Hoogwaterstenen 1916

Hoogwaterstenen 1916
Hoogwaterstenen 1916 Hoogwaterstenen 1916 Hoogwaterstenen 1916 Hoogwaterstenen 1916

Plaats: Schokland

Locatie: Middelbuurt en Oud Emmeloord

Maker: Rijkswaterstaat

materiaal: hardsteen

Jaar: 1916


Beschrijving:

Op 13 en 14 januari 1916 voltrok zich een watersnood rond de Zuiderzee. Een aanhoudende noordwestenwind had in de voorafgaande dagen het water van de Noordzee de Zuiderzee ingestuwd waardoor de waterstand al 30-70 cm hoger was dan normaal. Door een stormvloed, die samenviel met een hoge afvoer op de rivieren, braken in het westen van Overijssel op maar liefst 70 plaatsen de zee- en rivierdijken. Schokland overstroomde in korte tijd en het water kwam tot 2,70 m boven NAP. Het NAP is in de 17e eeuw ontstaan. In die tijd kwamen vaak overstromingen voor. Men wilde de stad Amsterdam beter beschermen tegen de zee en begon tussen september 1683 en september 1684 met het meten van de dagelijkse hoogste waterstanden in het IJ, dat in open verbinding stond met de Zuiderzee. De daaruit voortvloeiende gemiddelde hoogste vloedstand werd aangenomen als het 'STADSPEYL' oftewel het Amsterdams Peil, afgekort AP. Dit peil werd vastgesteld op '9 voet, 5 duym (2,67 m) beneden de Zeedijkse Hoogte' die was aangegeven door middel van een groef in marmeren merkstenen die in opdracht van de toenmalige burgemeester Johannes Hudde op 8 plaatsen in Amsterdam werden aangebracht. Bij Koninklijk Besluit van 18 februari 1818 werd het AP nulpunt tot landelijke norm verklaard. Toen de meetmethoden nauwkeuriger werden werd heel Nederland opnieuw opgemeten. Om verwarring te voorkomen werden de nieuwe metingen sinds 1891 uitgedrukt in Normaal Amsterdams Peil (NAP). Het nulniveau van het AP is gelijk aan het nulniveau van het NAP.

Door de hoge waterstand in de nacht van 13 op 14 januari was er op de zuidpunt van Schokland een levensbedreigende situatie ontstaan. Met angst en beven zag het gezin van lichtwachter Pieter Verschoor hoe de golven in korte tijd de peilschaal kopje onder deden gaan. Al spoedig stonden de vuurtoren en de woning midden in het water, dat even later de bijkeuken instroomden. Op de woonterp Emmeloord sloegen de golven over de noordelijke havendam, die 3,60 boven NAP lag, en werd een deel van de schutting voor de lichtwachterswoning weggeslagen. In de woning stond meer dan 10 cm water. Het westelijk deel van Emmeloord was vrijwel geheel overspoeld door het zeewater. Rijkswaterstaat was daar mede verantwoordelijk voor. Via stroomgaten kreeg de zee toegang tot het land. Rijkswaterstaat hoopte daarmee te bereiken dat er bij eb een vruchtbaar laagje slib zou achterblijven. Emmeloord verloor echter volledig haar achterland. Harm Smit vertelde later dat het ondiepe gebied zeer in trek was bij de paling en …..... bij hem. Op 28 september 1916 publiceerde Rijkswaterstaat een officieel verslag over de stormvloed. Dit verslag gaf de top in de waterstand weer in NAP: 2,70 m + NAP. Deze stand werd vastgelegd door de zelfregistrerende peilschaal die in 1876 bij de Zuidpunt geplaatst was.
 
Om een hoge stormvloedstand voor het nageslacht vast te leggen bracht men van oudsher aan een of meer goed gefundeerde bouwwerken een of meer vloedmerken aan. Ter herinnering aan de stormramp bracht Rijkswaterstaat rechts in de plint van de zuidelijke muur van de lichtwachterswoning een hardstenen hoogwatersteen aan waarin de datum 14 januari 1916 en de waterstand 2,90 m + AP gebeiteld is. Ook in de plint van de pastorie van de Waterstaatskerk op Middelbuurt memoreert een hoogwatersteen aan het uitzonderlijke waterpeil op 14 januari 1916. Hierop staat 3,05 m + AP aangegeven. Dat op de gevelstenen niet het NAP niveau is vermeld, maar het in 1891 afgeschafte AP niveau is te verklaren uit het feit dat Schokland niet meegenomen werd in de eerste nauwkeurigheidswaterpassing tussen 1875 en 1885. Pas in de winter van 1890-1891 werd het AP peil naar Schokland overgebracht. Een niet genormaliseerde hoogte bleef, tot het moment van corrigeren, aangeduid met AP. De waarden die bij het AP niveau staan blijkt op Schokland steeds weer 20 cm hoger te zijn dan dezelfde waterstanden die gerelateerd zijn aan het NAP niveau. Het lijkt erop dat het lokale 0-punt op Schokland het niveau van dagelijkse laagwater (eb) op de Zuiderzee is geweest, d.w.z. ongeveer 20 cm lager dan de dagelijkse vloed (volzee) in deze zuidoosthoek. Bronnen: Schoklanddoordeeeuwenheen.nl en De laatste jaren van een eiland, Almanak 1958-9-Schokland

In de publicatie Zuiderzee-Vereeniging: Weerlegging van de bezwaren van de heer E. den Herder, industrieel te Harderwijk (1930) lezen we op blz. 10 het volgende over de stormvloed van 1916: "De standen die toen zijn bereikt kennen we met groote nauwkeurigheid, omdat daar registreerende peilschalen zijn opgesteld. Deze instrumenten zijn zoodanig geplaatst dat zij geen hinder ondervinden van de golfslag, die de rechtstreekse waarneming moeilijk maakt. De gewone waarnemers werden ook belemmerd door de duisternis, want in stormseizoenen zijn de dagen kort en de nachten lang. En bij de allerzwaarste vloeden hebben ze wel wat anders te doen, dan naar de peilschalen te kijken. De instrumenten werken door onverschillig of een dijk op doorbreken staat, huizen op instorten staan en of er menschenlevens in gevaar zijn. Herhaaldelijk komt het voor dat waarnemingen aan een gewone peilschaal enkele decimeters fout zijn; dit blijkt wanneer ze met de diagrammen van de registreerende peilschalen kunnen worden vergeleken. De waarnemers treft geen blaam: het is volslagen onmogelijk om bij hevige golfslag in het donker een goede aflezing te doen". Dit kan de verschillende waterstanden op de hoogwaterstenen verklaren.

In 1916 steeg het water bijzonder hoog maar de stand van 1825 werd niet bereikt. Op 3 en 4 februari 1825 woedde er een uitzonderlijk langdurige storm, eerst uit het westen, later uit het noordwesten. Deze storm viel samen met springtij. Omdat de storm meerdere dagen duurde kreeg het water bij eb geen kans om zich terug te trekken met gevolg dat het water met de volgende vloed nog hoger kwam te staan. Het water op Schokland steeg tot 3,38 m boven AP, 20 cm hoger dan in 1916. Zo'n 1800 palen van de houten paalwering werden uit de zeebodem gerukt en dreven naar de Overijsselse kust waar ze enorme verwoestingen aanrichtten. In de houten kerk op Middelbuurt stond 83 el (cm) water en in de RK kerk op Emmeloord 1,40 el (m). De muren van laatstgenoemde kerk sloegen weg zodat het altaar, de banken enz. door de golven werden weggevoerd. Op de verschillende buurten spoelden 26 huizen weg en werden ruim 70 zwaar beschadigd. Eén man, vier vrouwen en acht kinderen verloren het leven. De waterstanden van 1825 zijn waarschijnlijk de hoogste standen ooit, in elk geval de hoogst gemeten standen.

De stormvloed van 1916 was cruciaal in de besluitvorming voor het indammen van de invloed van de Zuiderzee. Plannen voor afsluiting waren al enkele eeuwen daarvoor gemaakt, maar toentertijd was de technologie ontoereikend. Daar kwam in de tweede helft van de 19e eeuw verandering in. In 1886 werd de Zuiderzeevereniging opgericht die de ambitie had om de Zuiderzee geheel of gedeeltelijk in te polderen. Het doel van de Zuiderzeevereniging werd in 1918 bereikt toen de Zuiderzeewet op 14 juni in het Staatsblad werd afgekondigd.

Naast de steen die herinnert aan de stormvloed van 1916 zijn in de muur van de Waterstaatskerk en de pastorie ook twee Peilmerkstenen te vinden. Deze stenen vormen een vast referentiepunt om op een andere plek exact de hoogte van iets te kunnen bepalen. Peilmerkstenen mogen niet verward worden met de hoogwaterstenen die bij een overstroming het hoogste waterpeil aangeven.