Anker
Plaats: Urk
Locatie: Ankerplaats 2
Maker: Louis Pietersen
materiaal: plaatstaal
Jaar: 1993
Beschrijving:
Op 6 mei 1993 werd aan de Ankerplaats een gedenkteken geplaatst, een anker dat opgebouwd is uit Amsterdammertjes. Een Amsterdammertje is een paaltje op de stoep dat dient om foutparkeren tegen te gaan. Het taps toelopende paaltje ontleend zijn naam aan de drie andreaskruisen van het stadswapen van Amsterdam die erop staan. De Amsterdammertjes zijn geschilderd in de hoofdstedelijke ossenbloedkleur (roodbruin). Het anker werd geschonken door de vereniging van Amsterdamse Binnenvaart Sociëteit (A.B.S.), een organisatie van ondernemers en functionarissen uit de sector van de haven en de Rijn-en binnenscheepvaart, die de aandacht die de binnenvaart als bedrijfstak verdient nader gestalte wil geven. Het gedenkteken verwijst naar de scheepvaartgeschiedenis van het voormalig eiland en belichaamt de bijzondere band die Urk met de hoofdstad heeft.
Het toenmalig eiland was van 1660 tot 1792 eigendom van Amsterdam. De stad is van grote betekenis voor Urk geweest. Amsterdam bouwde o.a. een vuurbaak op het eiland, een nieuwe pastorie en een kerk. Ook zorgde de stad voor een zeewering toen het eiland in het water dreigde ten onder te gaan. Om daar geld voor bijeen te krijgen werd in 1710 in Amsterdam een grote loterij gehouden. Maar financieel was Urk voor Amsterdam een bodemloze put, het vele onderhoud aan de zeewering was te kostbaar. Dat leidde ertoe dat Amsterdam het eiland op 4 april 1792 teruggaf aan de leenheren van de Staten van Holland. In de eeuwen daarna was Urk sterk gericht op Amsterdam. In 1814 werd Urk een Noord-Hollandse gemeente en bleef tot 1950 bij de provincie Noord-Holland. Nadat het Noordzeekanaal op 1 november 1876 geopend werd, gebruikte de Urkse zeevissersvloot het om naar de Noordzee te varen. Tot ver in de 20ste eeuw verkochten de Urkers hun vis op de visafslag van Amsterdam die aan de Ruijterkade stond, achter het Centraal Station. Daar lagen ook de Urker botters en kotters. Veel Urkse meisjes dienden voor de Tweede Wereldoorlog in Amsterdamse huishoudens. Aan het begin van de 20e eeuw waren de Urkers arm. De meisjes moesten helpen om het gezin te onderhouden. Omdat er op het eiland geen werk was vertrokken ze al vanaf hun 13e jaar naar Amsterdam. Volgens de leerplicht van 1900 moesten kinderen tot hun 12e naar school. Ook nadat Urk in 1939 ophield een eiland te zijn bleef men zich spiegelen aan de Amsterdamse traditie van handel en scheepvaart.
In 1993 werd gevierd dat 'Voor Anker', het eerste verzorgingshuis op Urk, 25 jaar geleden geopend was. Op 8 mei, aan het begin van de feestweek, werd het uit Amsterdammertjes opgebouwde anker voor het in 1990 geopende verzorgingshuis Talma Haven onthuld door de Amsterdamse wethouder Piet Jonker van havenzaken en zijn Urker collega Stiene Kramer-Brouwer, de eerste vrouwelijke wethouder in de geschiedenis van Urk. Het anker werd geschonken ter herinnering aan de vaarroute van vroeger over de Zuiderzee via Urk, maar ook van die van tegenwoordig over het IJsselmeer. Urk neemt daarbij nog steeds een belangrijke plaats in. De toenmalig voorzitter van de Amsterdamse Binnenvaart Sociëteit, de Amsterdammer Louis Marie Pietersen, besloot zijn speech met de woorden: "Daarom een anker om te herinneren en gedenken, verleden en toekomst van Urk en Amsterdam, hoop en vertrouwen". Pietersen was de ontwerper van het monument. Hij kwam op het idee om originele plaatstalen Amsterdammertjes tot een anker aaneen te smeden. Het stokanker is gemaakt op scheepswerf Ceuvel-Volharding in Amsterdam-Noord, waarvan Louis Pietersen directeur-eigenaar was. Bij een stokanker is de bovenste dwarsbalk, de stok, bedoeld om het anker te richten. De schacht van het anker gaat onderaan over in twee armen, met op de uiteinden een vloei. Om zeker te zijn dat één van de twee vloeien zich in de bodem zal ingraven, is door een oog in de schacht, dwars daarop, de stok gestoken. Naast de andreskruisen op de paaltjes zijn deze ook terug te vinden op de vloeien en het schild op de schacht. Omdat één van de uiteinde van de stok 'gebogen' is, wordt dit een Admiraliteit Anker genoemd.
De Sociëteit ontving bij de onthulling van het anker uit handen van wethouder Stiene Kramer-Brouwer een bronzen beeldje van een Urker jongetje dat gemaakt is door de beeldhouwer Siemen Bolhuis. Het beeldje staat symbool voor moed, durf en dynamiek.
De Amsterdamsche Binnenvaart Sociëteit werd op 1 april 1952 onder de naam Sociëteit van Binnenvaartvrienden opgericht. In de algemene ledenvergadering van 10 mei 1960 werd tot naamsverandering besloten. De Amsterdamse Binnenvaart Sociëteit bouwde in de loop der jaren een bijzondere traditie op door aan de gemeenten van vele havensteden een maritiem monument aan te bieden. Naar aanleiding van haar 10-jarig bestaan schonk A.B.S. op 25 mei 1962 aan de stad Amsterdam een 2,5 ton zwaar gesmeed stokanker, afkomstig van een 17e eeuwse Oost- Indiëvaarder, dat geplaatst werd voor het Havengebouw. In 1985 kreeg Zaltbommel 'Van zeil tot motor', een collage-achtig object dat ondermeer bestaat uit een scheepsschroef en een oud roer. Na Urk (anker van Amsterdammertjes), Den Helder (stuurwiel) en IJmuiden (16 m hoge 'paaltjes-toren), bood de Sociëteit in 1996 een maritiem monument aan de gemeente Edam aan dat bestaat uit een anker met daarop een Oost-Indiëvaarder van 1 m hoog dat overkoepelt wordt door een stalen boog. Zaandam ontving historische havenbakens en ook Elburg en Sneek werden met gedenktekens verrijkt. In 1999 werd de Amsterdamse Binnenvaart Sociëteit omgevormd tot Havensociëteit Groot Amsterdam.
Bron: Reformatorisch Dagblad van 6 en 10 mei 1993