De Drie Gezusters ZQ18

De Drie Gezusters ZQ18

Plaats: Zeewolde

Locatie: Fabricageweg 20

Maker:

materiaal: hout

Jaar: 19e eeuw


Beschrijving:

Op 15 oktober 1975 kreeg de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) telefonisch bericht dat bij werkzaamheden op kavel QZ18 (tegenwoordig ZQ18) ten noorden van Zeewolde een scheepswrak was aangetroffen. Op 29 oktober voerde een archeoloog van de RIJP een korte veldverkenning uit. Het bleek te gaan om een vrij compleet wrak van 19,5 x 5,5 m groot dat rechtstandig was weggezakt in de zeebodem. Het schip was geladen met steenkolen, die zelfs aan het maaiveld werden waargenomen. 

Op 29 augustus 1979 ging de opgraving van het wrak van start. Het betrof een tjalkachtig schip dat naar schatting aan het eind van de 19e of het begin van de 20e eeuw was vergaan. Het schip werd in zijn geheel vrij gegraven, getekend, beschreven, gefotografeerd en laagsgewijs ontmanteld. In totaal werden 577 vondsten geborgen waaruit onder andere op te maken was dat naar alle waarschijnlijkheid een gezin aan boord leefde. In het wrak zijn naast drankflessen, kleipijpen en een geweer van de schipper ook spullen van een vrouw gevonden zoals breinaalden, strijkijzer, zalfpotjes en naaigerei. De vondst van een speen en zuigfles doet vermoeden dat er ook een kind aan boord was. Op basis van de vondst van een cent uit 1878 kon opgemaakt worden dat het schip na dat jaar gezonken is. De opgraving duurde tot 19 oktober 1979. De opgravingsput werd gedicht en het wrak werd niet geborgen maar in brand gestoken. Verbranden was tot ver in de jaren 80 van de twintigste eeuw de gebruikelijke methode om van de grote hoeveelheden scheepshout af te komen. Het hout was veelal ongeschikt voor hergebruik door uitdroging en vervuiling van teer- en verfresten. 

Maritiem archeoloog Yftinus van Popta was bezig met een onderzoek over scheepswrakken in de 19e eeuw. Tijdens dit onderzoek, waarbij hij oude dossiermappen moest doorspitten, stuitte de archeoloog op de ZQ18. Eén van de mappen beschreef dat rond het wrak ruim dertig papiersnippers met daarop stukjes tekst gevonden waren, sommige slecht een paar centimeter groot. In 2019 heeft Van Popta aanvullend onderzoek naar de aangetroffen papiersnipper gedaan. Bijna alle fragmenten waren afkomstig van de Nieuwe Veendammer Courant uit 1890 en 1892. Eén fragment bleek afkomstig uit het boek Oude David van J. Verhagen, dat in 1889 gepubliceerd was. Naar aanleiding van deze jaartallen kon geconcludeerd worden dat het schip in 1892 of daarna gezonken is. Met deze informatie was het mogelijk om het schip ook te identificeren. In gedigitaliseerde krantenarchieven vond Van Opta oude nieuwsberichten over een gezonken tjalk bij Harderwijk. 

In het Rotterdams Nieuwsblad van 22 juni 1893 stond: "Gisternacht is op een half uur gaans van Harderwijk op de Zuiderzee (de z.g. „Knaar"), gezonken de tjalk „De drie Gezusters," komende van Rotterdam en bevaren door schipper Meijer uit Wildervank, inhoudende 31 last steenkolen voor de gemeentelijke gasfabriek. Naar men verneemt waren schip en lading verzekerd; de opvarenden zijn gered." In de Nederlandse Staatscourant van 7 augustus 1893 stond de volgende mededeling: "Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland maakt bekend dat in den nacht van den 19den op den 20sten Juni jl. in de Zuiderzee onder de gemeente Harderwijk op ongeveer één uur van Harderwijk in noordwestelijke richting gezonken is een tjalk, genaamd de Drie Gezusters, geladen met 40 last steenkolen en gevoerd wordende door schipper Meijer uit Wildervank; dat krachtens artikel 1 en 2 der wet van 23 Juli 1885 ( Staatsblad n°. 151) het vaartuig na verloop van minstens 4 dagen, na dagteekening dezer aankondiging, van Rijkswege zal worden opgeruimd. Arnhem, 4 Augustus 1893. De Commissaris der Koningin voornoemd, C. M. Brantsen, l.-C (2363)." Op 26 augustus meldden verschillende kranten dat volgens mededeling van de inspecteur over het loodswezen in het 3e district op 23 augustus het wrak verwijderd is, de stompe wrakton opgenomen en het wrakschip binnengehaald. 

Dankzij krantenknipsels die 80 jaar in het water hebben gelegen, kon maritiem archeoloog Yftinus van Popta een directe koppeling maken tussen historische bronnen en het scheepswrak. De in 1979 opgegraven ZQ18 blijkt de tjalk 'De Drie Gezusters' van de schippersfamilie Meijer uit Wildervank te zijn. In een aankondiging voor een digitale lezing op 25 maart 2021 staat: "Ruim voor zonsopkomst is De Drie Gezusters al vertrokken. Het is nagenoeg windstil op de Zuiderzee, het water is kalm en de tjalk komt maar moeilijk vooruit. Terwijl schipper Meijer in het donker voor zich uit tuurt denkt hij aan zijn vrouw en kind die benedendeks liggen te slapen. Hij is al bijna een hele dag en nacht wakker en hij voelt de vermoeidheid. Dan ziet hij in de verte een klein lichtpuntje opduiken: dat moet het vuur van de Vischpoort van Harderwijk zijn! Dan is hij nog maar een uur gaans verwijderd van zijn bestemming. Hij stuurt de kop van de tjalk enigszins bij en zet koers richting de kust. Plotseling gaat er een harde schok door het schip…". In de nacht van 20 op 21 juni 1893 slaat het noodlot voor de familie Meijer toe. De dag waarop de ramp plaatshad, was er een extreem lage barometerstand gemeten. Het was eerder die dag broeierig heet geweest. Waarschijnlijk is de schipper overvallen door plotseling opkomend onweer met zware windstoten. 'De Drie Gezusters', die niet alleen hun broodwinning was maar tevens hun woning, zonk naar de bodem van de Zuiderzee.


Bron: Paleo Aktueel 30, pagina 127 -135.