Wandreliëf de Ducdalf

Wandreliëf de Ducdalf
Wandreliëf de Ducdalf Wandreliëf de Ducdalf Wandreliëf de Ducdalf

Plaats: Creil

Locatie: 't Laantje

Kunstenaar: Henk Huig

Materiaal: gekleurd cement

Jaar: 1957-1958


Beschrijving:

Op de hoek van het Keggehof en ’t Laantje staat het voormalig café-restaurant ‘De Ducdalf’ dat tussen 1957 en 1958 gebouwd is naar ontwerp van de Amsterdamse architect Jacob Dunnebier (1904-1988). De officiële opening van het café-restaurant, de laatste in de rij in dorpen van de Noordoostpolder, is op 24 oktober 1958 namens de Directie Wieringermeer verricht door de heer J. Giesen. Het is een traditionalistisch vormgegeven gebouw met tweelaagse woning en een aangrenzende, langgerekte gemeenschapszaal. Het Openbaar Lichaam De Noordoostelijke Polder wilde het gemeenschapsleven in de dorpen stimuleren en heeft een subsidie verstrekt voor het bouwen van de zaal. In de Ducdalf is menig dorpsfeest gehouden en zijn de toneel- en carnavalsvereniging opgericht. Dunnebier heeft in opdracht van brouwerij d'Oranjeboom in Rotterdam vier café-restaurants in Noordoostpolder gebouwd. Twee nagenoeg identieke gebouwen staan in Tollebeek en Creil en ook in Nagele heeft een café-restaurant van de hand van Dunnebier gestaan, dat in 2014 gesloopt is.

In het kader van de percentageregeling beeldende kunst werd een percentage van de bouwkosten van de gemeenschapszaal gereserveerd voor een kunstwerk. Op de zijgevel van de zaal werd een verzonken reliëf in de sgraffito techniek aangebracht. Het maken van sgraffito was redelijk goedkoop door de materialen kalk, zand en cement. Ook was het ongecompliceerd en had het een korte productietijd. In eerste instantie werd het kunstwerk toegeschreven aan Nicolaas Wijnberg. Maar dit werd weerlegd. De sgraffito is ontworpen door kunstenaar Henk Huig die zijn ontwerp liet uitvoeren door stukadoor Jacobus Schmidt (1916-2001). Schmidt heeft het oppervlak van de muur bepleisterd met drie op elkaar geplaatste langzaam drogende cementagen; donkergrijs en wit onder een zandkleurige deklaag. Elke laag moest worden opgeruwd om de volgende laag te laten pakken. Belangrijk was dat de verschillende lagen overal even dik waren wat het inkrassen makkelijker maakte. Nadat alle lagen aangebracht waren, heeft Schmidt op de (vrijwel) droge buitenste laag de tekening aangebracht. Vervolgens heeft hij de voorstelling tot de gewenste diepte, de gewenste kleur, ingekrast en weggeschrapt. Schmidt moest het reliëf in één keer afmaken omdat het cement na 24 uur te hard was om nog te kunnen bewerken. (Met dank aan Henk Schmidt voor de verstrekte informatie)

Het tafereel verwijst naar het Zuiderzeeverleden. Op de voorgrond is een dukdalf afgebeeld, verwijzend naar de naam van het voormalig café-restaurant. Bovenop de paal zit een meeuw en in de verte vaart een vissersschip. De term dukdalf (oude schrijfwijze ducdalf) is waarschijnlijk een verbastering van 'duque d'Alba', wat dan weer Middelnederlands is voor 'hertog van Alva'. Tijdens de tachtigjarige oorlog (1568 - 1648) gooiden de watergeuzen o.a. in Den Briel hun trossen om de meerpalen en riepen daarbij 'duc d'Albe' omdat zij ook graag de strop om de nek van deze, door koning Filips II naar de opstandige Lage Landen gestuurde hertog wilden gooien. Zo ontstond het begrip dukdalf, een in het water geplaatste constructie van zware houten palen voor het afmeren van schepen.

Kunstenaar

Hendricus (Henk) Huig werd op 30 juni 1934 in Amsterdam geboren. Hij volgde zijn opleiding aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam waar hij les had van graficus en illustrator Ap Sok, tekenaar, grafisch ontwerper en illustrator Lex Metz en schilder en beeldhouwer Johan van Zweden. Huig studeerde in 1955 af en vertrok voor korte tijd naar Skandinavië. Henk Huig is graficus, tekenaar en schilder. Hij heeft een ontwikkeling doorgemaakt die hem van de grafiek afbracht. Via collages kwam de kunstenaar tot het maken van gouaches, waarmee hij in 1960 begon.

In 1967 ontving Huig de Amsterdamse Havenprijs voor een uit stripachtige onderdelen samengesteld doek waarop vele kanten van haven en water ironisch bekommentarieerd werden. Hoewel Henk Huig in het begin vaak natuurgetrouwe weergaves maakte, werd zijn stijl met de jaren losser. Zijn geliefde onderwerp is met name de grote weidse ruimte aan de stadrand en de verlatenheden van emplacementen en brokkelige stadsgedeelten. De verlatenheid en eenzaamheid wordt versterkt door het feit dat Huig nooit mensen op de schilderijen afbeeldt. Hij vindt mensen te beweeglijk en te onrustig, terwijl hij juist iets anders wil bereiken met zijn kunstwerken. Huig speelt graag met de hoogte en diepte. Aangezien Nederland zo plat is, moet hij de diepte zelf vaak bewerkstelligen door de exacte weergave te veranderen en bijvoorbeeld bepaalde gebouwen naar voren te halen en andere juist hoger of lager te schilderen. Wat daarnaast opvalt is dat hij extra’s toevoegt aan het kunstwerk. Hij schildert kerktorens op plekken waar helemaal geen kerk zichtbaar is, of hij schildert een verdieping extra op een gebouw. Ook tekent hij vaak bouwwerken in de compositie die honderd meter naar links of rechts staan van zijn standplaats en dus eigenlijk niet daar thuis horen. Zelf zegt hij hierover: "Ik teken dan een bepaalde plek en de gebouwen of lege ruimten die me niet aanstaan vul ik op met een gebouw dat me wel aanstaat". Overigens staan zijn schilderijen hierdoor in schril contrast met de etsen en tekeningen die volledig historisch-topografisch correct zijn. Bron: hart.amsterdam

Henk Huig was van 1974 tot 1988 als docent klassiek schilderen, tekenen en grafiek verbonden aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en begeleidde studenten van de Amsterdamse schildersgroep 'Veronese'.