Grafmonument kerkruïne Ens
Plaats: Schokland
Locatie: Ruïnepad, Zuidpunt
Maker:
materiaal: Marmer
Jaar: 2003
Beschrijving:
In de 14e eeuw werd op de zuidpunt van het latere eiland Schokland een rooms-katholieke kerk gebouwd dat het kerkje moest vervangen dat 700 meter zuidelijker lag en wegens overstroming werd afgebroken. De kerk was met het priesterkoor naar het oosten gericht. Eén van de oudste traditie in het christelijk geloof was het begraven in of rond de kerk. In de middeleeuwen werden de doden met het gezicht naar het oosten ter aarde besteld, vanwaar men de wederkomst van Christus verwachtte. Op Ens vonden de overledenen hun laatste rustplaats onder de vloer van de kerk. Drenkelingen en slachtoffers van epidemieën werden buiten de kerk begraven. De gewoonte de doden in de kerk ter aarde te bestellen had voor de kerkgangers minder leuke gevolgen. De graven waren nooit echt luchtdicht afgesloten zodat, vooral de eerste vier weken na de begrafenis, een doordringende rottingsgeur door de vloer de kerk binnen kwam. In 1795 werd het omwille van de hygiëne officieel verboden nog langer doden in de kerk te begraven. Toch kwam het voor dat, nadat de Fransen in 1813 vertrokken waren, er af en toe weer in de kerk begraven werd. Maar vanaf 1 januari 1829 was het bij Koninklijk Besluit echt niet langer toegestaan.
In de 16e eeuw leidde de reformatie tot scheuring van de rooms-katholieke kerk. Op de eilanden Ens en Emmeloord was aanvankelijk weinig van de hervormingen te merken. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) vochten de watergeuzen aan de zijde van de opstandelingen tegen Spanje. Zij hielden regelmatig roof- en plundertochten om de katholieken het leven zo zuur mogelijk te maken. In 1572 voerden zij een eerste aanval op Vollenhove uit, waarbij naast kerkschatten ook pastoor Johan Vuyst en zijn kapelaan werden meegenomen. Op de terugtocht plunderden de watergeuzen de kerk op Emmeloord en namen de luidklok mee, die in 1495 gegoten was door Geert van Wou. Vier jaar later, in 1576, ging pastoor Simon Janszoon van Ens over tot het calvinisme. Toen in 1717 een nieuwe kerk op de Middelbuurt gebouwd was, werd het kerkje op de zuidpunt gesloten maar bleef wel als kerkhof in gebruik. Het kerkje raakte in verval. In 1821 werden de laatste stukken muur tot op de fundering afgebroken. Op een kaart van omstreeks 1820 wordt op het zuidpunt de ligging van het kerkje als ‘Oud kerkhof’ aangeduid. Uit de kadastrale gegevens van 1832 blijkt dat de oppervlakte van de kerkruïne/kerkhof 310 m² bedroeg. Nadat de Schokkerbevolking het eiland in 1859 had verlaten bleven de doden op de dodenakker achter.
In opdracht van de op 5 november 1936 opgerichte ‘Stichting voor bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders’ werden de stoffelijke resten van de Schokkers, die in de kerkruïne begraven lagen, opgegraven. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de uitvoering van het project, dat in het voorjaar van 1940 gepland was, opgeschort. Uiteindelijk kon de opgraving van 16 juli tot 15 augustus 1940 plaatsvinden. Het graafwerk, ten behoeve van het onderzoek door het Anatomisch-Embryologisch Laboratorium van de Universiteit van Amsterdam, werd onderleiding van de antropoloog dr. Arie de Froe (1907-1997) uitgevoerd door 10 geneeskundestudenten. De 148 skeletten zouden uniek materiaal bieden om onderzoek te doen naar kenmerken van de oer-Nederlander. Verondersteld werd dat de oude raskenmerken nog herkenbaar moesten zijn omdat eilandbewoners door hun isolement meestal onvermengd bleven. Maar kort na de opgraving veranderden de wetenschappelijke inzichten en de beenderen belandden op de zolder van het Anatomisch laboratorium aan de Mauritskade in Amsterdam. In 1984 verhuisde het laboratorium naar het Academisch Medisch Centrum (AMC) in de Bijlmer.
De Schokkervereniging heeft zich ingespannen om de resten van hun voorvaderen naar Schokland terug te brengen. In 1986 heeft historicus Bruno Klappe (1951) bij prof. de Froe geïnformeerd naar de resultaten van het onderzoek. Hij kreeg te horen dat er helemaal geen rapport was omdat het onderzoek nooit was afgerond. Klappe deed daarom een oproep: "Breng onze voorouders terug naar de plaats waar ze thuis horen". Hij pleitte voor herbegraving op Schokland van de destijds weggevoerde beenderen. Dat was nogal ingewikkeld in verband met de Wet op de lijkbezorging. Uiteindelijk is het gelukt om overeenstemming te bereiken met het AMC.
Door het niet onderhouden en onkundig uitvoeren van eerdere herstelwerkzaamheden waren de muren van de kerkruïne in een deplorabele toestand. In 2000 gaf de gemeente Noordoostpolder een monumentenvergunning aan de Regionale Directie Domeinen IJsselmeerpolders voor het restaureren van de kerkruïne en het aanleggen van een zogenoemde knekelput, een verzamelgraf. Tijdens de restauratie in 2002 zijn 5 nieuwe betonnen grafkelders in de overblijfselen van de Enserkerk geplaatst. Zodoende konden de eerste stoffelijke resten in december 2002 naar het voormalig eiland terugkeren. Op 7 mei 2003 werd het laatste skelet herbegraven in het hart van de
kerkruïne. Tijdens een officiële plechtigheid lieten twee leden van de begrafeniscommissie, gestoken in de klederdracht van hun voorouders, de kist met beenderen in de grafkelder zakken. Cees van Leeuwen, demissionair staatssecretaris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, onthulde een marmeren gedenksteen ter ere van de 148 Schokkers van wie de skeletten in 1940 naar Amsterdam verhuisden. "De missing link is terecht. Schokland heeft het aan de vrienden (Schokkervereniging) te danken, dat de beenderen nu eindelijk kunnen rusten in gewijde grond" aldus Van Leeuwen. De grafsteen is mede opgericht als eerbetoon aan alle Schokkers die noodgedwongen elders hun laatste rustplaats hebben gevonden. Op de steen is het eiland Schokland afgebeeld met links daarboven een Latijns kruis, het symbool voor het christelijk geloof dat verwijst naar de kruisdood van Christus.
Klik
hier voor meer informatie.