Windwijzer Verlosserkerk

Windwijzer Verlosserkerk
Windwijzer Verlosserkerk Windwijzer Verlosserkerk Windwijzer Verlosserkerk Windwijzer Verlosserkerk Windwijzer Verlosserkerk Windwijzer Verlosserkerk Windwijzer Verlosserkerk Windwijzer Verlosserkerk

Plaats: Marknesse

Locatie: Sluis 1-5

Maker:

materiaal: koper

Jaar: 1955


Beschrijving:

De Verlosserkerk, gebouwd naar een ontwerp van architect Ferdinand Jantzen, werd op 4 augustus 1955 in gebruik genomen. De 21 m hoge vierkante toren wordt bekroond door een windwijzer in de vorm van een pijl. De pijl als windwijzer is ontwikkeld uit het torenkruis. In de 18e eeuw werd de dwarsbalk van het kruis in veel gevallen van een naar het noorden wijzende punt voorzien. In de 19e eeuw werd de pijl zo gemaakt dat hij vrij kon draaien om de standerd. De pijl heeft een versiering in de vorm van een middeleeuws koggeschip.

De kogge op de windwijzer heeft een tweeledige betekenis. Enerzijds is de kogge op de toren het zinnebeeld van 'de Kerk'. De uitdrukking 'het schip der kerk', de beeldspraak waarin de Kerk als een schip wordt voorgesteld, voert terug naar de evangelieteksten in het Nieuwe Testament. In deze teksten symboliseert het schip der Kerk, de gemeenschap der gelovigen drijvend op de wereldzee. In de bijbelse verhalen vertegenwoordigt het water van de zee de chaos en de moeite van het leven. Het schip vaart over de golven wat wil zeggen dat de Kerk boven de problemen staat.

Anderzijds verwijst de kogge naar het verleden, toen op de plek waar de Verlosserkerk op de drooggelegde bodem gebouwd is, nog schepen op de Zuiderzee voeren. Het koggeschip is vooral bekend geworden als vrachtvaarder van de Hanze. Al rond 1200 voeren vanuit Kampen en Harderwijk koggen naar de Oostzee. De kogge was gebouwd op een kiel. De platte bodem zorgde voor veel laadruimte. Het scheepstype had een betrekkelijk steile voor- en achtersteven en een gesloten dek. De tuigage bestond uit een zware midscheepse mast die een vierkant razeil droeg. De houten boegspriet werd gebruikt als uithouder voor de boelijnen van het zeil. Door zijn typische bouw had de kogge een enorme drijfkracht en laadvermogen. Aan het eind van de 12e eeuw werden koggen versterkt met een mastkorf en een opbouw op de voor- en achterplecht, het 'kasteel' genaamd. Deze deden dienst als uitkijkpost en als bescherming tijdens conflicten. Op de bodem van de voormalige Zuiderzee zijn na de drooglegging van Flevoland een groot aantal koggen opgegraven. Het eerste scheepswrak van een kogge werd in februari 1944 nabij het huidige Marknesse op kavel NM107 gevonden. In 2007 stuitte men tijdens het graven van een waterpartij op het terrein van Brennels Buiten op een kogge uit de 14e eeuw. In het verslag van deze opgraving, Grondsporen 27, 'Het vlak van een kogge-schip bij Kraggenburg (Flevoland)', is te lezen: "De kogge-achtige schepen zijn vooral gebruikt als handelsschip, vaak voor het vervoer van bulkgoederen. Ze werden gebruikt voor handelsreizen tussen het Europese vaste land en Groot- Brittannië en Ierland en ze voeren natuurlijk tussen de Lage Landen, Scandinavië, Noord-Duitsland, Polen en de Baltische Staten. Daarnaast is bekend dat de koggen ook werden ingezet tijdens de kruistochten, om pelgrims en kruisvaarders naar het Middellandse zeegebied en het Nabije Oosten te transporteren". Verwijst het Latijns kruis op het razeil van de kogge op de windvaan van de Verlosserkerk naar de kruisvaarders die tussen 1096 en 1272 het Heilige Land Palestina wilden 'verlossen' van de islamitische overheersing? De kruisvaarders gebruikten het Christelijke kruis als symbool op hun kleding en op de zeilen van hun schepen. 

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het dorp Marknesse in 2017 is het jubileumboek 'Marknesse in 75 verhalen' uitgegeven. Op pagina 124-125 lezen we onder de kop 'Kerksymboliek' dat een onafhankelijk deskundige in het zeilschip op de toren van de Verlosserkerk een karveel herkent, een middelgroot zeeschip dat is afgeleid van de hulk. Het belangrijkste kenmerk van een karveel is de plaatst van de mast, op één derde van de voorsteven, waardoor dit type schip wendbaarder was dan zijn voorgangers. Bij de windvaan is echter een vrijwel midscheepse plaatsing van de mast te herkennen, wat wijst op een kogge. 

Kerktorens lopen bij onweer een risico om door een blikseminslag getroffen te worden. Soms met het gevolg dat de kerk afbrandt. In 1783 werd de Sint-Martinuskerk in Doesburg als eerste Nederlandse kerktoren door Cornelis Krayenhoff, een autoriteit op het gebied van elektriciteit en bliksemafleiding, van een bliksemafleider voorzien. De kerk was toe aan een bliksemafleider, want in 1547 en 1717 vloog het kerkgebouw in brand door blikseminslag. Maar in de 18e eeuw heerste er in het Calvinistische Nederland het bijgeloof dat onweer, donder en bliksem gerechtigheden van God waren. Het plaatsen van een bliksemafleider was voor diepgelovige dan ook een poging om de schepping van God te verbeteren, wat men hoogmoed vond. In 1836 bleven de Sint-Martinuskerk en andere hoge gebouwen die een bliksemafleider hadden, tijdens een felle onweersbui gespaard terwijl andere torens wel door de bliksem getroffen werden, met alle gevolgen van dien. Hierdoor gingen de kerkbesturen toch het belang van een bliksemafleider inzien. In 1838 werd de Martinitoren in Groningen van een bliksemafleider voorzien, waarna vele kerken volgden. Tegenwoordig zijn bijna alle kerktorens met een bliksemafleider uitgerust. De windwijzer op de toren van de Verlosserkerk is gecombineerd met een bliksemafleider. Daarom steekt de 'mast' van de kogge ver boven het zeilschip uit. De windwijzer is gemaakt van roodkoper. Het meest kenmerkende van dit materiaal is dat de rode kleur van het koper na verloop van tijd overgaat naar groen. Op het materiaal vormt zich door de buitenlucht een oxidelaag die dan meteen de beschermlaag is. Ook de koperen pirons op de hoeken van de balustrade van het balkon zijn van bliksemafleiders voorzien.

In oktober 2023 constateerde ik dat de windwijzer niet meer op de kerktoren staat.