Pioniersbarak

Pioniersbarak
Pioniersbarak Pioniersbarak Pioniersbarak Pioniersbarak Pioniersbarak Pioniersbarak

Plaats: Tollebeek

Locatie: De Wildzang

Maker: Directie Wieringermeer

materiaal: hout

Jaar: 1947


Beschrijving:

Aan de Wildzang staat de enige overgebleven houten pioniersbarak van Noordoostpolder. De barak herinnert aan de ontginningstijd (1941 - 1959) en staat symbool voor het harde werk wat de polderpioniers verricht hebben. Het gebouwtje maakte ooit deel uit van barakkenkamp Urkervaart en deed dienst als huisvesting voor twee gezinnen.

In de zomer van 1941 was het oostelijk deel van de Noordoostpolder zover drooggevallen dat er een begin gemaakt kon worden met de ontginning. Onder ontginning werd verstaan de eerste ontwatering van de gronden en uitvoering van alle maatregelen die nodig waren om de grond zo geschikt mogelijk te maken voor landbouwgrond. Dit was de taak van de Directie Wieringermeer. Voor de ontginning werkte De Directie samen met twee cultuurtechnische ondernemingen, de Nederlandse Heidemij en de N.V. Grondmij, zij leverde technisch personeel, opzichters en uitvoerders. De Directie haalde voor het graven van de sloten, het ploegen, zaaien, wieden, oogsten en dorsen duizenden arbeiders naar de polder. Elke arbeider die een werkvergunning (Ausweis) kreeg voor de Noordoostpolder, hoefde in de Tweede Wereldoorlog niet voor dwangarbeid naar Duitsland. Dat had een enorme aantrekkende werking, maar het trok niet altijd de mensen die het meest geschikt waren voor fysiek hard werk onder primitieve leefomstandigheden. Alles moest met de hand gedaan worden. Allereerst diende de natte grond ontwaterd te worden. De polderwerkers groeven met de schop, in ploegen van 8 tot 10 man, sloten die 1 m breed waren, 0,60 m diep en 800 m lang. Als een sloot klaar was begonnen ze 300 m verderop weer opnieuw. De mannen werden per meter betaald en verdienden zo'n ƒ 0,60 per uur. Ze werkten 6 dagen in de week, 9 uur per dag, op zaterdag alleen 's morgens gedurende 5 uur. De arbeiders konden aanspraak maken op 7 verloven per jaar met een vergoeding wegens loonderving van ƒ 5,- per keer en een kerstvergoeding van ƒ 15,-. Deze vergoedingen werden verhoogd met reiskosten. Bron: Veerkracht en Volharding. 

Onder normale omstandigheden had men de arbeiders uit de verre omtrek van de polder dagelijks naar het werk kunnen transporteren, maar onder de oorlogsomstandigheden was dat uitgesloten. Daarom was er grote behoefte aan tijdelijke huisvesting. In 1941 werden aan de polderrand bij Blokzijl, Kuinre, Kadoelen, Vollenhove en Ramspol houten barakkenkampen gebouwd. Vijf van de woon/slaapbarakken kwamen uit Duitsland, de overige werden of nieuw vervaardigd of elders in Nederland gedemonteerd en opnieuw in de polder opgebouwd. Later verrezen ook dieper in de polder kampen, uiteindelijk zijn er in totaal 33 geweest. Elk kamp bestond uit 3 of 4 woon-/slaapbarakken, een keukenbarak met woning voor het gezin van de kok, een kantine met woning, 3 of 4 toiletbarakken en 3 of 4 rijwielbarakken. Verder waren er in de kampen enige studielokalen, een ruimte voor het houden van kerkdiensten, ruimte voor de dokter, voor de kapper en voor de fietsenmaker. Over het algemeen hadden de arbeiderskampen een vaste plattegrond. Meestal werden twee woonbarakken in een diagonaal naast elkaar gezet en werd de derde barak tegenover de eerste twee geplaatst. Met vier barakken vormden ze samen een ruit. In 1942 werden de kampen Zwartewater, Marknesse-Zuid, Emmeloord 1, Marknesse 1, Ens 1, Schokland, Urk en De Voorst aangelegd, elk voor 400 man. Kadoelen, Vollenhove en Dorp C werden elk met een manschapsbarak voor 100 man uitgebreid. De meeste kampen waren nog niet over de weg bereikbaar. De bouw en later ook de bevoorrading moest per boot of over smalspoor geschieden. Voor zover elektriciteit en waterleiding aanwezig was, werden de kampen daarop aangesloten. De gemeentelijke elektriciteitsbedrijven in Blokzijl en op Urk verzorgden de aansluiting van de daar gebouwde kampen. Het arbeiderskamp bij Kadoelen, De Voorst, Kuinre en Vollenhove werden door de N.V. IJsselcentrale aangesloten. Zolang nog geen elektriciteit aanwezig was moest worden volstaan met carbidverlichting zoals in kamp Ramspol. In het kamp Zwartemeer, dat wegens zijn ligging niet voor aansluiting op het elektrische net in aanmerking kwam, werd elektriciteit opgewekt door twee windgeneratoren (winchargers), die op 12 m hoge stalen masten gemonteerd waren. De voor deze installatie benodigde batterijen kwamen uit Zweden. De aansluiting van de werkplaatsen bij Ramspol bood moeilijkheden. Hiervoor werd door de N.V. IJsselcentrale een hoogspanningskabel in de berm van de in aanleg zijnde weg Kampen-Ramspol naar een door de Directie Wieringermeer te bouwen transformatorruimte te Ramspol gelegd. Het aanleggen van de grondkabels geschiedde door middel van de zogenaamde kabelploeg, die door de Landbouwkundige Afdeling van de Directie Wieringermeer was ontwikkeld. De ploeg maakte een sleuf, legde de kabel en dichtte de sleuf. Een arbeiderskamp was het eerste begin van de meeste dorpen in de Noordoostpolder. In Emmeloord, Marknesse en Ens lagen de kampen in het dorp. Bij de overige dorpen waren de kampen buiten de toekomstige bebouwde kom gesitueerd. Bronnen: Flevobericht 269; Driemaandelijk bericht betreffende de Zuiderzeewerken juli 1941.

Op kavel NH64 aan de Zuidwesterringweg werd één van de laatste barakkenkamp van de polder gebouwd. Hiervoor werden hoofdzakelijk barakken gebruikt die elders langzamerhand konden worden gemist. Kamp Urkervaart ging op 3 november 1947 open en bood onderdak aan 310 polderwerkers. Op het terrein van 150 x 180 m stonden drie woonbarakken die elk plaats boden aan zo 'n 100 arbeiders. De manschappenbarakken waren ingedeeld in 10 dagverblijven voor 8 of 10 man met bijbehorende slaapvertrekken en een waslokaal. De mannen leefden op kale houten vloeren en sliepen in houten kribben, twee boven elkaar. Strobalen dienden als matras. Naast de woonbarakken was er een kantine- en een keukenbarak. De kantine bestond uit een kantineruimte met toneelaccomodatie, een kantinewinkel en een woning voor de kantinebeheerder. Aan de keukenbarak was een kantoorruimte en een woning voor de kok/kampbeheerder gebouwd. Verder waren er twee rijwielbergplaatsen en vier zogenaamde privaten (toiletten). Naast het kampterrein stonden enkele dubbele gezinsbarakken waarin ambtenaren van de Directie Wieringermeer met hun gezinnen woonden. 

Een voormalig polderwerker beschreef later een gezinsbarak als volgt: "Een gezinsbarak moet je je voorstellen als een rijtjeshuis, maar dan helemaal uitgevoerd in hout. Ze waren wel vrij geriefelijk en ook wel behoorlijk ruim, een grote keuken, een grote kamer, drie slaapkamers, een slaapkamer met een wasbak. Heel vervelend was dat er in de woning geen watercloset was".

Bron: www.flevolandbovenwater.nl

In 1956 was de Directie Wieringermeer nabij kamp Urkervaart begonnen met de bouw van Tollebeek. In 1957 werden in de omgeving van het dorp de laatste landbouwbedrijven in de Noordoostpolder uitgegeven. Het ontginningswerk was afgelopen, de polderwerkers waren niet langer nodig. Op 10 augustus 1957 sloot kamp Tollebeek, zoals het ook genoemd werd. In afwachting van de eerste voorzieningen in het dorp bleven de barakken nog enige tijd in gebruik. De kantine deed tot 1962 dienst als kerkzaal. Andere barakken werden bewoond of gebruikt voor de school of als gymnastiekzaal. Op 18 december 1957 werd één van de dubbele gezinsbarak door de Directie Wieringermeer geschonken aan de plaatselijke voetbalclub en ijsclub en werd het houten gebouw verplaatst naar de Wildzang. In 1968 is de barak opgeknapt met materialen afkomstig van een identieke barak uit Luttelgeest. In 2005 - 2006 is de barak gerestaureerd. De renovatie was een gezamenlijk project van Tollebeekse verenigingen, Landschapsbeheer Flevoland, Vrienden van Schokland en het Nieuw Land Erfgoedcentrum in Lelystad en kostte ongeveer 100.000,- euro. Zestien oud pioniers zorgden op 29 juni 2006 voor de feestelijke onthulling van de barak die nu dienst doet als clubgebouw van Dart club Tollebeek. 

Pionierslaantje

Het 300 m lange pad dat door het dorpsbos naar de barak aan de Wildzang loopt kreeg 12 oktober 2020 de naam Pionierslaantje. Initiatiefnemer Jaap Naaktgeboren onthulde samen met wethouder Marian Uitdewilligen het straatnaambord. Naaktgeboren vond dat het pad een naam moest krijgen als herinnering aan Kamp Urkervaart, dat lag tussen de Pioniersbarak en de Zuidwesterringweg. Naaktgeboren gaf zijn idee aan bij Dorpsbelang die vervolgens de gemeente benaderde voor een straatnaambord. Bij besluit van 13 mei 2020 besloten B&W  tot vaststelling van de straatnaam Pionierslaantje te Tollebeek. Bij het straatnaambord komt ook een informatiepaneel met het historische verhaal.