voor een loopbaan in de beeldende kunst. Hij volgde een opleiding aan de Rijksnormaalschool voor tekenleraar in Amsterdam. Aanvankelijk werkte hij als schilder, maar nadat hij onder invloed kwam van het constructivisme legde hij zich toe op monumentaal werk. Tijdens de oorlogsjaren werd hij opgeleid tot monumentaal kunstenaar aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar hij les kreeg van proffessor Heinrich Campendonk, de grondlegger van een in ons land nieuwe monumentale traditie. De afdeling monumentale kunst richtte zich in die periode op de inbreng van kunst in gebouwen. Na zijn opleiding ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig kunstenaar. Hendriks behoorde tot de figuratief werkende Realisten die traditionele decoratieve toevoegingen maakten. Later werd zijn werk abstracter en expressionistischer. Na de oorlog zag Hendriks het als een taak van de monumentaal werkende kunstenaar om uitdrukking te geven aan de idealen van het samengaan van architectuur met de dienstbaarheid aan de samenleving. In de periode 1949 – 1965 voerde hij meer dan honderd monumentale opdrachten uit in verschillende technieken. Zijn specialiteiten waren: glas-in-lood, glas-in-beton, glasappliqué, glas- en baksteenmozaieken, wandschilderingen, mozaïeken, sgraffito’s, linoleumintarsia’s, wandkleden en sculpturen in beton en metaal. In de jaren vijftig was Hendriks één van de weinige kunstenaars, misschien wel de enige, die zich bezighield met glas in betonramen. Glas-in-loodramen, glas-in-betonramen en glasappliqué ramen maakten de helft van het monumentale werk uit. In de bloeitijd had Hendriks in zijn eigen atelier vijf medewerkers in dienst die hielpen de werken uit te voeren. Bij veel bouwopdrachten o.a. van het architectenbureau Nielsen, Spruit en Van der Wielen, werd hij als kunstenaar betrokken.
Begin jaren zestig begon Berend Hendriks teleurgesteld te raken over de resultaten van de samenwerking tussen beeldend kunstenaars en architecten. Bij het tienjarige bestaan van de Vereniging van Beoefenaars der Monumentale Kunsten in 1962 constateerde hij: "Tien jaren na de oprichting doet het vele dat tot stand is gekomen, en ook wat niet bereikt is, ons beseffen dat van het aanvankelijke idealisme van het begin niet veel is overgebleven. De idealen van vorige generaties zijn niet meer de onze". De tijdgeest veranderde, de ontkerkelijking zette zich in en de wederopbouw was geleidelijk aan voltooid. Hendriks hief zijn atelier voor monumentale kunst op en verbond zich van 1965 tot 1983 als docent monumentale vormgeving aan de kunstacademie in Arnhem. Samen met collega docent Peter Struycken ontwikkelde hij een nieuwe visie op kunst voor de openbare ruimte. Hun omgevingsvormgeving werd een nieuw specialisme, dat landelijk ingang vond. Hendriks en Struycken beoogden een functionele samenhang tussen kunsttoepassing en gebouw of omgeving. Kunst moest niet alleen verfraaien, maar vooral een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de plek. Daarbij moest rekening gehouden worden met de functie van de ruimte en de belevingswereld van de gebruiker. Tijdens zijn docentschap vond Hendriks hernieuwde inspiratie als kunstenaar, waarbij hij veelvuldig terugviel op oud testamentische thema’s. Vooral het gevecht van Jacob met de engel intrigeerde hem. Het is een regelmatig weerkerend thema in zijn werk. Het werk van Hendriks groeide in de loop der jaren naar een meer abstracte vormgeving toe. Hij ontwierp niet langer herkenbare religieuze figuren, maar richtte zijn aandacht op de pure verhoudingen tussen vorm en kleur. Zowel in zijn monumentale werken als in series autonome werken onderzocht hij de werking die kleurpatronen, geometrische vormen, ritmes en bewegingen op elkaar hebben.
In de Noordoostpolder heeft Berend Hendriks ramen ontworpen voor de Nederlands Hervomde kerk in Ens (1952), voor het Protestants Kerkcentrum in Kraggenburg (1954), voor de Hervormde kerken in Luttelgeest, Creil (1956/57) en Nagele (1959/60) en wandschilderingen in- en een reliëf aan het voormalige postkantoor met aangebouwde telefooncentrale in Emmeloord (1952-1954). In Ens is ook een baksteenmozaïek van zijn hand (1952). In Almere staat het autonome kunstwerk 'De Kus' uit 1984.
Hendriks overleed op 79-jarige leeftijd op 6 augustus 1997 in Arnhem.