Gedenkplaatje A.J. Knipmeijer
Plaats: Emmeloord
Locatie: Harmen Visserplein
Kunstenaar:
Materiaal: staal
Jaar: 1967
Beschrijving:
Op het Harmen Visserplein staat 'de onderduikersbank'. De door kunstenaar Wim van Doorschodt ontworpen bank is door het Onderduikerscomité aan de bevolking geschonken als monument voor de onderduikers en verzetsstrijders die in de Tweede Wereldoorlog in de Noordoostelijke Polder, destijds de werknaam van de Noordoostpolder, actief waren. Naast de bank ligt in de bestrating een gedenkplaatje met daarop de tekst:
De nieuwe, vaak moeilijk begaanbare Noordoostelijke Polder heeft een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse oorlogsgeschiedenis. Niemand mocht zonder 'toegangsbewijs' in de polder werken. Op 19 augustus 1942 stond in verschillende landelijke dagbladen het volgende: "Na 24 Augustus a.s. zal ieder, die zich zonder toegangsbewijs in den Noordoostelijken polder bevindt, daaruit kunnen worden geweerd. De toegangsbewijzen worden uitgereikt op formulieren volgens nieuw model (formaat persoonsbewijs). Alle bewijzen van ander model zijn na 1 September 1942 ongeldig. Elk bewijs moet zijn voorzien van het stempel van één der beide diensten, te weten den dienst der Zuiderzeewerken, Heerengracht no. 2, te 's-Gravenhage en de directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken), Postbus 56, te Zwolle, en van de handteekening van den tot uitreiking bevoegden ambtenaar; het geldt slechts gedurende de op het bewijs vermelde periode. Voor het betreden van den dijk wordt afzonderlijk vergunning verleend, waartoe alleen de kantoren der Zuiderzeewerken, hieronder vermeld onder a tot en met e bevoegd zijn. […]"
Desondanks hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog meer dan 20.000 mannen in de NOP ondergedoken gezeten. Albert Johannes (Bert) Knipmeijer speelde een grote rol in het Nederlands Onderduikers Paradijs zoals de polder destijds genoemd werd. Knipmeijer werd op 24 november 1912 in Hoogeveen geboren, Na de ULO deed hij een boekhoudkundige opleiding en vervolgens een opleiding voor accountancy. In 1931 ging hij werken bij de NV Grondmij en trad op 1 augustus 1932 als boekhouder in dienst bij de Cultuur-mij "de Wieringermeer" in Alkmaar. Al snel werd hij bevorderd tot administratief ambtenaar 2e klas en in deze functie was hij jaren chef de bureau van het Terpkantoor. Toen de Noordoostelijke Polder droogviel verhuisde Albert Knipmeijer met de Directie Wieringermeer mee naar Zwolle en later werd de Cultuurtechnische Afdeling van de Directie Wieringermeer afd. Noordoostpolderwerken gehuisvest aan de Molenstraat 28 in Kampen. Als hoofd administratie en personeelszaken redde Knipmeijer vele onderduikers door ze onder te brengen in de Noordoostpolder. Daarnaast heeft hij mannen die aan de Arbeitseinsatz, de tewerkstelling in Duitsland, wilde ontkomen aan een onderduikadres in de polder geholpen door op grote schaal met hun persoonsgegevens te frauderen. Als hoofd personeelszaken had Albert Knipmeijer officieel niets te maken met het aannemen van arbeiders voor de polder. Uitsluitend de Heidemij, aannemers en arbeidsbureaus mochten werkkrachten naar de Noordoostelijke Polder sturen. Maar Knipmeijer trok zich daar weinig van aan. Hij toonde zich met genoegen bereid om personen die voor lange of korte tijd een onderduikadres zochten een plaats te bieden in 'zijn polder'. In juni 1942 werd de eerste onderduiker in de polder te werk gesteld. De Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) en andere, kleinere verzetsgroepen wisten Knipmeijer snel te vinden. Hij sprak met de verzetsorganisaties wachtwoorden af waarmee zij hun mensen konden sturen. Elke organisatie kreeg een eigen wachtwoord dat iedere week veranderd moest worden. Tenslotte werden de namen van alle dichters, schilders en boomsoorten afgewerkt. Het Kamper verzet zorgden voor stam- en distributiekaarten, valse stempels en persoonsbewijzen.
Vanwege het arbeidstekort kon Knipmeijer zonder veel moeite mensen aan het werk helpen. Hoe belangrijk de bezetters het werk in de polder vonden bleek bij het uitblijven van sancties voor deelnemers aan de april-meistaking van 1943. Op 29 april 1943 verscheen er in de dagbladen een oproep van de opperbevelhebber van de Duitse bezettingstroepen in Nederland, generaal Friedriech Christiansen, aan bijna 300.000 leden van het voormalige Nederlandse leger. Ze zouden allemaal in Duitse krijgsgevangenschap moeten. De Duitse bezetters zagen twee voordelen in die maatregel, ten eerste bezorgden het Duitsland arbeidskrachten en ten tweede ontdeed het Nederland van weerbare mannen die het verzet konden versterken. Overal in Nederland braken spontaan stakingen tegen de gedwongen arbeidsinzet uit. Studenten die weigerden de loyaliteitsverklaring te tekenen, ex-militairen en mannen die de Arbeitseinsatz vreesden meldden zich massaal aan als arbeider in het 'Nederlands Onderduikers Paradijs'. Dit waren niet altijd de meest geschikte personen, maar zonder naar referenties te vragen hielp Knipmeijer, samen met enkele van zijn naaste medewerkers, deze mensen aan een 'Ausweis'. Bron: Kronieken van het nieuwe land. Op het Ausweis stond de tekst: "Hiermede wordt verklaard dat [naam, geboortedatum en geboorteplaats] ten behoeve van de voedselvoorziening in den Noordoostpolder werkzaam is en dientengevolge is vrijgesteld van arbeitsinzet in Duitsland". Deze mededeling stond ook in het Duits vermeld, met een 'klein' verschil dat in deze vertaling 'vorlaufig freigesteld' stond, wat 'voorlopig vrijgesteld' betekent.
Knipmeijer begreep heel goed dat de Duitsers uit puur eigenbelang het gebeuren in de polder oogluikend toelieten en putte daaruit kracht om door te gaan. Hij was voorzichtig en weigerde om zelf actief lid te worden van een 'ondergrondse organisatie', omdat hij meende 'bovengronds' meer te kunnen bereiken. Knipmeijer voelde zich persoonlijk verantwoordelijk voor de vele onderduikers die door zijn toedoen in de polder zaten en weigerde hun levens in gevaar te brengen door aan illegale activiteiten deel te nemen. De Duitsers waren allang op de hoogte van wat er gaande was. Dat blijkt uit een rapport van de Sicherheitspolizei aan de Sicherheits Dienst (SD) in Arnhem. "Sinds lange tijd is het een openbaar geheim dat een genootschap, dat de drooglegging van de Zuiderzee op zijn programma heeft staan en welke de naam 'Noordoostpolderwerken' draagt, in verkapte vorm de verordeningen van de Rijkscommissaris saboteert, respectievelijk niet in acht neemt. In de laatste maanden kwam een groot aantal meest jonge mensen uit de betere standen (deels studenten, technici enz) naar Kampen/Overijssel en liet zich in het arbeidsbureau ... door de daar werkzame Nederlander Knipmeijer aan werk helpen. Aangesteld werd vrijwel iedereen, ook al was hij maar net geschikt voor het werk. De mannen waren hierdoor onttrokken aan de arbeidsinzet naar Duitsland [...] Verder doet in welingelichte kringen het gerucht de ronde dat in de NOP nog een aantal joden werk heeft gevonden". Bron: Het Vrije Volk, 24-12-1986
Maar begin 1944 wankelde het 'paradijs'. Op 2 februari 1944 werd Knipmeijer door de Duitsers gearresteerd. Zodra hij bij de Sicherheitsdienst in Arnhem gevangen zat probeerden allerlei instanties om hem vrij te krijgen. Na een maand werd hij vrijgelaten door tussenkomst van wijnhandelaar Jan Willem Siebrand (1899-1970) uit Kampen. De reden waarom is niet bekend, maar vermoedelijk hebben argumenten van de voedselvoorziening de doorslag gegeven of wellicht steekpenningen. Kort voordat Knipmeijer gevangen werd genomen had hij met 'De Top', de landelijke leiding van de Knokploegen, vergaderd. Zij drongen er bij Knipmeijer op aan lid te worden van de LO-LKP. Na zijn arrestatie gaf hij hieraan gehoor en werd commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in de Noordoostelijke Polder. In september werd hij weer opgepakt en voor 24 uur vastgezet. Dit was voor Knipmeijer de aanleiding om onder te duiken. Op verschillende adressen heeft hij zich schuil gehouden o.a. bij de familie Siebrand in huis en in diverse barakken in de Noordoostpolder. Tijdens de grote razzia in november zat hij ondergedoken in de difterie-barak van het ziekenhuisje voor polderwerkers in Vollenhove.
Op 17 april 1945 werd de Noordoostelijke Polder door de Canadese 8e Brigade bevrijd. Een dag later droeg Knipmeijer als commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in de Noordoostelijke polder, tijdens een korte ceremonie, het gezag over aan landdrost ir. Sikke Smeding. Het grote bevrijdingsfeest werd gevierd op 31 mei. Ir. Smeding hield een toespraak. Hierin zei hij o.a.: "Een woord van dank aan de verzetsbeweging mag op deze plaats zeker niet achterwege blijven. Evenmin een woord van dank aan allen, die daarbij een grootte rol hebben gespeeld. Bijzonder hulde moet worden gebracht aan den dapperen Commandant der N.B.S., de heer Knipmeijer. Het zal u allen een genoegen zijn te vernemen dat het plein te Emmeloord in het vervolg zal worden genoemd het Knipmeijerplein". Bron: de Oprechter Steenwijker Courant. Het plein heeft zeer kort zijn naam gedragen. Op 14 november 1945 schreef Knipmeijer aan Smeding: "Van tevoren geheel onkundig van deze naamgeving en wetende, dat U met deze daad de gehele polderillegaliteit Uw erkentelijkheid hebt willen betuigen, heb ik toen niet de moed gehad voor de eer te bedanken, hoewel het m.i. juister ware geweest aan het plein den naam van een onzer gesneuvelde illegale strijders te verbinden". Mede door zijn toedoen werd het belangrijkste plein van Emmeloord vernoemd naar de op 16 april 1945 omgekomen politieman Harmen Visser. Later bleek dat de drie leiders van het verzet in de Noordoostpolder, Albert Knipmeijer, Wiebe Soetendal en Henk Nijenhuis samen hadden afgesproken dat zij na de oorlog geen onderscheidingen zouden aannemen. Zij hadden als burger van Nederland niet meer dan hun plicht gedaan.
Na de oorlog werd Albert Knipmeijer benoemd tot hoofd van de Afdeling Kampbeheer. Maar hij kon niet verdragen dat zo'n 800 NSB'ers in 'zijn polder' werden ondergebracht. Op 26 augustus 1948 nam hij afscheid van de Directie Wieringermeer en trad per 1 september in dienst bij wijnhandel W.J. Siebrand in Kampen als hoofdvertegenwoordiger. Hij dook onder in de anonimiteit. Albert Knipmeijer overleed op 6 mei 1971 op 59-jarige leeftijd. Om zijn nagedachtenis in ere te houden is de hoofdontsluitingsweg van de wijk De Erven naar hem vernoemd. Oudste zoon H.H.A. Knipmeijer en de oudste kleindochter Ingrid onthulde op 5 mei 1995, de dag dat 50 jaar bevrijding van Nederland werd gevierd, het straatnaambord A.J. Knipmeijerlaan. De laan was er nog niet, maar zou komen in de nieuwbouwwijk de Erven en uitmonden op de Hannie Schaftweg. Met de onthulling uitte de gemeente Noordoostpolder namens de bevolking haar grote waardering voor de verzetsdaden, die Knipmeijer als leider van het verzet in de Noordoostelijke Polder heeft gepleegd en voor het verlenen van hulp aan mensen die in de polder wilden onderduiken. Onder de gasten tijdens de plechtigheid was Robert Max (Bob) Harrah, die op 4 juli 1944 gedwongen een noodlanding in de Noordoostpolder moest maken nadat twee motoren van zijn Boeing B-17 'Paragon' waren uitgevallen. Harrah was, samen met zijn vrouw, enkele dagen terug in de Noordoostpolder om te herdenken en het bevrijdingsfeest te vieren. Een kleinzoon van Albert Knipmeijer zei tegen Harrah: "Mijn grootvader deed het niet uit dankbaarheid en ook niet vanwege de middelen. Hij had de middelen om belangrijke dingen te doen en hij deed ze dan ook". De weduwe Knipmeijer kon niet bij de onthulling aanwezig zijn omdat zij met een maagbloeding in het ziekenhuis van Harderwijk lag.
Op donderdag 30 april 2015 is op het Koeplein in het centrum van Kampen een gedenkteken voor Albert Johannes Knipmeijer onthuld in het bijzijn van nazaten van de verzetsman en de burgemeesters van Noordoostpolder en Kampen.