Wandreliëf
Plaats: Espel
Locatie: Westrand 42-44
Kunstenaar: Harry op de Laak
Materiaal: beton
Jaar: 1961
Beschrijving:
Aan de Westrand staat het voormalig Protestants Kerkcentrum Una Sancta dat van 1961-1962 gebouwd is. De zaalkerk met vrijstaande toren is een ontwerp van architect Jan Heese. De kunstopdracht voor het interieur en het exterieur ging naar Harry op de Laak. De kunst van Op de Laak kenmerkt zich door het abstraheren van de figuratie. Voor de noordelijke muur van de kerkzaal maakte hij 8 glasappliquéramen die het scheppingsverhaal verbeelden. In de oostelijke muur van de kerkzaal bevindt zich een glasappliqué-in-beton dat verwijst naar de Drie-eenheid. In het midden is de hand Gods afgebeeld met daarboven een witte duif als symbool voor de H. Geest. Het werk bestaat uit vereenvoudigde, figuratieve elementen en abstracte kleurvlakken die zich laten lezen als wolken en lucht. De glasscherven zijn zo geplaatst dat er ronde, wolkachtige vormen zijn ontstaan. Aan de buitenkant van deze muur maakte Harry op de Laak een ajourreliëf. Het glasappliqué binnen en het kunstwerk buiten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor het reliëf, dat tegelijk met de wand gegoten werd, is het negatieve gietmodel direct in de gehele bekisting opgenomen. Nadat het beton was uitgehard is de bekisting verwijderd en werden eventuele gietnaden en -fouten weggevijld of -geslepen. Eventuele gietbellen en ongewenste holtes werden opgevuld. In het reliëf heeft Op de Laak 8 openingen uitgespaard zodat er licht valt op het glasappliqué in de kerkzaal. Aan de buitenkant vraagt de figuratie van het kunstwerk de aandacht terwijl binnen de lichtinval de intensiteit van de kleuren benadrukt.
Op de Laak had op de academie les gehad van Heinrich Campendonk die aan zijn leerlingen leerde dat wandkunst dienstbaar moest zijn aan de architectuur. Ook vond hij dat ruimtesuggestie of perspectief niet op hun plaats was voor een vlakke muur, omdat de muur dan niet meer vlak lijkt. Deze opvatting nam Harry op de Laak over. Het reliëf vertoont een tweedimensionaal lijnen- en vlakkenspel zonder een driedimensionale dieptesuggestie. De enige ‘ruimte’ die gesuggereerd wordt ontstaat doordat de figuren voor of achter elkaar gepositioneerd zijn. Het linkerdeel van het betonreliëf toont gestyleerde vliegende vogels, in het midden zien we de zon en in het rechterdeel zijn bomen en korenaren afgebeeld. De voorstelling refereert aan 'De Gelijkenis van de Zaaier', Mattheüs 13:3 en is tevens een religieuze verwijzing naar het droogleggen van de Noordoostpolder. In het bijbelverhaal vertelt Jezus het verhaal van een zaaier die gaat zaaien. Hij beschrijft alle omstandigheden waarin het zaad terecht kan komen; het zaad dat langs de weg valt en de vogels die het zaad oppikken, het zaad op steenachtige grond en de zon die het juist ontkiemde zaad verschroeit, het zaad dat in de dorens valt die het verstikken, en ook het zaad dat op goede aarde valt en vrucht geeft. Dit laatste heeft Op de Laak in het kunstwerk verbeeldt, het zaad dat valt in de grond van de Noordoostpolder. Want alleen het zaad dat in vruchtbare grond valt komt goed op en draagt vrucht. Het spreken in vergelijkingen was voor Jezus een volkomen natuurlijke manier van spreken, De zaaier zaait in het bijbelverhaal het woord van God. Er worden vier plaatsen genoemd waar het zaad terecht kan komen. Deze plaatsen stellen vier soorten mensen voor die elk op een verschillende manier reageren. Het zaad dat in goede aarde valt was voor Jezus het zinnebeeldig (symbolische) verhaal van de mensen die het woord horen en begrijpen en aan wie ook vrucht groeit.
Het was toentertijd vernieuwend dat in het Protestants Kerkcentrum monumentale kunst werd aangebracht. In de Protestante Kerk waren tot die tijd geen beelden of afbeeldingen aanwezig aangezien het woord het belangrijkste deel van de liturgie was. Oorzaak voor de wending was een pleidooi in het rapport ‘Beginselen van kerkbouw’ uit 1954. Het rapport heeft ertoe bijgedragen dat midden jaren vijftig de opdrachten voor protestantse kerkelijke monumentale kunstwerken groeiden en er in diverse nieuwe protestantse kerken monumentale kunstwerken zijn aangebracht. Onder monumentale kunst wordt de kunst verstaan die ontworpen is als onderdeel van een gebouw. De kunst was niet een toevoeging als het gebouw al klaar was, maar werd vanaf het begin mee ontworpen. Een belangrijke overweging voor het aanbrengen van beeldende kunst in de protestantse kerken was de onderwijzende betekenis. De beschouwing van de kunstwerken in het interieur van de kerk kunt u vinden in de beschrijving van de Una Sancta.
Kunstenaar
Henricus Maria Matthijs (Harry) op de Laak werd op 1 juni 1925 geboren in Venlo. Zijn eerste lessen kreeg hij van kunstschilder Sef Moonen (1906-1995). In 1945 verhuisde hij naar Amsterdam en schrieef zich in als leerling van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Hij ontving onder andere monumentaal kunstonderwijs van professor Heinrich Campendonk. In 1952 behaalde hij de Koninklijke subsidie voor jonge schilders. Na de afronding van zijn opleiding in 1951 profileerde Op de Laak zich als monumentaal kunstenaar. Harry op de Laak was geboeid door de diversiteit aan monumentale kunstvormen en heeft met veel verschillende materialen gewerkt. Hij maakte tot ongeveer 1963 betonreliëfs, glasappliqué, mozaiëken en wandschilderingen.
Op de Laak werkte tijdens de wederopbouwperiode als monumentaal kunstenaar. Harry op de Laak was één van de eersten die het betonreliëf, een lastige techniek, op groot formaat heeft uitgevoerd. Voor zo'n reliëf moet een muur gemaakt worden waarbij de vormen al in de gietvorm moesten worden aangebracht. Na het lossen van de bekisting bleef het reliëf in negatief in het vlak staan. Overal in Nederland werke Op de Laak als kunstenaar mee aan nieuwbouwprojecten. Hij kreeg veel monumentale opdrachten voor nieuwe protestantse kerken. Op de Laak zette zich in voor de samensmelting van moderne architectuur en hedendaagse kunst. Veel van zijn monumentale werken hebben een plek in of rondom gebouwen. Begin 1957 kwam Op de Laak op de tentoonstelling 'De Ark' in het Stedelijk Museum met een nieuwe techniek: glas-in-metaal in een non-figuratief kunstwerk. Hij gebruikte staal van scheepsplaten in plaats van lood of beton, waarmee hij bekendheid verworven had. De kunstenaar zaagde grote gaten in de platen en vulde de ruimten op met gesmolten glas. In 1977 maakte hij een gebrandschilderd raam voor de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Van 1973 - 1985 was hij hoogleraar voor monumentale en versierende schilderkunst aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Na zijn pensioen keerde hij terug naar Limburg en vestigde zich in Beesel waar hij zich richtte op de schilderkunst en grafiek.
Harry op de Laak overleed op 16 januari 2012 in verpleeghuis Horneheide in Horn op 86-jarige leeftijd. Hij werd op 18 september begraven op het kerkhof in Beesel.