Karwijhof

Karwijhof
Karwijhof Karwijhof

Plaats: Nagele

Locatie: Karwijhof

Maker: L. Stam-Beese, E. Groosman

materiaal: beton, baksteen, glas

Jaar: 1958


Beschrijving:

Daar waar de dorpen in de Noordoostpolder een voorbeeld waren van de meer traditionalistische Delftse School staat Nagele model voor het Nieuwe Bouwen. In het landarbeidersdorp moest geleefd worden in de sfeer van collectiviteit. Daarom ging veel aandacht naar de gemeenschappelijke infrastructuur. Het dorp bestaat uit een grote centrale parkachtige ruimte met daarin de scholen, kerken en het wijk-sportgebouw. Dit groene hart wordt aan drie zijden omsloten door zeven woonhoven, onderling gescheiden door smalle groenzones. Langs de vierde zijde liggen winkels, de begraafplaats en sportvoorzieningen. Nagele wordt door brede boomstroken beschermd tegen de polderwinden.

De woonhoven in Nagele kregen allemaal de naam van een landbouwgewas. Het eerste gerealiseerde woonhof, De Karwijhof, werd vernoemd naar één van de oudst bekende specerijen. Bij opgravingen van oud Egyptische graftombes werd karwij gevonden. De gedroogde zaadjes hebben een anijsachtige, zoete smaak.

De architecten van het Nieuwe Bouwen ontwierpen de woningen in duo's. Voor het ontwerp van de woningen op de Karwijhof werden de modernistische Rotterdamse architecten Lotte Stam-Beese en Ernest Groosman gevraagd. Het Karwijhof, gelegen in de zuidwesthoek van het oorspronkelijke dorp, was het vierde woonhof dat gebouwd werd en kwam in 1959 gereed. De woningen zijn op de voor Nagele kenmerkende wijze gesitueerd. Een opzet die het verhaal vertelt van het architectonisch gedachtengoed van de ‘8’ en Opbouw. In alle hoven in Nagele zijn de huizen rondom een groen middenterrein gegroepeerd. De huizen zijn zo geplaatst dat er sprake is van optimale bezonning en veel lucht, licht en ruimte. De Karwijhof heeft één lange huizenrij en drie korte rijtjes die haaks op het middenterrein staan. De woningen zijn te verdelen over 3 clusters; 32 doorzon arbeiderswoningen in L-vorm, een rij woningen op de overgang en een cluster van vrijstaande woningen.

In Nagele is de traditionele bouwstijl verlaten en hebben alle huizen platte daken. De twee-laagse, in baksteen, glas en beton gebouwde woningen zijn strak vormgegeven. Het Karwijhof kreeg als enige hof in Nagele ruime twee-onder-een-kapwoningen in plaats van rijtjeswoningen. De woningen hebben een gespiegelde plattegrond en zijn via lage entrees met elkaar verbonden. De gevels zijn voorzien van raampartijen met daaronder wit geverfd draadglas. De woningen kregen een glazen pui tussen de keuken en eetkamer. De huizen hadden geen douche, maar wel een lavet in de bijkeuken, aan de achterkant van het huis. Een lavet, dat in de jaren '50 en '60 van de twintigste eeuw veel toegepast werd in de sociale woningbouw, is een combinatie van een grote diepe gootsteenbak, een klein zitbad en een op heuphoogte aangebrachte, zeer diepe douchebak. De bijkeuken kwam uit op een speciaal betegelde schrobplaats zodat de huisvrouw uit het zicht van dorpsgenoten de was kon doen. De verdieping had drie slaapkamers en een waskamer; een ruimte met wastafel. De vloeren waren gemaakt met een nieuwe techniek, het Cusvellersysteem. Cusveller vloeren zijn ribbenvloeren van prefab betonliggers, opgevuld met wapening en gestort beton. Bron: Nagele, een cultuurhistorische wandeling.

In januari 2014 zijn de woningen aan Karwijhof 1-32 door het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder aangewezen als gemeentelijk monument. De Karwijhof is cultuurhistorisch een beeldbepalend woonhof voor Nagele. Bouwkundig is het nog vrij origineel, daarom verdient de Karwijhof het om behouden te blijven. In juni 2016 heeft de Vereniging Hendrick de Keyzer de huurwoningen van woningcorporatie Mercatus overgenomen. De landelijk werkende monumentenorganisatie, die zich inzet voor het behoud van architectonische waardevolle huizen of historisch belangrijke gebouwen, werd in 1918 opgericht. De vereniging dankt zijn naam aan de beroemde Amsterdamse architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser (1565-1621). De woningen zijn door de vereniging overgenomen omdat ze een toonbeeld zijn van moderne volkshuisvesting uit de wederopbouw. De huizen zijn gefaseerd opgeknapt en gerestaureerd, met als doel de oorspronkelijke architectuur zo goed mogelijk te bewaren. De woning Karwijhof 20, de Polmanwoning, is ingericht als museumwoning. De retro-inrichting dateert uit 1956, het bouwjaar van de woning die vernoemd is naar Annie en Bernard Polman, de eerste bewoners van Karwijhof 20. 

Architecten

Charlotte Ida Anna (Lotte) Beese is op 28 januari 1903 op het spoorwegstation in Reisicht (Silezië) geboren en groeide op in de Duitse plaats Breslau. In 1925 ging zij weefkunst en later bouwkunde studeren aan het Bauhaus in Dessau, maar moest deze opleiding in 1929 afbreken omdat ze een verhouding had met de getrouwde docent Hannes Meyer. In 1930 vertrok ze met hem en enkele andere geestesverwanten naar de Sovjet-Unie. In 1932 ontmoette zij in Moskou de Nederlandse architect Mart Stam met wie ze in 1934 trouwde. Zij reisde met Stam naar Nederland en bleef daar wonen en werken. Ondanks de scheiding in 1943 bleef zij de naam van haar ex-echtgenoot voeren. Lotte Stam-Beese schreef artikelen voor De 8 en Opbouw, fotografeerde, maakte grafische ontwerpen en studeerde van 1940 tot 1945 aan het Voortgezet en Hoger Bouwkunstonderricht in Amsterdam. 
 
Na haar architectenopleiding werkte Stam-Beese als stedenbouwkundige. Zodoende is er bijna geen door haar ontworpen architectuur gerealiseerd. De woningen aan de Karwijhof in Nagele zijn dan ook een zeldzaamheid in haar oeuvre. Als stedenbouwkundig ontwerper bij de Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting was Lotte Stam-Beese van 1946 tot 1968 betrokken bij een aantal naoorlogse uitbreidingswijken van Rotterdam: Kleinpolder, Pendrecht, Westpunt (Hoogvliet), Alexanderpolder en Ommoord. Na haar pensionering woonde ze in een zelf verbouwd huis in Krimpen aan den IJssel waar ze op 16 november 1988 op 83-jarige leeftijd overleed.

 

Ernest F. Groosman is op 21 juli 1917 in het Zeeuwse plaatsje Overzande geboren. Opgegroeid als oudste in een streng rooms-katholiek aannemersgezin heeft de sturing van zijn vader in de richting van het bouwvak ongetwijfeld een kiem gelegd voor zijn ambities in de bouwtechniek en architectuur. Als 13-jarige tekende hij mee aan de eigenbouwhuizen aan de Blauwedijk in Middelburg. Na zijn HBS opleiding gaat hij in Middelburg naar de MTS. Na zijn diensttijd doet hij praktijkervaring op bij ingenieur-architect A.H. Op ten Noort als bouwkundige aan waterbouwkundige en civieltechnische constructies. 
 
In de zomer van 1938 neemt hij onstlag bij Op ten Noort en maakt samen met zijn studievrienden Arno Nicolaï en Bataaf Westerhuis een studiereis door Italië. Na deze reis tot aan de mobilisatie in 1939 is hij werkzaam als bouwkundig tekenaar bij architect Sybolt van Ravesteijn. Van 1940 tot 1945 studeert hij aan het Hoger Bouwkundig Onderwijs in Amsterdam. In 1941 moet Groosman onderduiken, maar kan komen werken op architectenbureau Van Tijen en Maaskant. Omdat hij ondergedoken is voert hij zijn werkzaamheden niet uit op kantoor maar bij Maaskant thuis uit. De architecten Willem van Tuijen en Huib Maaskant stimuleren Groosman zijn opleiding af te maken. Architect Van Tuijen was naast zijn baas en leermeester in de praktijk ook nog zijn docent en afstudeermentor.
 
In 1948 richt hij zijn eigen bureau op. Ernest Groosman was één van de productiefste wederopbouwarchitecten in Nederland. Zijn bureau Groosman Partners was betrokken bij het ontwikkelen van systeembouw methodes als MUWI (Muijs & De Winter) en Coignet (Dura) in de Nederlandse wederopbouwproductie. Van beide systemen zijn duizenden woningen gerealiseerd. Groosman voorzag dat de stijgende welvaart gevolgen had voor winkeliers en winkelend publiek. Zijn reizen naar Amerika leerden hem dat ook in Nederland supermarkten moesten komen. Voor Albert Heijn ontwierp hij er een groot aantal en ook het hoofdkantoor in Zaandam is van zijn hand. Maar daar bleef het niet bij: hele winkelcentra dragen zijn signatuur. Tenslotte bood Groosman ook de recreërende Nederlanders onderdak op een manier die nog niet eerder was vertoond. Sporthal, theater, congrescentrum en expohal in één gebouw. Groningen dankt de Martinihal (1969) en Rotterdam zijn Ahoy voor een groot deel aan architect Ernest Groosman. 
 
Op 15 december 1999 overleed Ernest F. Groosman op 82-jarige leeftijd in Rotterdam