Gedenksteen Herv. Kerk
Plaats: Urk
Locatie: Wijk 3, Prins Hendrikstraat 1
Kunstenaar: Johan Samuel Creutz
Materiaal: geschilderd natuursteen
Jaar: 1786
Beschrijving:
Van 1660 tot 1792 had Amsterdam de heerlijkheid Urk en Emmeloord in leen. In 1775 werd Hendrik Danielz. Hooft (1716-1794) de nieuwe burgemeester van Amsterdam en daarmee de leenheer van Urk en Emmeloord. Het bestuur van de eilanden liet Hendrik Hooft grotendeels over aan zijn oomzegger Jacob Hooft, schepen van Amsterdam en commissaris der Pilotage. In 1615 hadden de Staten van Holland een commissie voor het loodwezen ingesteld, de Pilotage genoemd. Als commissaris van de Pilotage kwam Jacob Hooft regelmatig op inspectiereis naar Urk, om de pilotagewerken te controleren. Van 1781 tot 1787 was Jacob Hooft de feitelijke regeerder over Urk.
Na zijn jaarlijkse inspectie meldde de Amsterdamse stadsbouwmeester Johan Samuel Creutz in een rapport dat op 3 mei 1781 was opgesteld dat de muren van het kerkje op Urk scheurden. In 1786 werd in opdracht van de Staten van Holland en West-Friesland het Kerkje aan de Zee gebouwd. Op 8 mei 1786 liet burgemeester Hendrik Danielz. Hooft de eerste steen leggen door Klaas Pietersz Brands (1732-1799), schout en secretaris van Urk. Boven de ingang van de kerk bevindt zich een gedenksteen met de volgende ingekapte tekst:
Het linker wapen (heraldisch rechts) is het wapen van de familie Hooft. Het is een sprekend wapen, een wapen waarin de voornaamste bestanddelen van de naam terug te vinden zijn. Op een rood schild zien we een wit manshoofd dat en profil is afgebeeld en naar links (heraldisch rechts) kijkt. Om de gele haren draagt hij een groene lauwerkrans met een blauwe strik.
In het midden zien we het wapen van Amsterdam dat bestaat uit een rood schild waarop een zwarte paal met daarop drie onder elkaar geplaatste witte andreaskruisen staat. De zwarte vetrikale baan in het wapen symboliseert de rivier de Amstel die door de stad loopt. Voor de benaming van het X-vormig kruis moeten we zo'n 2000 jaar terug in de tijd gaan toen de apostel Andreas gekruisigd werd. Hij weigerde op eenzelfde soort rechtstaand kruis als Jezus te worden gehangen en vroeg om een schuinstaand kruis. Sindsdien worden deze kruisen, andreaskruisen genoemd. De betekenis van de kruisen is onbekend, maar historici gaan ervan uit dat het is gebaseerd op het wapen van het geslacht Persijn. Ridder Jan Persijn was tussen 1280 en 1282 heer van Amsterdam en voerde overal waar hij bezittingen had stadswapens. In 1274 beschermde hij Haarlem tegen belegeraars en ontving daarvoor uit dank de heerlijkheid Amsterdam uit handen van Jan van Nassau. Heer Jan Persijn wordt genoemd als de stichter van 'die plaatse' de huidige Dam. De kruisen in het wapen zijn doorgaans wit geschilderd omdat bladzilver aan de buitenlucht zwart wordt.
Boven het wapen van Amsterdam staat het wapen van West-Friesland. Op een blauw schild zien we twee boven elkaar geplaatste gaande leeuwen, leeuwen die drie poten op de grond hebben en één poot opgeheven. De gele leeuwen lopen naar links, (heraldisch rechts) en hebben de staart omhoog. De leeuwen worden omringd door vijf turven, horizontale blokjes, geplaatst 2:2:1. De vijf turven stellen de steden Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Schagen en Alkmaar voor. Het schild is gedekt met een vijf bladige gele kroon met vier parels. Het wapen is afgeleid van het wapen van Friesland.
Het rechter wapen (heraldisch links) is van de Heerlijkheid Urk en Emmeloord. Op het rode schild zien we een witte dwarsbalk met daarboven twee van elkaar wegkijkende (afgewende) witte eenden. Iedere eend staat voor een eiland. In een oorkonde van 793 komt ergens in het mondingsgebied van de Gelderse IJssel de naam Enedseae voor als begrenzing van een grondgebied. Enedseae betekent eendenzee en is afgeleid van het Germaanse anud-saiwa (eend-zee). In dit veenmeer lag een groot schiereiland, waar Urk en Schokland deel van uitmaakten. In schenkingsakte van Keizer Otto I van 966 is sprake van 'cuiusdam insulae medietatem in Almere, que Urch vocatur' oftewel 'de helft van een zeker eiland in het Almere dat Urch genoemd wordt'. Pas omstreeks 1450 werd Schokland een eiland.
Rond de wapens zijn een aantal attributen geplaatst die verwijzen naar de dood en het leven na de dood. De voorstelling roept de mens op te reflecteren op de eigen sterfelijkheid en de eindigheid van het leven. Links zien we de kelk des levens. Het dichtgeslagen boek, waarin alles staat opgeschreven, symboliseert de dood. De tros druiven staat voor het geduldig wachten op de verrijzenis. Het beeld dat hierachter schuilt is de druiventros die wacht op de persing om te transformeren naar wijn. Wijn staat voor het bloed van Christus waarmee Hij de wereld verlost heeft van de zonde. Rechts boven staat een kruis en een slang die de bijbel associeert met het kwaad en met de duivel. Symbool van nijd en tweedracht. Maar aan de slang wordt ook eeuwig en vernieuwd leven toegeschreven. De graflamp is het symbool van het goddelijk licht dat een overledene de weg wijst door de duisternis van het dodenrijk heen naar het eeuwig leven. Het opengeslagen boek duidt op de band van een overledenen met de bijbel. De guirlande die door de voorstelling slingert staat voor de levensloop en de eindigheid ervan.
Maker
Johan Samuel Creutz is in 1747 in Berlijn geboren. In 1766 ging hij op 19 jarige leeftijd studeren in Leiden bij professor Allamand die wiskunde en wijsbegeerte doceerde. Op 2 januari 1772 werd Creutz poorter van Amsterdam. Hij werd aangenomen als onderdirecteur der stadsbouwwerken (stadsarchitect) van Amsterdam en verdiendde 1000 gulden per jaar. Op 29 oktober 1773 trad hij in het huwelijk met Charlotte Françoise de Mey. Van 1777 tot 1787 was hij daar directeur en verdiende toen 1500 gulden per jaar plus 600 gulden voor een rijtuig, tekenaar en schrijver. Creutz kreeg het departement waterbouwkunde met de graaf- en modderwerken, sluizen, bruggen en waterkeringen, de stadsmuren, het IJ, de wegen buiten de stad en de stadslanderijen. Naast zijn werkzaamheden voor de stad Amsterdam had Creutz ook eigen particulier werk. In 1773-1775 ontwierp hij Huize Rhijnhoff bij Leiden en in 1781 het Rechthuis in Westzaan.
Creutz werd gegrepen door de verlichtingsidealen vrijheid, gelijkheid en broederschap en koos de zijde van de Patriotten, burgers in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die aan het einde van de 18e eeuw democratisering wilden stimuleren en aan het absolutisme van een falende stadhouder Willem V een halt wilden toeroepen. Op 17 juni 1787 diende hij zijn ontslag in als directeur stadsbouwwerken. Op 10 juli werd J.S. Creutz uitgeschreven als lid van de Waalse gemeente en vertrok naar Rusland waar hij zich aanmeldde als majoor bij de genie. Zijn vrouw en dochter bleven in Amsterdam achter, zij mochten blijven wonen in de ambtswoning aan de stadstimmertuin. Johan Samuel Creutz is waarschijnlijk in 1815 gestorven.